Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest, vierde kwartaal 2024

Over deze publicatie

In opdracht van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) stelt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) na afloop van elk kwartaal van 2024 een berekening op van de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. De kwartaalrapportages vormen de basis voor een driemaandelijks ijkmoment.
Deze rapportage is de vierde kwartaalrapportage van 2024 en bevat een momentopname van de fosfaat- en stikstofexcretie naar de stand van de rundveestapel op 1 januari 2025.

1. Inleiding

In opdracht van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) maakt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) na afloop van elk kwartaal van 2024 een prognose van de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. Het gaat om momentopnames waarbij de omvang van de rundveestapel na afloop van elk kwartaal gebaseerd wordt op het actuele aantal dieren in het Identificatie & Registratiesysteem (I&R). 

In het kader van de stikstofproblematiek hebben de overheid en verschillende sectorpartijen in de melkveehouderij in 2021 afgesproken om op sectorniveau het ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen in de komende jaren stapsgewijs te verlagen met als streefdoel maximaal 160 gram ruw eiwit per kilogram droge stof in 2025 . Op verzoek van het ministerie van LVVN en sectorpartijen is een prognose van het ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen aan de rapportage toegevoegd. 

De voorliggende rapportage is de vierde kwartaalrapportage van 2024. In hoofdstuk 2 is een prognose opgenomen van de fosfaat- en stikstofexcretie in 2024 naar de stand van de rundveestapel in het I&R-register op 1 januari 2025. In hoofdstuk 3 is een prognose gegeven van het ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen in 2024. 

Bij het opstellen van de berekeningen is zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek die het CBS hanteert voor de reguliere jaarlijkse verantwoording over de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel aan de Europese Commissie. 

1) Zie: Kamerstukken.

2. Fosfaat- en stikstofexcretie

2.1 Fosfaat- en stikstofexcretie met rundveestapel op peildata I&R

Na afloop van elk kwartaal wordt op basis van beschikbaar gekomen nieuwe en actuele gegevens een berekening opgesteld van de totale fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. De methodiek sluit aan bij de geharmoniseerde rekenmethodiek die door het CBS wordt toegepast (WUM, 2010; CBS, 2024). De berekeningen vormen een momentopname waarbij de omvang van de rundveestapel is gebaseerd op het aantal dieren in het I&R-register na afloop van ieder kwartaal. De omvang van de rundveestapel in de voorliggende kwartaalrapportage is gebaseerd op het aantal runderen in het I&R-register met de stand op 1 januari 2025. Voor de overige diercategorieën zijn de aantallen in de rapportages afhankelijk van de beschikbaarheid van cijfers uit de Landbouwtelling. 

In de kwartaalrapportages wordt steeds gebruik gemaakt van de meest recente gegevens over de omvang van de veestapel, de melkproductie per koe en van gegevens over de beschikbaarheid en de samenstelling van krachtvoer en ruwvoer. De kwartaalrapportages verschijnen ongeveer zes weken na afloop van het kwartaal.

In voorliggende kwartaalrapportage is de berekening gegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel in 2024 naar de situatie op 1 januari 2025. Hierin zijn de volgende gegevens verwerkt:

Veestapel:

  • Rundvee: I&R-gegevens per 1 januari 2025 (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland - RVO).
  • Varkens, schapen, geiten, paarden, pony’s, pluimvee en konijnen: voorlopige cijfers van de Landbouwtelling op de peildatum 1 april 2024, zonder bijtellingen voor leegstand van stallen op de peildatum2). Bij de omvang van de veestapels is het aantal dieren op de peildatum van belang; bijtellingen voor leegstand leiden tot overschatting van het gemiddeld aantal aanwezige dieren. 

