Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest, eerste kwartaal 2024

Over deze publicatie

In opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) stelt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) na afloop van elk kwartaal van 2024 een berekening op van de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. De kwartaalrapportages vormen de basis voor een driemaandelijks ijkmoment.
Deze rapportage is de eerste kwartaalrapportage van 2024 en bevat een momentopname van de fosfaat- en stikstofexcretie naar de stand van de rundveestapel op 1 april 2024.

1. Inleiding

In opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) maakt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) na afloop van elk kwartaal van 2024 een prognose van de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. Het gaat om momentopnames waarbij de omvang van de rundveestapel na afloop van elk kwartaal gebaseerd wordt op het actuele aantal dieren in het Identificatie & Registratiesysteem (I&R). 

In het kader van de stikstofproblematiek hebben de overheid en verschillende sectorpartijen in de melkveehouderij in 2021 afgesproken om op sectorniveau het ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen in de komende jaren stapsgewijs te verlagen met als streefdoel maximaal 160 gram ruw eiwit per kilogram droge stof in 20251). De melkveestapel bestaat uit melkkoeien en het bijbehorende vrouwelijke jongvee. Op verzoek van het ministerie van LNV en sectorpartijen is met ingang van de tweede kwartaalrapportage van 2022 de rapportage uitgebreid met een prognose van het ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen. 

De voorliggende rapportage is de eerste kwartaalrapportage van 2024. In hoofdstuk 2 is een prognose opgenomen van de fosfaat- en stikstofexcretie naar de stand van de rundveestapel in het I&R-register op 1 april 2024. Aangezien er nog geen gegevens beschikbaar zijn over de ruwvoersamenstelling in 2024 en de krachtvoergegevens beperkt zijn tot de eerste drie maanden van het jaar, is het nog te vroeg om in deze kwartaalrapportage een zinvolle raming op te stellen van het ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen in 2024.

Bij het opstellen van de berekeningen is zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek die het CBS hanteert voor de reguliere jaarlijkse verantwoording over de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel aan de Europese Commissie. 

1) Zie: Uitwerking managementmaatregelen melkveehouderij ten behoeve van stikstofreductie.

2. Fosfaat- en stikstofexcretie

2.1 Fosfaat- en stikstofexcretie met rundveestapel op peildata I&R

Na afloop van elk kwartaal wordt op basis van beschikbaar gekomen nieuwe en actuele gegevens een berekening opgesteld van de totale fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. De methodiek sluit aan bij de geharmoniseerde rekenmethodiek die door het CBS wordt toegepast (WUM, 2010; CBS, 2023). De berekeningen vormen een momentopname waarbij de omvang van de rundveestapel is gebaseerd op het aantal dieren in het I&R-register na afloop van ieder kwartaal. De omvang van de rundveestapel in de voorliggende kwartaalrapportage is gebaseerd op het aantal runderen in het I&R-register met de stand op 1 april 2024. Voor de overige diercategorieën zijn de aantallen in de rapportages afhankelijk van de beschikbaarheid van cijfers uit de Landbouwtelling. 

In de kwartaalrapportages wordt steeds gebruik gemaakt van de meest recente gegevens over de omvang van de veestapel, de melkproductie per koe en van gegevens over de beschikbaarheid en de samenstelling van krachtvoer en ruwvoer. De kwartaalrapportages verschijnen ongeveer zes weken na afloop van het kwartaal.

In voorliggende kwartaalrapportage is de berekening gegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel naar de situatie op 1 april 2024. Hierin zijn de volgende gegevens verwerkt:

Veestapel:

  • Rundvee: I&R-gegevens per 1 april 2024 (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland - RVO).
  • Varkens, schapen, geiten, paarden, pony’s, pluimvee en konijnen: definitieve cijfers van de Landbouwtelling op de peildatum 1 april 2023, zonder bijtellingen voor leegstand van stallen op de peildatum2). Bij de omvang van de veestapels is het aantal dieren op de peildatum van belang; bijtellingen voor leegstand leiden tot overschatting van het gemiddeld aantal aanwezige dieren. 

