2. Fosfaat- en stikstofexcretie
2.1 Fosfaat- en stikstofexcretie met rundveestapel op peildata I&R
Na afloop van elk kwartaal wordt op basis van beschikbaar gekomen nieuwe en actuele gegevens een berekening opgesteld van de totale fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. De methodiek sluit aan bij de geharmoniseerde rekenmethodiek die door het CBS wordt toegepast (WUM, 2010; CBS, 2023). De berekeningen vormen een momentopname waarbij de omvang van de rundveestapel is gebaseerd op het aantal dieren in het I&R-register na afloop van ieder kwartaal. De omvang van de rundveestapel in de voorliggende kwartaalrapportage is gebaseerd op het aantal runderen in het I&R-register met de stand op 1 april 2024. Voor de overige diercategorieën zijn de aantallen in de rapportages afhankelijk van de beschikbaarheid van cijfers uit de Landbouwtelling.
In de kwartaalrapportages wordt steeds gebruik gemaakt van de meest recente gegevens over de omvang van de veestapel, de melkproductie per koe en van gegevens over de beschikbaarheid en de samenstelling van krachtvoer en ruwvoer. De kwartaalrapportages verschijnen ongeveer zes weken na afloop van het kwartaal.
In voorliggende kwartaalrapportage is de berekening gegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel naar de situatie op 1 april 2024. Hierin zijn de volgende gegevens verwerkt:
Veestapel:
- Rundvee: I&R-gegevens per 1 april 2024 (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland - RVO).
- Varkens, schapen, geiten, paarden, pony’s, pluimvee en konijnen: definitieve cijfers van de Landbouwtelling op de peildatum 1 april 2023, zonder bijtellingen voor leegstand van stallen op de peildatum2). Bij de omvang van de veestapels is het aantal dieren op de peildatum van belang; bijtellingen voor leegstand leiden tot overschatting van het gemiddeld aantal aanwezige dieren.
Voerverbruik en voersamenstelling:
- Krachtvoer voor rundvee: het verbruik van mengvoer voor melkvee is berekend als een voortschrijdend jaartotaal (tweede kwartaal 2023 tot en met het eerste kwartaal 2024). Vergeleken met de vorige kwartaalrapportage is het mengvoerverbruik gedaald met 2,1 procent. De hoeveelheid stikstof daalde met 3,5 procent en fosfor met 3,3 procent. (Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie - Nevedi). Voor vleesvee zijn de N- en P-gehalten van het mengvoer van 2022 gebruikt (RVO).
- Het verbruik van graskuil en hooi in 2024 (uitgedrukt in droge stof) is nog niet bekend en daarom gebaseerd op het gemiddelde verbruik in de laatste vijf jaren waarvan definitieve cijfers bekend zijn (2018-2022; CBS en Centrale Database Kringloopwijzer – CD-KLW) waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven.
- Het verbruik van snijmaïs in 2024 is geschat door de snijmaïsopbrengst per hectare in de laatste vijf jaar (2018-2022) te middelen waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven. Deze gemiddelde opbrengst per hectare is vermenigvuldigd met het maïsareaal in 2023 als indicatie voor de beschikbare hoeveelheid in 2024. Het maïsareaal in 2023 is met 1,5 procent afgenomen ten opzichte van 2022. De maïsopbrengsten per hectare zijn gebaseerd op cijfers uit het Bedrijveninformatienet (BIN) van Wageningen Economic Research (2018-2021) en op cijfers over de akkerbouwproductie van het CBS (2022).
- Ruwvoersamenstelling: de gemiddelde samenstelling van het verbruikte graskuil en snijmaïs in 2024 wordt bepaald door de samenstelling van de oogsten in 2023 en 2024. Er wordt hierbij van uitgegaan dat de oogst in een jaar voldoende is tot en met de weideperiode van het daaropvolgende jaar. De samenstelling van de graskuiloogst in 2023 is een gemiddelde samenstelling van voorjaars-, zomer- en najaarskuilen (Eurofins Agro). De gemiddelde samenstelling wordt globaal voor 40 procent bepaald door de voorjaarskuilen (tot en met 15 juni), voor 50 procent door de zomerkuilen (16 juni-31 augustus) en voor 10 procent door de najaarskuilen (vanaf 1 september). De samenstelling van graskuil, snijmaïs en vers gras in 2024 is nog niet bekend. Daarom is hiervoor uitgegaan van vijfjaarsgemiddelden waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven.