Voerverbruik en voersamenstelling:

  • Krachtvoer voor rundvee: het verbruik van mengvoer voor melkvee is berekend als een voortschrijdend jaartotaal (eerste kwartaal 2024 tot en met het vierde kwartaal 2024). Vergeleken met de vorige kwartaalrapportage (vierde kwartaal 2023 tot en met het derde kwartaal 2024) is het verbruik van melkveemengvoer gedaald met 0,2 procent, de hoeveelheid stikstof en de hoeveelheid fosfor daalden respectievelijk met 0,5 en 1,3 procent (Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie - Nevedi). Vergeleken met 2023 daalde het verbruik van melkveemengvoer met 3,5 procent, de hoeveelheid stikstof met 6,8 procent en de hoeveelheid fosfor met 7,7 procent. Voor vleesvee zijn de N- en P-gehalten van het mengvoer in 2023 gebruikt (RVO).
  • Het verbruik van graskuil en hooi in 2024 (uitgedrukt in droge stof) is nog niet bekend en daarom gebaseerd op het gemiddelde verbruik in de laatste vijf jaren waarvan definitieve cijfers bekend zijn (2019-2023; CBS en Centrale Database Kringloopwijzer – CD-KLW), waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven.
  • Het verbruik van snijmaïs in 2024 is geschat door de snijmaïsopbrengst per hectare in de laatste vijf jaar (2019-2023) te middelen waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven. Deze gemiddelde opbrengst per hectare is vermenigvuldigd met het maïsareaal in 2023 als indicatie voor de beschikbare hoeveelheid in 2024. Het maïsareaal in 2023 is met 1,5 procent afgenomen ten opzichte van 2022. De maïsopbrengsten per hectare in 2019-2022 zijn gebaseerd op cijfers uit het Bedrijveninformatienet (BIN) van Wageningen Economic Research. De maïsopbrengst in 2023 is gebaseerd op cijfers over de akkerbouwproductie van het CBS.
  • Ruwvoersamenstelling: de gemiddelde samenstelling van het verbruikte graskuil en snijmaïs in 2024 wordt bepaald door de samenstelling van de oogsten in 2023 en 2024. Er wordt hierbij van uitgegaan dat de oogst in een jaar voldoende is tot en met de weideperiode van het daaropvolgende jaar. De samenstelling van de graskuiloogst is een gemiddelde samenstelling van voorjaars-, zomer- en najaarskuilen (Eurofins Agro), waarbij de samenstelling globaal voor 50 procent wordt bepaald door de voorjaarskuilen (tot en met 15 juni), voor 40 procent door de zomerkuilen (16 juni-31 augustus) en voor 10 procent door de najaarskuilen (vanaf 1 september). 

Overige uitgangspunten:

  • Het P-gehalte van melk in 2024 is nog niet bekend en daarom gebaseerd op het gemiddelde van de laatste vijf jaren waarover gegevens bekend zijn (2019-2023) waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven (referentiemelk; Qlip). De lichaamssamenstelling van dieren en de samenstelling van andere dierlijke producten zijn niet gewijzigd ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage. 
  • De melkproductie per koe is berekend als een voortschrijdend gemiddelde, van januari tot en met december 2024. De totale melkproductie is de som van de melkleveringen aan fabrieken (RVO) en de melk die achterblijft op de boerderij (Wageningen Social & Economic Research; Bedrijveninformatienet). 
  • Voor de berekening van de mineralenuitscheiding van varkens, pluimvee en konijnen zijn de definitieve excretiefactoren van 2023 (CBS, 2024) toegepast.

Tabel 2.1.1 laat zien dat het aantal melkkoeien in het vierde kwartaal van 2024 is toegenomen met 0,3 procent ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage. Het aantal stuks vrouwelijk jongvee daalde met 0,6 procent. 