Voerverbruik en voersamenstelling:

  • Krachtvoer voor rundvee: het verbruik van mengvoer voor melkvee is berekend als een voortschrijdend jaartotaal (tweede kwartaal 2023 tot en met het eerste kwartaal 2024). Vergeleken met de vorige kwartaalrapportage is het mengvoerverbruik gedaald met 2,1 procent. De hoeveelheid stikstof daalde met 3,5 procent en fosfor met 3,3 procent. (Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie - Nevedi). Voor vleesvee zijn de N- en P-gehalten van het mengvoer van 2022 gebruikt (RVO).
  • Het verbruik van graskuil en hooi in 2024 (uitgedrukt in droge stof) is nog niet bekend en daarom gebaseerd op het gemiddelde verbruik in de laatste vijf jaren waarvan definitieve cijfers bekend zijn (2018-2022; CBS en Centrale Database Kringloopwijzer – CD-KLW) waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven.
  • Het verbruik van snijmaïs in 2024 is geschat door de snijmaïsopbrengst per hectare in de laatste vijf jaar (2018-2022) te middelen waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven. Deze gemiddelde opbrengst per hectare is vermenigvuldigd met het maïsareaal in 2023 als indicatie voor de beschikbare hoeveelheid in 2024. Het maïsareaal in 2023 is met 1,5 procent afgenomen ten opzichte van 2022. De maïsopbrengsten per hectare zijn gebaseerd op cijfers uit het Bedrijveninformatienet (BIN) van Wageningen Economic Research (2018-2021) en op cijfers over de akkerbouwproductie van het CBS (2022).
  • Ruwvoersamenstelling: de gemiddelde samenstelling van het verbruikte graskuil en snijmaïs in 2024 wordt bepaald door de samenstelling van de oogsten in 2023 en 2024. Er wordt hierbij van uitgegaan dat de oogst in een jaar voldoende is tot en met de weideperiode van het daaropvolgende jaar. De samenstelling van de graskuiloogst in 2023 is een gemiddelde samenstelling van voorjaars-, zomer- en najaarskuilen (Eurofins Agro). De gemiddelde samenstelling wordt globaal voor 40 procent bepaald door de voorjaarskuilen (tot en met 15 juni), voor 50 procent door de zomerkuilen (16 juni-31 augustus) en voor 10 procent door de najaarskuilen (vanaf 1 september). De samenstelling van graskuil, snijmaïs en vers gras in 2024 is nog niet bekend. Daarom is hiervoor uitgegaan van vijfjaarsgemiddelden waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven. 

Overige uitgangspunten:

  • Het P-gehalte van melk in 2024 is nog niet bekend en daarom gebaseerd op het gemiddelde van de laatste vijf jaren waarover gegevens bekend zijn (2019-2023) waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven (referentiemelk; Qlip). De lichaamssamenstelling van dieren en de samenstelling van andere dierlijke producten zijn niet gewijzigd ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage.
  • De melkproductie per koe is berekend als een voortschrijdend gemiddelde, van april 2023 tot en met maart 2024. De totale melkproductie is de som van de melkleveringen aan fabrieken (RVO) en de melk die achterblijft op de boerderij.

Voor de berekening van de mineralenuitscheiding van varkens, pluimvee en konijnen zijn de definitieve excretiefactoren van 2022 (CBS, 2023) toegepast.

Tabel 2.1.1 laat zien dat de omvang van de melkveestapel in het eerste kwartaal van 2024 is gedaald met 1,2 procent ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage. Het aantal melkkoeien daalde met 0,4 procent en vrouwelijk jongvee met 1,9 procent. 