Overige uitgangspunten:
- Het P-gehalte van melk in 2024 is nog niet bekend en daarom gebaseerd op het gemiddelde van de laatste vijf jaren waarover gegevens bekend zijn (2019-2023) waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven (referentiemelk; Qlip). De lichaamssamenstelling van dieren en de samenstelling van andere dierlijke producten zijn niet gewijzigd ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage.
- De melkproductie per koe is berekend als een voortschrijdend gemiddelde, van april 2023 tot en met maart 2024. De totale melkproductie is de som van de melkleveringen aan fabrieken (RVO) en de melk die achterblijft op de boerderij.
Voor de berekening van de mineralenuitscheiding van varkens, pluimvee en konijnen zijn de definitieve excretiefactoren van 2022 (CBS, 2023) toegepast.
Tabel 2.1.1 laat zien dat de omvang van de melkveestapel in het eerste kwartaal van 2024 is gedaald met 1,2 procent ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage. Het aantal melkkoeien daalde met 0,4 procent en vrouwelijk jongvee met 1,9 procent.
20231) | 4e kwartaalrapportage 20232) | 1e kwartaalrapportage 20243) | ||
---|---|---|---|---|
Rundvee - melkvee | Totaal | 2 572 | 2 585 | 2 554 |
Rundvee - melkvee | Vrouwelijk jongvee tot 1 jaar | 456 | 454 | 446 |
Rundvee - melkvee | Mannelijk jongvee tot 1 jaar | 43 | 49 | 42 |
Rundvee - melkvee | Vrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder | 484 | 522 | 511 |
Rundvee - melkvee | Melkkoeien | 1 574 | 1 546 | 1 540 |
Rundvee - melkvee | Fokstieren van 1 jaar en ouder | 15 | 15 | 15 |
Rundvee - vleesvee | Totaal | 1 178 | 1 185 | 1 167 |
Rundvee - vleesvee | Witvleeskalveren | 591 | 630 | 626 |
Rundvee - vleesvee | Rosévleeskalveren | 336 | 312 | 304 |
Rundvee - vleesvee | Vrouwelijk jongvee tot 1 jaar | 39 | 32 | 31 |
Rundvee - vleesvee | Vleesstieren tot 1 jaar | 44 | 43 | 42 |
Rundvee - vleesvee | Vrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder | 67 | 52 | 52 |
Rundvee - vleesvee | Vleesstieren van 1 jaar en ouder | 48 | 49 | 49 |
Rundvee - vleesvee | Weide- en zoogkoeien | 52 | 66 | 63 |
Schapen | Ooien | 525 | 525 | 525 |
Melkgeiten | Melkgeiten ouder dan 1 jaar | 458 | 458 | 458 |
Paarden | Totaal | 62 | 61 | 62 |
Pony's | Totaal | 34 | 34 | 34 |
Varkens | Totaal (exclusief biggen tot spenen) | 8 816 | 8 885 | 8 816 |
Varkens | Vleesvarkens | 4 877 | 4 913 | 4 877 |
Varkens | Opfokvarkens | 201 | 203 | 201 |
Varkens | Zeugen | 754 | 760 | 754 |
Varkens | Gespeende biggen | 2 980 | 3 004 | 2 980 |
Varkens | Dekberen | 5 | 5 | 5 |
Pluimvee | Totaal | 87 258 | 87 926 | 87 258 |
Pluimvee | Vleeskuikens | 35 961 | 36 359 | 35 961 |
Pluimvee | Opfokouderdieren vleeskuikens | 2 548 | 2 547 | 2 548 |
Pluimvee | Ouderdieren vleeskuikens | 4 307 | 4 332 | 4 307 |
Pluimvee | Opfokleghennen incl ouderdieren in opfok | 10 032 | 10 029 | 10 032 |
Pluimvee | Leghennen incl ouderdieren, tot ca 20 maanden | 27 570 | 27 737 | 27 570 |
Pluimvee | Leghennen ouder dan ca 20 maanden | 5 857 | 5 939 | 5 857 |
Pluimvee | Eenden | 453 | 454 | 453 |
Pluimvee | Kalkoenen | 530 | 530 | 530 |