2.1.1 Aantal dieren (x 1 000)
20231)1e kwartaal-
rapportage 20242)
2e kwartaal-
rapportage 20243)
3e kwartaal-
rapportage 20244)
4e kwartaal-
rapportage 20245)
Rundvee - melkveeTotaal2 5622 5542 5212 5102 503
Rundvee - melkveeVrouwelijk jongvee tot 1 jaar 452446438431423
Rundvee - melkveeMannelijk jongvee tot 1 jaar4742414741
Rundvee - melkveeVrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder485511494493495
Rundvee - melkveeMelkkoeien1 5631 5401 5331 5251 530
Rundvee - melkveeFokstieren van 1 jaar en ouder1515151414
Rundvee - vleesveeTotaal1 1931 1671 1281 1241 089
Rundvee - vleesveeWitvleeskalveren599626571562565
Rundvee - vleesveeRosévleeskalveren334304309314302
Rundvee - vleesveeVrouwelijk jongvee tot 1 jaar 4031343429
Rundvee - vleesveeVleesstieren tot 1 jaar4642424343
Rundvee - vleesveeVrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder7252545549
Rundvee - vleesveeVleesstieren van 1 jaar en ouder4849494844
Rundvee - vleesveeWeide- en zoogkoeien5463696857
SchapenOoien525525525475475
MelkgeitenMelkgeiten ouder dan 1 jaar458458458446446
PaardenTotaal6262626565
Pony'sTotaal3434343636
VarkensTotaal (exclusief biggen tot spenen)8 8168 8168 8168 5608 560
VarkensVleesvarkens4 8774 8774 8774 7034 703
VarkensOpfokvarkens201201201190190
VarkensZeugen754754754738738
VarkensGespeende biggen2 9802 9802 9802 9262 926
VarkensDekberen55544
PluimveeTotaal87 25887 25887 25884 15684 156
PluimveeVleeskuikens35 96135 96135 96135 66035 660
PluimveeOpfokouderdieren vleeskuikens2 5482 5482 5482 6082 608
PluimveeOuderdieren vleeskuikens4 3074 3074 3074 1504 150
PluimveeOpfokleghennen incl ouderdieren in opfok10 03210 03210 0329 2569 256
PluimveeLeghennen incl ouderdieren, tot ca 20 maanden27 57027 57027 57026 63126 631
PluimveeLeghennen ouder dan ca 20 maanden 5 8575 8575 8574 9794 979
PluimveeEenden453453453378378
PluimveeKalkoenen530530530493493
KonijnenVoedsters3030303232
1) Definitieve cijfers op de peildatum 1 april 2023 van de Landbouwtelling, exclusief bijtellingen voor leegstand. Het aantal runderen op de peildatum is gecorrigeerd voor de geleidelijke veranderingen in de rundveestapel in de loop van 2023.
2) Het aantal runderen is het aantal in het I&R-register op 1-4-2024. Voor de overige dieren zijn het de definitieve aantallen in de Landbouwtelling van 2023. 
3) Het aantal runderen is het aantal in het I&R-register op 1-7-2024. Voor de overige dieren zijn het de definitieve aantallen in de Landbouwtelling van 2023. 
4) Het aantal runderen is het aantal in het I&R-register op 1-10-2024. Voor de overige dieren zijn het de voorlopige aantallen in de Landbouwtelling van 2024. 
5) Het aantal runderen is het aantal in het I&R-register op 1-1-2025. Voor de overige dieren zijn het de voorlopige aantallen in de Landbouwtelling van 2024. 
N.B. Door afronding kunnen de weergegeven totalen afwijken van de som van de afzonderlijke getallen.

In Tabel 2.1.2 is de samenstelling van de belangrijkste voedermiddelen voor graasdieren weergegeven. De samenstelling van het verbruikte ruwvoer in 2024 wordt bepaald door de oogst van het vorige jaar (2023) en de oogst van het huidige jaar (2024). Het ruweiwitgehalte van de graskuiloogst van 2024 is lager dan die van 2023.

