Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest, tweede kwartaal 2024
Over deze publicatie
In opdracht van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) stelt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) na afloop van elk kwartaal van 2024 een berekening op van de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. De kwartaalrapportages vormen de basis voor een driemaandelijks ijkmoment.
Deze rapportage is de tweede kwartaalrapportage van 2024 en bevat een momentopname van de fosfaat- en stikstofexcretie naar de stand van de rundveestapel op 1 juli 2024.
1. Inleiding
In opdracht van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) maakt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) na afloop van elk kwartaal van 2024 een prognose van de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. Het gaat om momentopnames waarbij de omvang van de rundveestapel na afloop van elk kwartaal gebaseerd wordt op het actuele aantal dieren in het Identificatie & Registratiesysteem (I&R).
In het kader van de stikstofproblematiek hebben de overheid en verschillende sectorpartijen in de melkveehouderij in 2021 afgesproken om op sectorniveau het ruweiwitgehalte in het melkveevoerrantsoen in de komende jaren stapsgewijs te verlagen met als streefdoel maximaal 160 gram ruw eiwit per kilogram droge stof in 20251). De melkveestapel bestaat uit melkkoeien en het bijbehorende vrouwelijke jongvee. Op verzoek van het ministerie van LVVN en sectorpartijen is met ingang van de tweede kwartaalrapportage van 2022 de rapportage uitgebreid met een prognose van het ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen.
De voorliggende rapportage is de tweede kwartaalrapportage van 2024. In hoofdstuk 2 is een prognose opgenomen van de fosfaat- en stikstofexcretie naar de stand van de rundveestapel in het I&R-register op 1 juli 2024. In hoofdstuk 3 is een eerste prognose gegeven van het ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen in 2024. Hierin is de samenstelling van de voorjaarskuilen van 2024 verwerkt.
Bij het opstellen van de berekeningen is zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek die het CBS hanteert voor de reguliere jaarlijkse verantwoording over de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel aan de Europese Commissie.
2. Fosfaat- en stikstofexcretie
2.1 Fosfaat- en stikstofexcretie met rundveestapel op peildata I&R
Na afloop van elk kwartaal wordt op basis van beschikbaar gekomen nieuwe en actuele gegevens een berekening opgesteld van de totale fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. De methodiek sluit aan bij de geharmoniseerde rekenmethodiek die door het CBS wordt toegepast (WUM, 2010; CBS, 2024). De berekeningen vormen een momentopname waarbij de omvang van de rundveestapel is gebaseerd op het aantal dieren in het I&R-register na afloop van ieder kwartaal. De omvang van de rundveestapel in de voorliggende kwartaalrapportage is gebaseerd op het aantal runderen in het I&R-register met de stand op 1 juli 2024. Voor de overige diercategorieën zijn de aantallen in de rapportages afhankelijk van de beschikbaarheid van cijfers uit de Landbouwtelling.
In de kwartaalrapportages wordt steeds gebruik gemaakt van de meest recente gegevens over de omvang van de veestapel, de melkproductie per koe en van gegevens over de beschikbaarheid en de samenstelling van krachtvoer en ruwvoer. De kwartaalrapportages verschijnen ongeveer zes weken na afloop van het kwartaal.
In voorliggende kwartaalrapportage is de berekening gegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel naar de situatie op 1 juli 2024. Hierin zijn de volgende gegevens verwerkt:
Veestapel:
- Rundvee: I&R-gegevens per 1 juli 2024 (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland - RVO).
- Varkens, schapen, geiten, paarden, pony’s, pluimvee en konijnen: definitieve cijfers van de Landbouwtelling op de peildatum 1 april 2023, zonder bijtellingen voor leegstand van stallen op de peildatum2). Bij de omvang van de veestapels is het aantal dieren op de peildatum van belang; bijtellingen voor leegstand leiden tot overschatting van het gemiddeld aantal aanwezige dieren.
Voerverbruik en voersamenstelling:
- Krachtvoer voor rundvee: het verbruik van mengvoer voor melkvee is berekend als een voortschrijdend jaartotaal (derde kwartaal 2023 tot en met het tweede kwartaal 2024). Vergeleken met de vorige kwartaalrapportage is het mengvoerverbruik gedaald met 1,5 procent. De hoeveelheid stikstof daalde met 2,6 procent en fosfor met 2,7 procent. (Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie - Nevedi). Voor vleesvee zijn de N- en P-gehalten van het mengvoer in 2023 gebruikt (RVO).