Konijnen | Voedsters | 30 | 30 | 30 |
1) Definitieve cijfers op de peildatum 1 april 2023 van de Landbouwtelling, exclusief bijtellingen voor leegstand. Het aantal dieren in tabel 2.1.1 kan afwijken van het aantal in de tabellen van de Landbouwtelling van het CBS. In de tabellen van de Landbouwtelling vindt voor bedrijven met tijdelijke leegstand op de peildatum een bijtelling plaats van het aantal dieren dat normaliter aanwezig is. De bijtelling is van belang voor de bepaling van het bedrijfstype en de economische omvang maar overschat het gemiddeld aantal aanwezige dieren. 2) Het aantal runderen is het aantal in het I&R-register op 1-1-2024. Voor de overige dieren zijn het de (bijgestelde) voorlopige aantallen in de Landbouwtelling van 2023. 3) Het aantal runderen is het aantal in het I&R-register op 1-4-2024. Voor de overige dieren zijn het de definitieve aantallen in de Landbouwtelling van 2023. N.B. Door afronding kunnen de weergegeven totalen afwijken van de som van de afzonderlijke getallen. |
In Tabel 2.1.2 is de samenstelling van de belangrijkste voedermiddelen voor graasdieren weergegeven. De samenstelling van het verbruikte ruwvoer in 2024 wordt bepaald door de oogst van het vorige jaar (2023) en de oogst van het huidige jaar (2024). De samenstelling van de voorjaars-, zomer- en najaarskuilen van 2023 is in deze kwartaalrapportage verwerkt. Voor de samenstelling van de graskuiloogst, snijmaïsoogst en vers gras in 2024 is uitgegaan van vijfjaarsgemiddelden waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarden buiten beschouwing blijven.
Stikstof | Stikstof | Fosfor | Fosfor | |
---|---|---|---|---|
4e kwartaalrapportage 2023 | 1e kwartaalrapportage 2024 | 4e kwartaalrapportage 2023 | 1e kwartaalrapportage 2024 | |
Mengvoer melkvee (g/kg)1) | 29,5 | 29,1 | 4,45 | 4,39 |
Graskuil oogstjaar 2022 (g/kg droge stof)2) | 26,6 | 3,30 | ||
Graskuil oogstjaar 2023 (g/kg droge stof)2) | 27,4 | 28,0 | 3,68 | 3,80 |
Graskuil oogstjaar 2024 (g/kg droge stof)2)3) | 27,6 | 3,54 | ||
Snijmaïs oogstjaar 2022 (g/kg droge stof)2) | 11,0 | 1,63 | ||
Snijmaïs oogstjaar 2023 (g/kg droge stof)2) | 11,0 | 11,0 | 1,70 | 1,70 |
Snijmaïs oogstjaar 2024 (g/kg droge stof)2)3) | 11,5 | 1,76 | ||
Vers gras 2023 (g/kg droge stof)2) | 31,5 | 3,90 | ||
Vers gras 2024 (g/kg droge stof)2)3) | 31,3 | 3,72 | ||
1) Bron: Nevedi. 2) Bron: Eurofins Agro. 3) In de eerste kwartaalrapportage is het cijfer het gemiddelde van de vijf voorgaande jaren zonder het jaar met de laagste en het jaar met de hoogste waarde. |
In Tabel 2.1.3 is de melkproductie per koe per jaar weergegeven. Het cijfer is een voortschrijdend gemiddelde over de voorgaande 12 maanden. Ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage daalde de melkproductie per koe met 0,5 procent.
2023 | 4e kwartaalrapportage 2023 | 1e kwartaalrapportage 2024 | |
---|---|---|---|
Melkproductie | 9 030 | 9 125 | 9 075 |
In Tabel 2.1.4 is de prognose weergegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie in de vierde kwartaalrapportages van 2023 en in deze kwartaalrapportage.