2.1.2 Samenstelling van ruwvoer en melkveemengvoer
StikstofStikstofStikstofStikstofFosforFosforFosforFosfor
1e kwartaal-
rapportage 2024
2e kwartaal-
rapportage 2024
3e kwartaal-
rapportage 2024
4e kwartaal-
rapportage 2024
1e kwartaal-
rapportage 2024
2e kwartaal-
rapportage 2024
3e kwartaal-
rapportage 2024
4e kwartaal-
rapportage 2024
Mengvoer melkvee (g/kg)1)29,128,828,628,54,394,334,304,25
Graskuil oogstjaar 2023 (g/kg droge stof)2)28,028,028,028,03,803,803,803,80
Graskuil oogstjaar 2024 (g/kg droge stof)2)3)27,627,425,125,43,543,683,643,69
Snijmaïs oogstjaar 2023 (g/kg droge stof)2)11,011,011,011,01,701,701,701,70
Snijmaïs oogstjaar 2024 (g/kg droge stof)2)4)11,511,511,510,21,761,761,761,90
Vers gras 2024 (g/kg droge stof)2)5)31,331,330,431,03,723,724,104,20
1) Bron: Nevedi.
2) Bron: Eurofins Agro.
3) In de eerste kwartaalrapportage is het cijfer het gemiddelde van de vijf voorgaande jaren zonder het jaar met de laagste en het jaar met de hoogste waarde. In de tweede kwartaalrapportage is de samenstelling van de voorjaarskuilen van 2024 verwerkt. In de derde kwartaalrapportage is ook de samenstelling van de zomerkuilen verwerkt.
4) In de eerste, tweede en derde kwartaalrapportage is het cijfer het gemiddelde van de vijf voorgaande jaren zonder het jaar met de laagste en het jaar met de hoogste waarde. In de vierde kwartaalrapportage is de samenstelling van de snijmaïsoogst van 2024 verwerkt.
5) In de eerste en tweede kwartaalrapportage is het cijfer het gemiddelde van de vijf voorgaande jaren zonder het jaar met de laagste en het jaar met de hoogste waarde. In de derde en vierde kwartaalrapportage zijn de beschikbare versgrasanalyses van 2024 verwerkt.

In Tabel 2.1.3 is de melkproductie per koe per jaar weergegeven. Het cijfer is een voortschrijdend gemiddelde over de voorgaande 12 maanden. Ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage nam de melkproductie per koe toe 0,1 procent.

2.1.3 Melkproductie per koe (kg/koe/jaar)
20231e kwartaal-
rapportage 2024
2e kwartaal-
rapportage 2024
3e kwartaal-
rapportage 2024
4e kwartaal-
rapportage 2024
Melkproductie9 0959 0759 1359 0959 105

In Tabel 2.1.4 is de prognose weergegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie in de kwartaalrapportages van 2024. 

2.1.4 Fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel met de rundveestapel op peildata van het I&R-systeem1) (mln kg)
FosfaatFosfaatFosfaatFosfaatStikstofStikstofStikstofStikstof
1e kwartaal-
rapportage 2024
2e kwartaal-
rapportage 2024
3e kwartaal-
rapportage 2024
4e kwartaal-
rapportage 2024
1e kwartaal-
rapportage 2024
2e kwartaal-
rapportage 2024
3e kwartaal-
rapportage 2024
4e kwartaal-
rapportage 2024
RundveeTotaal85,585,086,185,6309,9305,2297,3294,9
RundveeMelkvee76,676,477,377,3277,5273,2265,6265,3
RundveeVleeskalveren5,34,74,84,719,317,917,917,5
RundveeOverig vleesvee3,63,94,03,513,114,113,712,1
VarkensTotaal32,432,831,731,784,281,779,179,1
PluimveeTotaal22,523,021,921,952,552,650,450,4
PluimveeKippen22,022,521,521,551,351,449,445,5
PluimveeKalkoenen0,40,40,30,30,90,90,80,8
PluimveeEenden0,20,10,10,10,30,30,20,2
Paarden, pony’s, schapen en geitenTotaal7,07,27,27,322,022,021,121,2
KonijnenTotaal0,10,10,10,10,20,20,20,2
VeestapelTotaal147,5148,0147,0146,6468,9461,7448,1445,9
VeestapelProductieplafond2)150,7150,7150,7150,7489,4489,4489,4489,4
1) De omvang van de rundveestapel in de kwartaalrapportages is gebaseerd op de aantallen in het I&R-systeem voor rundvee aan het einde van elk kwartaal.
2) Door de Europese Commissie en in Nederlandse wetgeving vastgesteld productieplafond voor Nederland in 2024.
N.B. de momentopnames na afloop van elk kwartaal zijn door veranderingen in de rundveestapel niet representatief voor de fosfaat- en stikstofexcretie in het hele jaar. Daarnaast zijn de waarden van een aantal variabelen in de kwartaalrapportages geschat, zoals het verbruik en de samenstelling van bepaalde voeders, omdat deze gegevens op het moment van rapportage nog niet beschikbaar waren. 
Door afronding kunnen de weergegeven totalen afwijken van de som van de afzonderlijke getallen.