- Het verbruik van graskuil en hooi in 2024 (uitgedrukt in droge stof) is nog niet bekend en daarom gebaseerd op het gemiddelde verbruik in de laatste vijf jaren waarvan definitieve cijfers bekend zijn (2019-2023; CBS en Centrale Database Kringloopwijzer – CD-KLW), waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven.
- Het verbruik van snijmaïs in 2024 is geschat door de snijmaïsopbrengst per hectare in de laatste vijf jaar (2019-2023) te middelen waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven. Deze gemiddelde opbrengst per hectare is vermenigvuldigd met het maïsareaal in 2023 als indicatie voor de beschikbare hoeveelheid in 2024. Het maïsareaal in 2023 is met 1,5 procent afgenomen ten opzichte van 2022. De maïsopbrengsten per hectare zijn gebaseerd op cijfers uit het Bedrijveninformatienet (BIN) van Wageningen Economic Research (2019-2022) en op cijfers over de akkerbouwproductie van het CBS (2023).
- Ruwvoersamenstelling: de gemiddelde samenstelling van het verbruikte graskuil en snijmaïs in 2024 wordt bepaald door de samenstelling van de oogsten in 2023 en 2024. Er wordt hierbij van uitgegaan dat de oogst in een jaar voldoende is tot en met de weideperiode van het daaropvolgende jaar. De samenstelling van de graskuiloogst is een gemiddelde samenstelling van voorjaars-, zomer- en najaarskuilen (Eurofins Agro), waarbij de samenstelling globaal voor 40 procent wordt bepaald door de voorjaarskuilen (tot en met 15 juni), voor 50 procent door de zomerkuilen (16 juni-31 augustus) en voor 10 procent door de najaarskuilen (vanaf 1 september). De samenstelling van de zomer- en najaarskuilen van 2024 is nog niet bekend. Hiervoor is uitgegaan van vijfjaarsgemiddelden waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven. Dit is ook gedaan voor de samenstelling van de snijmaïsoogst van 2024 en voor de samenstelling van vers gras in 2024.
Overige uitgangspunten:
- Het P-gehalte van melk in 2024 is nog niet bekend en daarom gebaseerd op het gemiddelde van de laatste vijf jaren waarover gegevens bekend zijn (2019-2023) waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven (referentiemelk; Qlip). De lichaamssamenstelling van dieren en de samenstelling van andere dierlijke producten zijn niet gewijzigd ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage.
- De melkproductie per koe is berekend als een voortschrijdend gemiddelde, van juli 2023 tot en met juni 2024. De totale melkproductie is de som van de melkleveringen aan fabrieken (RVO) en de melk die achterblijft op de boerderij.
- Voor de berekening van de mineralenuitscheiding van varkens, pluimvee en konijnen zijn de definitieve excretiefactoren van 2023 (CBS, 2024) toegepast.
Tabel 2.1.1 laat zien dat de omvang van de melkveestapel in het tweede kwartaal van 2024 is gedaald met 1,3 procent ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage. Het aantal melkkoeien daalde met 0,5 procent en vrouwelijk jongvee met 2,6 procent.