2.1.1 Aantal dieren (x 1 000)
20231)4e kwartaalrapportage 20232)1e kwartaalrapportage 20243)
Rundvee - melkveeTotaal2 5722 5852 554
Rundvee - melkveeVrouwelijk jongvee tot 1 jaar 456454446
Rundvee - melkveeMannelijk jongvee tot 1 jaar434942
Rundvee - melkveeVrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder484522511
Rundvee - melkveeMelkkoeien1 5741 5461 540
Rundvee - melkveeFokstieren van 1 jaar en ouder151515
Rundvee - vleesveeTotaal1 1781 1851 167
Rundvee - vleesveeWitvleeskalveren591630626
Rundvee - vleesveeRosévleeskalveren336312304
Rundvee - vleesveeVrouwelijk jongvee tot 1 jaar 393231
Rundvee - vleesveeVleesstieren tot 1 jaar444342
Rundvee - vleesveeVrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder675252
Rundvee - vleesveeVleesstieren van 1 jaar en ouder484949
Rundvee - vleesveeWeide- en zoogkoeien526663
SchapenOoien525525525
MelkgeitenMelkgeiten ouder dan 1 jaar458458458
PaardenTotaal626162
Pony'sTotaal343434
VarkensTotaal (exclusief biggen tot spenen)8 8168 8858 816
VarkensVleesvarkens4 8774 9134 877
VarkensOpfokvarkens201203201
VarkensZeugen754760754
VarkensGespeende biggen2 9803 0042 980
VarkensDekberen555
PluimveeTotaal87 25887 92687 258
PluimveeVleeskuikens35 96136 35935 961
PluimveeOpfokouderdieren vleeskuikens2 5482 5472 548
PluimveeOuderdieren vleeskuikens4 3074 3324 307
PluimveeOpfokleghennen incl ouderdieren in opfok10 03210 02910 032
PluimveeLeghennen incl ouderdieren, tot ca 20 maanden27 57027 73727 570
PluimveeLeghennen ouder dan ca 20 maanden 5 8575 9395 857
PluimveeEenden453454453
PluimveeKalkoenen530530530
KonijnenVoedsters303030
1) Definitieve cijfers op de peildatum 1 april 2023 van de Landbouwtelling, exclusief bijtellingen voor leegstand. Het aantal dieren in tabel 2.1.1 kan afwijken van het aantal in de tabellen van de Landbouwtelling van het CBS. In de tabellen van de Landbouwtelling vindt voor bedrijven met tijdelijke leegstand op de peildatum een bijtelling plaats van het aantal dieren dat normaliter aanwezig is. De bijtelling is van belang voor de bepaling van het bedrijfstype en de economische omvang maar overschat het gemiddeld aantal aanwezige dieren.
2) Het aantal runderen is het aantal in het I&R-register op 1-1-2024. Voor de overige dieren zijn het de (bijgestelde) voorlopige aantallen in de Landbouwtelling van 2023.
3) Het aantal runderen is het aantal in het I&R-register op 1-4-2024. Voor de overige dieren zijn het de definitieve aantallen in de Landbouwtelling van 2023. 
N.B. Door afronding kunnen de weergegeven totalen afwijken van de som van de afzonderlijke getallen.

In Tabel 2.1.2 is de samenstelling van de belangrijkste voedermiddelen voor graasdieren weergegeven. De samenstelling van het verbruikte ruwvoer in 2024 wordt bepaald door de oogst van het vorige jaar (2023) en de oogst van het huidige jaar (2024). De samenstelling van de voorjaars-, zomer- en najaarskuilen van 2023 is in deze kwartaalrapportage verwerkt. Voor de samenstelling van de graskuiloogst, snijmaïsoogst en vers gras in 2024 is uitgegaan van vijfjaarsgemiddelden waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarden buiten beschouwing blijven.

2.1.2 Samenstelling van ruwvoer en melkveemengvoer
StikstofStikstofFosforFosfor
4e kwartaalrapportage 20231e kwartaalrapportage 20244e kwartaalrapportage 20231e kwartaalrapportage 2024
Mengvoer melkvee (g/kg)1)29,529,14,454,39
Graskuil oogstjaar 2022 (g/kg droge stof)2)26,63,30
Graskuil oogstjaar 2023 (g/kg droge stof)2)27,428,03,683,80
Graskuil oogstjaar 2024 (g/kg droge stof)2)3)27,63,54
Snijmaïs oogstjaar 2022 (g/kg droge stof)2)11,01,63
Snijmaïs oogstjaar 2023 (g/kg droge stof)2)11,011,01,701,70
Snijmaïs oogstjaar 2024 (g/kg droge stof)2)3)11,51,76
Vers gras 2023 (g/kg droge stof)2)31,53,90
Vers gras 2024 (g/kg droge stof)2)3)31,33,72
1) Bron: Nevedi.
2) Bron: Eurofins Agro.
3) In de eerste kwartaalrapportage is het cijfer het gemiddelde van de vijf voorgaande jaren zonder het jaar met de laagste en het jaar met de hoogste waarde. 