De stikstofexcretie van de gehele veestapel is volgens de momentopname in het vierde kwartaal van 2024 445,9 miljoen kilogram, 8,9 procent onder het in de meststoffenregelgeving opgenomen stikstofproductieplafond (stcrt-2023-34916). De fosfaatexcretie van de gehele veestapel bedroeg in het derde kwartaal 146,6 miljoen kilogram, 2,7 procent onder het productieplafond. In 2025 zijn vanwege de derogatiebeschikking (EC, 2022) de productieplafonds verder aangescherpt tot 440 miljoen kilogram stikstof en 135 miljoen kilogram fosfaat. De stikstofexcretie en de fosfaatexcretie in deze kwartaalrapportage liggen nog 1,3 respectievelijk 8,6 procent boven de productieplafonds die in 2025 gelden. 

De stikstofexcretie daalt volgens de prognose in deze kwartaalrapportage met 4 procent ten opzichte van 2023 door de krimp van de melkvee-, varkens- en pluimveestapels en een lager ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen. De fosfaatexcretie blijft volgens de prognose vrijwel gelijk aan de excretie in 2023. Het effect van de krimp van de veestapel en de lagere aanvoer van fosfor via melkveekrachtvoer wordt teniet gedaan door het hogere fosforgehalte van het verbruikte ruwvoer. Experts uit de diervoersector geven hierbij de volgende toelichting: “De P-excretie blijft in 2024 op het niveau van 2023 door substantieel hogere P gehalten in het vers gras en in de graskuilen ten opzichte van de gehalten in de berekeningen over 2023. Het uiteindelijk effect hiervan is groter dan de daling door minder aanvoer van krachtvoer met een lager P-gehalte. Het gemiddelde P-gehalte in melkveevoeders is door de voersector per 1 januari 2024 met 0,2 gram P/kg verlaagd. Verder verlagen is ongewenst uit oogpunt van diergezondheid.”  

De prognose van de fosfaat- en stikstofexcretie in 2024 in deze kwartaalrapportage berust voor een deel op voorlopige cijfers over de omvang van de veestapel en de hoeveelheden en de samenstelling van ruwvoer en krachtvoer.  

2.2 Fosfaat- en stikstofexcretie met gemiddeld aantal dieren

Na afloop van elk kalenderjaar berekent het CBS achtereenvolgens voorlopige en definitieve cijfers over de fosfaat- en stikstofexcretie van de veestapel. Bij de definitieve cijfers wordt uitgegaan van de excretiefactoren per dier die zijn vastgesteld door de Werkgroep Uniformering berekening Mest- en mineralencijfers (WUM) en het aantal dieren in de Landbouwtelling. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat het aantal dieren op de peildatum 1 april van de Landbouwtelling overeenkomt met het gemiddeld aantal aanwezige dieren in het jaar, behalve in jaren met uitbraken van dierziekten of andere bijzondere omstandigheden. In Tabel 2.2.1 is de excretie van stikstof en fosfaat in 2022, 2023 en 2024 (voorlopig cijfer) weergegeven. De voorlopige cijfers voor 2024 zijn op 25 februari 2025 gepubliceerd.

2.2.1 Fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel op basis van het aantal dieren op de peildatum 1 april van de Landbouwtelling (mln kg)
FosfaatFosfaatFosfaatStikstofStikstofStikstof
202220232024*202220232024*
RundveeTotaal86,384,486,6302,4307,1298,5
RundveeMelkvee77,275,677,8269,2273,8266,6
RundveeVleeskalveren5,65,04,920,419,018,3
RundveeOverig vleesvee3,53,83,912,714,213,6
VarkensTotaal34,432,831,788,681,779,1
PluimveeTotaal22,523,021,953,952,650,4
PluimveeKippen22,022,521,552,751,449,4
PluimveeKalkoenen0,30,40,30,80,90,8
PluimveeEenden0,20,10,10,40,30,2
Paarden, pony’s, schapen en geitenTotaal7,07,27,322,022,021,2
KonijnenTotaal0,10,10,10,30,20,2
VeestapelTotaal150,4147,5147,7467,1463,5449,4
* Voorlopig cijfer.
N.B. Door afronding kunnen de weergegeven totalen afwijken van de som van de afzonderlijke getallen.