20231) | 1e kwartaal- rapportage 20242) | 2e kwartaal rapportage 20243) | ||
---|---|---|---|---|
Rundvee - melkvee | Totaal | 2 562 | 2 554 | 2 521 |
Rundvee - melkvee | Vrouwelijk jongvee tot 1 jaar | 452 | 446 | 438 |
Rundvee - melkvee | Mannelijk jongvee tot 1 jaar | 47 | 42 | 41 |
Rundvee - melkvee | Vrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder | 485 | 511 | 494 |
Rundvee - melkvee | Melkkoeien | 1 563 | 1 540 | 1 533 |
Rundvee - melkvee | Fokstieren van 1 jaar en ouder | 15 | 15 | 15 |
Rundvee - vleesvee | Totaal | 1 193 | 1 167 | 1 128 |
Rundvee - vleesvee | Witvleeskalveren | 599 | 626 | 571 |
Rundvee - vleesvee | Rosévleeskalveren | 334 | 304 | 309 |
Rundvee - vleesvee | Vrouwelijk jongvee tot 1 jaar | 40 | 31 | 34 |
Rundvee - vleesvee | Vleesstieren tot 1 jaar | 46 | 42 | 42 |
Rundvee - vleesvee | Vrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder | 72 | 52 | 54 |
Rundvee - vleesvee | Vleesstieren van 1 jaar en ouder | 48 | 49 | 49 |
Rundvee - vleesvee | Weide- en zoogkoeien | 54 | 63 | 69 |
Schapen | Ooien | 525 | 525 | 525 |
Melkgeiten | Melkgeiten ouder dan 1 jaar | 458 | 458 | 458 |
Paarden | Totaal | 62 | 62 | 62 |
Pony's | Totaal | 34 | 34 | 34 |
Varkens | Totaal (exclusief biggen tot spenen) | 8 816 | 8 816 | 8 816 |
Varkens | Vleesvarkens | 4 877 | 4 877 | 4 877 |
Varkens | Opfokvarkens | 201 | 201 | 201 |
Varkens | Zeugen | 754 | 754 | 754 |
Varkens | Gespeende biggen | 2 980 | 2 980 | 2 980 |
Varkens | Dekberen | 5 | 5 | 5 |
Pluimvee | Totaal | 87 258 | 87 258 | 87 258 |
Pluimvee | Vleeskuikens | 35 961 | 35 961 | 35 961 |
Pluimvee | Opfokouderdieren vleeskuikens | 2 548 | 2 548 | 2 548 |
Pluimvee | Ouderdieren vleeskuikens | 4 307 | 4 307 | 4 307 |
Pluimvee | Opfokleghennen incl ouderdieren in opfok | 10 032 | 10 032 | 10 032 |
Pluimvee | Leghennen incl ouderdieren, tot ca 20 maanden | 27 570 | 27 570 | 27 570 |
Pluimvee | Leghennen ouder dan ca 20 maanden | 5 857 | 5 857 | 5 857 |
Pluimvee | Eenden | 453 | 453 | 453 |
Pluimvee | Kalkoenen | 530 | 530 | 530 |
Konijnen | Voedsters | 30 | 30 | 30 |
1) Definitieve cijfers op de peildatum 1 april 2023 van de Landbouwtelling, exclusief bijtellingen voor leegstand. Het aantal runderen op de peildatum is gecorrigeerd voor de geleidelijke veranderingen in de rundveestapel in de loop van 2023. 2) Het aantal runderen is het aantal in het I&R-register op 1-4-2024. Voor de overige dieren zijn het de definitieve aantallen in de Landbouwtelling van 2023. 3) Het aantal runderen is het aantal in het I&R-register op 1-7-2024. Voor de overige dieren zijn het de definitieve aantallen in de Landbouwtelling van 2023. N.B. Door afronding kunnen de weergegeven totalen afwijken van de som van de afzonderlijke getallen. |
In Tabel 2.1.2 is de samenstelling van de belangrijkste voedermiddelen voor graasdieren weergegeven. De samenstelling van het verbruikte ruwvoer in 2024 wordt bepaald door de oogst van het vorige jaar (2023) en de oogst van het huidige jaar (2024). De samenstelling van de voorjaars-, zomer- en najaarskuilen van 2023 en de samenstelling van de voorjaarskuilen van 2024 zijn in deze kwartaalrapportage verwerkt. Voor de samenstelling van de zomer- en najaarskuilen van 2024 en voor de samenstelling van de snijmaïsoogst en vers gras in 2024 is uitgegaan van vijfjaarsgemiddelden waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarden buiten beschouwing blijven.
Stikstof | Stikstof | Fosfor | Fosfor | |
---|---|---|---|---|
1e kwartaal- rapportage 2024 | 2e kwartaal- rapportage 2024 | 1e kwartaal- rapportage 2024 | 2e kwartaal- rapportage 2024 | |
Mengvoer melkvee (g/kg)1) | 29,1 | 28,8 | 4,39 | 4,33 |
Graskuil oogstjaar 2023 (g/kg droge stof)2) | 28,0 | 28,0 | 3,80 | 3,80 |
Graskuil oogstjaar 2024 (g/kg droge stof)2)3) | 27,6 | 27,4 | 3,54 | 3,68 |
Snijmaïs oogstjaar 2023 (g/kg droge stof)2) | 11,0 | 11,0 | 1,70 | 1,70 |
Snijmaïs oogstjaar 2024 (g/kg droge stof)2)4) | 11,5 | 11,5 | 1,76 | 1,76 |
Vers gras 2024 (g/kg droge stof)2)4) | 31,3 | 31,3 | 3,72 | 3,72 |
1) Bron: Nevedi. 2) Bron: Eurofins Agro. 3) In de eerste kwartaalrapportage is het cijfer het gemiddelde van de vijf voorgaande jaren zonder het jaar met de laagste en het jaar met de hoogste waarde. In de tweede kwartaalrapportage is de samenstelling van de voorjaarskuilen van 2024 verwerkt. 4) In de eerste en tweede kwartaalrapportage is het cijfer het gemiddelde van de vijf voorgaande jaren zonder het jaar met de laagste en het jaar met de hoogste waarde. |
In Tabel 2.1.3 is de melkproductie per koe per jaar weergegeven. Het cijfer is een voortschrijdend gemiddelde over de voorgaande 12 maanden. Ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage steeg de melkproductie per koe met 0,7 procent.