In Tabel 2.1.3 is de melkproductie per koe per jaar weergegeven. Het cijfer is een voortschrijdend gemiddelde over de voorgaande 12 maanden. Ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage daalde de melkproductie per koe met 0,5 procent.

2.1.3 Melkproductie per koe (kg/koe/jaar)
20234e kwartaalrapportage 20231e kwartaalrapportage 2024
Melkproductie9 0309 1259 075

In Tabel 2.1.4 is de prognose weergegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie in de vierde kwartaalrapportages van 2023 en in deze kwartaalrapportage. 

2.1.4 Fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel met de rundveestapel op peildata van het I&R-systeem1) (mln kg)
FosfaatFosfaatStikstofStikstof
4e kwartaal-rapportage 20231e kwartaal-rapportage 20244e kwartaal-rapportage 20231e kwartaal-rapportage 2024
RundveeTotaal82,485,5306,7309,9
RundveeMelkvee73,476,6273,5277,5
RundveeVleeskalveren5,35,319,519,3
RundveeOverig vleesvee3,83,613,713,1
VarkensTotaal33,132,485,284,2
PluimveeTotaal22,422,553,352,5
PluimveeKippen21,922,052,151,3
PluimveeKalkoenen0,30,40,80,9
PluimveeEenden0,10,20,30,3
Paarden, pony’s, schapen en geitenTotaal7,17,021,922,0
KonijnenTotaal0,10,10,20,2
VeestapelTotaal145,1147,5467,4468,9
VeestapelProductieplafond2)150,7150,7489,4489,4
1) De omvang van de rundveestapel in de kwartaalrapportages is gebaseerd op de aantallen in het I&R-systeem voor rundvee aan het einde van elk kwartaal.
2) Door de Europese Commissie vastgesteld productieplafond voor Nederland.
N.B. de momentopnames na afloop van elk kwartaal zijn door veranderingen in de rundveestapel niet representatief voor de fosfaat- en stikstofexcretie in het hele jaar. Daarnaast zijn de waarden van een aantal variabelen in de kwartaalrapportages geschat, zoals het verbruik en de samenstelling van bepaalde voeders, omdat deze gegevens op het moment van rapportage nog niet beschikbaar waren. 
Door afronding kunnen de weergegeven totalen afwijken van de som van de afzonderlijke getallen.

De stikstofexcretie van de gehele veestapel is volgens de momentopname in het eerste kwartaal van 2024 468,9 miljoen kilogram, 4,2 procent onder het in de meststoffenregelgeving opgenomen stikstofproductieplafond (stcrt-2023-34916). De fosfaatexcretie van de gehele veestapel bedroeg in het eerste kwartaal 147,5 miljoen kilogram, 2,1 procent onder het productieplafond. In 2025 worden vanwege de derogatiebeschikking (EC, 2022) de productieplafonds verder aangescherpt tot 440 miljoen kilogram stikstof en 135 miljoen kilogram fosfaat. De stikstofexcretie en de fosfaatexcretie in deze kwartaalrapportage liggen nog 6,6 respectievelijk 9,2 procent boven de productieplafonds die in 2025 gaan gelden. 

De prognose van de fosfaat- en stikstofexcretie in 2024 in deze kwartaalrapportage berust voor een groot deel op voorlopige cijfers over de omvang van de veestapel en de hoeveelheden en de samenstelling van ruwvoer en krachtvoer. Dit betekent dat de onzekerheid in de prognose van de excretie in 2024 in deze kwartaalrapportage relatief groot is. 

2.2 Fosfaat- en stikstofexcretie met gemiddeld aantal dieren

Na afloop van elk kalenderjaar berekent het CBS achtereenvolgens voorlopige en definitieve cijfers over de fosfaat- en stikstofexcretie van de veestapel. De definitieve cijfers gaan daarbij uit van de excretiefactoren per dier die zijn vastgesteld door de Werkgroep Uniformering berekening Mest- en mineralencijfers (WUM) en het aantal dieren in de Landbouwtelling. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat het aantal dieren op de peildatum 1 april van de Landbouwtelling overeenkomt met het gemiddeld aantal aanwezige dieren in het jaar, behalve in jaren met uitbraken van dierziekten of andere bijzondere omstandigheden.  