De stikstofexcretie van de melkveesector daalt van 273,8 miljoen kilogram in 2023 tot 266,6 miljoen kilogram in 2024. De stikstofexcretie van de gehele veestapel bedraagt in 2024 449,4 miljoen kilogram, 8,2 procent onder het productieplafond van 489,4 miljoen kilogram. De fosfaatexcretie van de totale veestapel ligt in 2024 met 147,5 miljoen kilogram 2,0 procent onder het productieplafond van 150,7 miljoen kilogram. 

2) Met ingang van 2018 wordt het aantal dieren in de Landbouwtelling op de website van het CBS bijgesteld voor bedrijven met tijdelijke leegstand op de peildatum. Voor deze bijstelling wordt gebruik gemaakt van de opgave van voorgaand jaar. De reden voor deze bijstelling is dat de Landbouwtelling een structuurenquête is, waarin een bijstelling bij tijdelijke leegstand o.a. van belang is voor de bepaling van het bedrijfstype en de economische omvang van de bedrijven.

3. Ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen

In het kader van de stikstofproblematiek hebben de overheid en verschillende sectorpartijen in de melkveehouderij in 2021 afgesproken om op sectorniveau het ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen in de komende jaren stapsgewijs te verlagen met als streefdoel maximaal 160 gram ruw eiwit per kilogram droge stof in 2025. De melkveestapel bestaat uit melkkoeien en het bijbehorende vrouwelijke jongvee. 

De uitgangspunten in de prognose van het ruweiwitgehalte zijn opgenomen in Paragraaf 2.1 onder Voerverbruik en voersamenstelling. In Tabel 3.1 is de prognose voor 2024 gegeven. In het cijfer is de samenstelling verwerkt van het ruwvoer van 2023 en 2024, en van het krachtvoer tot en met het vierde kwartaal van 2024. De samenstelling van de voorjaarskuilen van 2024 valt iets lager uit vergeleken met die van 2023. Het ruweiwitgehalte van de zomerkuilen en najaarskuilen in 2024 is laag vergeleken met 2023. 

3.1 Ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen (g/kg droge stof)
202220232e kwartaal-
rapportage 20241)
3e kwartaal-
rapportage 20242)
4e kwartaal-
rapportage 20243)
Melkveevoerrantsoen (melkkoeien en jongvee)161163164161161
1) De samenstelling van de voorjaarskuilen van 2024 is in het cijfer verwerkt. De samenstelling van snijmaïs en vers gras van 2024 is nog niet bekend. De samenstelling van krachtvoer in 2024 is gedeeltelijk bekend.
2) Het ruweiwitgehalte van de voorjaars- en zomerkuilen en het ruweiwitgehalte van vers gras van 2024 zijn in het cijfer verwerkt. Het ruweiwitgehalte van snijmaïs is nog gebaseerd op de gemiddelde samenstelling van de laatste vijf jaar minus het jaar met de hoogste en het jaar met de laagste waarde. Het ruweiwithalte van krachtvoer tot en met september 2024 is in het cijfer verwerkt.
3) De ruweiwitgehalten van het ruwvoer en van het melkveemengvoer in 2024 zijn in het cijfer verwerkt.

4. Referenties

CBS (2024). Dierlijke mest en mineralen 2023.

EC (2022). Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/2069 van de Commissie van 30 september 2022 tot verlening van een door Nederland gevraagde derogatie op grond van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen.

Stcrt-2023-34916. Staatscourant 2023, 34916.

WUM (2010). Gestandaardiseerde berekeningsmethode voor dierlijke mest en mineralen. Standaardcijfers 1990-2008. Werkgroep Uniformering berekening Mest- en mineralencijfers (redactie C. van Bruggen). CBS, PBL, LEI-Wageningen UR, Wageningen UR-Livestock Research, ministerie van LNV en RIVM. CBS, Den Haag.