2023 | 1e kwartaal- rapportage 2024 | 2e kwartaal rapportage 2024 | |
---|---|---|---|
Melkproductie | 9 095 | 9 075 | 9 135 |
In Tabel 2.1.4 is de prognose weergegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie in de kwartaalrapportages van 2024.
Fosfaat | Fosfaat | Stikstof | Stikstof | ||
---|---|---|---|---|---|
1e kwartaal- rapportage 2024 | 2e kwartaal- rapportage 2024 | 1e kwartaal- rapportage 2024 | 2e kwartaal- rapportage 2024 | ||
Rundvee | Totaal | 85,5 | 85,0 | 309,9 | 305,2 |
Rundvee | Melkvee | 76,6 | 76,4 | 277,5 | 273,2 |
Rundvee | Vleeskalveren | 5,3 | 4,7 | 19,3 | 17,9 |
Rundvee | Overig vleesvee | 3,6 | 3,9 | 13,1 | 14,1 |
Varkens | Totaal | 32,4 | 32,8 | 84,2 | 81,7 |
Pluimvee | Totaal | 22,5 | 23,0 | 52,5 | 52,6 |
Pluimvee | Kippen | 22,0 | 22,5 | 51,3 | 51,4 |
Pluimvee | Kalkoenen | 0,4 | 0,4 | 0,9 | 0,9 |
Pluimvee | Eenden | 0,2 | 0,1 | 0,3 | 0,3 |
Paarden, pony’s, schapen en geiten | Totaal | 7,0 | 7,2 | 22,0 | 22,0 |
Konijnen | Totaal | 0,1 | 0,1 | 0,2 | 0,2 |
Veestapel | Totaal | 147,5 | 148,0 | 468,9 | 461,7 |
Veestapel | Productieplafond2) | 150,7 | 150,7 | 489,4 | 489,4 |
De stikstofexcretie van de gehele veestapel is volgens de momentopname in het tweede kwartaal van 2024 461,7 miljoen kilogram, 5,7 procent onder het in de meststoffenregelgeving opgenomen stikstofproductieplafond (stcrt-2023-34916). De fosfaatexcretie van de gehele veestapel bedroeg in het tweede kwartaal 148,0 miljoen kilogram, 1,8 procent onder het productieplafond. In 2025 worden vanwege de derogatiebeschikking (EC, 2022) de productieplafonds verder aangescherpt tot 440 miljoen kilogram stikstof en 135 miljoen kilogram fosfaat. De stikstofexcretie en de fosfaatexcretie in deze kwartaalrapportage liggen nog 4,9 respectievelijk 9,6 procent boven de productieplafonds die in 2025 gaan gelden.
De prognose van de fosfaat- en stikstofexcretie in 2024 in deze kwartaalrapportage berust voor een groot deel op voorlopige cijfers over de omvang van de veestapel en de hoeveelheden en de samenstelling van ruwvoer en krachtvoer. Dit betekent dat de onzekerheid in de prognose van de excretie in 2024 in deze kwartaalrapportage relatief groot is.
2.2 Fosfaat- en stikstofexcretie met gemiddeld aantal dieren
Na afloop van elk kalenderjaar berekent het CBS achtereenvolgens voorlopige en definitieve cijfers over de fosfaat- en stikstofexcretie van de veestapel. Bij de definitieve cijfers wordt uitgegaan van de excretiefactoren per dier die zijn vastgesteld door de Werkgroep Uniformering berekening Mest- en mineralencijfers (WUM) en het aantal dieren in de Landbouwtelling. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat het aantal dieren op de peildatum 1 april van de Landbouwtelling overeenkomt met het gemiddeld aantal aanwezige dieren in het jaar, behalve in jaren met uitbraken van dierziekten of andere bijzondere omstandigheden.