In Tabel 2.2.1 is de excretie van stikstof en fosfaat in 2022 en 2023 weergegeven. De cijfers voor 2023 zijn op 28 februari 2024 gepubliceerd. Het zijn nog voorlopige cijfers. 

2.2.1 Fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel op basis van het aantal dieren op de peildatum 1 april van de Landbouwtelling (mln kg)
FosfaatFosfaatStikstofStikstof
20222023*20222023*
RundveeTotaal86,383,1302,4310,0
RundveeMelkvee77,274,1269,2276,8
RundveeVleeskalveren5,65,320,419,5
RundveeOverig vleesvee3,53,712,713,7
VarkensTotaal34,433,188,685,2
PluimveeTotaal22,522,453,953,3
PluimveeKippen22,021,952,752,1
PluimveeKalkoenen0,30,30,80,8
PluimveeEenden0,20,10,40,3
Paarden, pony’s, schapen en geitenTotaal7,07,122,021,9
KonijnenTotaal0,10,10,30,2
VeestapelTotaal150,4145,8467,1470,6
*Voorlopig cijfer.
N.B. Door afronding kunnen de weergegeven totalen afwijken van de som van de afzonderlijke getallen.

De stikstofexcretie van de melkveesector steeg van 269,2 miljoen kilogram in 2022 tot 276,8 miljoen kilogram in 2023. De stikstofexcretie van de gehele veestapel bedroeg 470,6 miljoen kilogram, 3,9 procent onder het productieplafond van 489,4 miljoen kilogram. De fosfaatexcretie van de totale veestapel lag in 2023 met 145,8 miljoen kilogram 3,3 procent onder het productieplafond van 150,7 miljoen kilogram. 

2) Met ingang van 2018 wordt het aantal dieren in de Landbouwtelling op de website van het CBS bijgesteld voor bedrijven met tijdelijke leegstand op de peildatum. Voor deze bijstelling wordt gebruik gemaakt van de opgave van voorgaand jaar. De reden voor deze bijstelling is dat de Landbouwtelling een structuurenquête is, waarin een bijstelling bij tijdelijke leegstand o.a. van belang is voor de bepaling van het bedrijfstype en de economische omvang van de bedrijven.

3. Ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen

In het kader van de stikstofproblematiek hebben de overheid en verschillende sectorpartijen in de melkveehouderij in 2021 afgesproken om op sectorniveau het ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen in de komende jaren stapsgewijs te verlagen met als streefdoel maximaal 160 gram ruw eiwit per kilogram droge stof in 2025. De melkveestapel bestaat uit melkkoeien en het bijbehorende vrouwelijke jongvee. 

Met ingang van de tweede kwartaalrapportage van 2022 is de rapportage uitgebreid met een prognose van het ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen. De uitgangspunten in de prognose van het ruweiwitgehalte zijn opgenomen in Paragraaf 2.1 onder Voerverbruik en voersamenstelling. Voor de eerste kwartaalrapportage van 2024 zijn nog onvoldoende gegevens beschikbaar over krachtvoer- en ruwvoersamenstelling om een indicatie te geven van het ruweiwitgehalte van het melkveevoerrantsoen in 2024. In de volgende kwartaalrapportage zal voor het eerst een prognose worden opgenomen waarin de samenstelling van de voorjaarskuilen van 2024 is verwerkt. 

Referenties

CBS (2023). Dierlijke mest en mineralen 2022.

EC (2022). Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/2069 van de Commissie van 30 september 2022 tot verlening van een door Nederland gevraagde derogatie op grond van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen.

Stcrt-2023-34916. Staatscourant 2023, 34916

WUM (2010). Gestandaardiseerde berekeningsmethode voor dierlijke mest en mineralen. Standaardcijfers 1990-2008. Werkgroep Uniformering berekening Mest- en mineralencijfers (redactie C. van Bruggen). CBS, PBL, LEI-Wageningen UR, Wageningen UR-Livestock Research, ministerie van LNV en RIVM. CBS, Den Haag.