In Tabel 2.2.1 is de excretie van stikstof en fosfaat in 2022 en 2023 weergegeven. De definitieve cijfers voor 2023 zijn op 28 juni 2024 gepubliceerd.
Fosfaat | Fosfaat | Stikstof | Stikstof | ||
---|---|---|---|---|---|
2022 | 2023 | 2022 | 2023 | ||
Rundvee | Totaal | 86,3 | 84,4 | 302,4 | 307,1 |
Rundvee | Melkvee | 77,2 | 75,6 | 269,2 | 273,8 |
Rundvee | Vleeskalveren | 5,6 | 5,0 | 20,4 | 19,0 |
Rundvee | Overig vleesvee | 3,5 | 3,8 | 12,7 | 14,2 |
Varkens | Totaal | 34,4 | 32,8 | 88,6 | 81,7 |
Pluimvee | Totaal | 22,5 | 23,0 | 53,9 | 52,6 |
Pluimvee | Kippen | 22,0 | 22,5 | 52,7 | 51,4 |
Pluimvee | Kalkoenen | 0,3 | 0,4 | 0,8 | 0,9 |
Pluimvee | Eenden | 0,2 | 0,1 | 0,4 | 0,3 |
Paarden, pony’s, schapen en geiten | Totaal | 7,0 | 7,2 | 22,0 | 22,0 |
Konijnen | Totaal | 0,1 | 0,1 | 0,3 | 0,2 |
Veestapel | Totaal | 150,4 | 147,5 | 467,1 | 463,5 |
N.B. Door afronding kunnen de weergegeven totalen afwijken van de som van de afzonderlijke getallen. |
De stikstofexcretie van de melkveesector steeg van 269,2 miljoen kilogram in 2022 tot 273,8 miljoen kilogram in 2023. De stikstofexcretie van de gehele veestapel bedroeg 463,5 miljoen kilogram, 5,3 procent onder het productieplafond van 489,4 miljoen kilogram. De fosfaatexcretie van de totale veestapel lag in 2023 met 147,5 miljoen kilogram 2,2 procent onder het productieplafond van 150,7 miljoen kilogram.
3. Ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen
In het kader van de stikstofproblematiek hebben de overheid en verschillende sectorpartijen in de melkveehouderij in 2021 afgesproken om op sectorniveau het ruweiwitgehalte in het melkveevoerrantsoen in de komende jaren stapsgewijs te verlagen met als streefdoel maximaal 160 gram ruw eiwit per kilogram droge stof in 2025. De melkveestapel bestaat uit melkkoeien en het bijbehorende vrouwelijke jongvee.
Met ingang van de tweede kwartaalrapportage van 2022 is de rapportage uitgebreid met een prognose van het ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen. De uitgangspunten in de prognose van het ruweiwitgehalte zijn opgenomen in Paragraaf 2.1 onder Voerverbruik en voersamenstelling. In Tabel 3.1 is een eerste prognose voor 2024 gegeven. In het cijfer is de samenstelling verwerkt van het ruwvoer van 2023, de voorjaarskuilen van 2024 en van het krachtvoer tot en met het tweede kwartaal van 2024. De samenstelling van de voorjaarskuilen van 2024 is vergelijkbaar met die van 2023.
2022 | 2023 | 2e kwartaal- rapportage 20241) | |
---|---|---|---|
Melkveevoerrantsoen (melkkoeien en jongvee) | 161 | 163 | 164 |
1) De samenstelling van de voorjaarskuilen van 2024 is in het cijfer verwerkt. De samenstelling van snijmaïs en vers gras van 2024 is nog niet bekend. De samenstelling van krachtvoer in 2024 is gedeetelijk bekend. |
Referenties
CBS (2024). Dierlijke mest en mineralen 2023.
EC (2022). Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/2069 van de Commissie van 30 september 2022 tot verlening van een door Nederland gevraagde derogatie op grond van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen.
Stcrt-2023-34916. Staatscourant 2023, 34916
WUM (2010). Gestandaardiseerde berekeningsmethode voor dierlijke mest en mineralen. Standaardcijfers 1990-2008. Werkgroep Uniformering berekening Mest- en mineralencijfers (redactie C. van Bruggen). CBS, PBL, LEI-Wageningen UR, Wageningen UR-Livestock Research, ministerie van LNV en RIVM. CBS, Den Haag.