Fosfaat | Fosfaat | Stikstof | Stikstof | ||
---|---|---|---|---|---|
4e kwartaal-rapportage 2023 | 1e kwartaal-rapportage 2024 | 4e kwartaal-rapportage 2023 | 1e kwartaal-rapportage 2024 | ||
Rundvee | Totaal | 82,4 | 85,5 | 306,7 | 309,9 |
Rundvee | Melkvee | 73,4 | 76,6 | 273,5 | 277,5 |
Rundvee | Vleeskalveren | 5,3 | 5,3 | 19,5 | 19,3 |
Rundvee | Overig vleesvee | 3,8 | 3,6 | 13,7 | 13,1 |
Varkens | Totaal | 33,1 | 32,4 | 85,2 | 84,2 |
Pluimvee | Totaal | 22,4 | 22,5 | 53,3 | 52,5 |
Pluimvee | Kippen | 21,9 | 22,0 | 52,1 | 51,3 |
Pluimvee | Kalkoenen | 0,3 | 0,4 | 0,8 | 0,9 |
Pluimvee | Eenden | 0,1 | 0,2 | 0,3 | 0,3 |
Paarden, pony’s, schapen en geiten | Totaal | 7,1 | 7,0 | 21,9 | 22,0 |
Konijnen | Totaal | 0,1 | 0,1 | 0,2 | 0,2 |
Veestapel | Totaal | 145,1 | 147,5 | 467,4 | 468,9 |
Veestapel | Productieplafond2) | 150,7 | 150,7 | 489,4 | 489,4 |
1) De omvang van de rundveestapel in de kwartaalrapportages is gebaseerd op de aantallen in het I&R-systeem voor rundvee aan het einde van elk kwartaal. 2) Door de Europese Commissie vastgesteld productieplafond voor Nederland. N.B. de momentopnames na afloop van elk kwartaal zijn door veranderingen in de rundveestapel niet representatief voor de fosfaat- en stikstofexcretie in het hele jaar. Daarnaast zijn de waarden van een aantal variabelen in de kwartaalrapportages geschat, zoals het verbruik en de samenstelling van bepaalde voeders, omdat deze gegevens op het moment van rapportage nog niet beschikbaar waren. Door afronding kunnen de weergegeven totalen afwijken van de som van de afzonderlijke getallen. |
De stikstofexcretie van de gehele veestapel is volgens de momentopname in het eerste kwartaal van 2024 468,9 miljoen kilogram, 4,2 procent onder het in de meststoffenregelgeving opgenomen stikstofproductieplafond (stcrt-2023-34916). De fosfaatexcretie van de gehele veestapel bedroeg in het eerste kwartaal 147,5 miljoen kilogram, 2,1 procent onder het productieplafond. In 2025 worden vanwege de derogatiebeschikking (EC, 2022) de productieplafonds verder aangescherpt tot 440 miljoen kilogram stikstof en 135 miljoen kilogram fosfaat. De stikstofexcretie en de fosfaatexcretie in deze kwartaalrapportage liggen nog 6,6 respectievelijk 9,2 procent boven de productieplafonds die in 2025 gaan gelden.
De prognose van de fosfaat- en stikstofexcretie in 2024 in deze kwartaalrapportage berust voor een groot deel op voorlopige cijfers over de omvang van de veestapel en de hoeveelheden en de samenstelling van ruwvoer en krachtvoer. Dit betekent dat de onzekerheid in de prognose van de excretie in 2024 in deze kwartaalrapportage relatief groot is.
2.2 Fosfaat- en stikstofexcretie met gemiddeld aantal dieren
Na afloop van elk kalenderjaar berekent het CBS achtereenvolgens voorlopige en definitieve cijfers over de fosfaat- en stikstofexcretie van de veestapel. De definitieve cijfers gaan daarbij uit van de excretiefactoren per dier die zijn vastgesteld door de Werkgroep Uniformering berekening Mest- en mineralencijfers (WUM) en het aantal dieren in de Landbouwtelling. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat het aantal dieren op de peildatum 1 april van de Landbouwtelling overeenkomt met het gemiddeld aantal aanwezige dieren in het jaar, behalve in jaren met uitbraken van dierziekten of andere bijzondere omstandigheden.
In Tabel 2.2.1 is de excretie van stikstof en fosfaat in 2022 en 2023 weergegeven. De cijfers voor 2023 zijn op 28 februari 2024 gepubliceerd. Het zijn nog voorlopige cijfers.
Fosfaat | Fosfaat | Stikstof | Stikstof | ||
---|---|---|---|---|---|
2022 | 2023* | 2022 | 2023* | ||
Rundvee | Totaal | 86,3 | 83,1 | 302,4 | 310,0 |
Rundvee | Melkvee | 77,2 | 74,1 | 269,2 | 276,8 |
Rundvee | Vleeskalveren | 5,6 | 5,3 | 20,4 | 19,5 |
Rundvee | Overig vleesvee | 3,5 | 3,7 | 12,7 | 13,7 |
Varkens | Totaal | 34,4 | 33,1 | 88,6 | 85,2 |
Pluimvee | Totaal | 22,5 | 22,4 | 53,9 | 53,3 |
Pluimvee | Kippen | 22,0 | 21,9 | 52,7 | 52,1 |
Pluimvee | Kalkoenen | 0,3 | 0,3 | 0,8 | 0,8 |
Pluimvee | Eenden | 0,2 | 0,1 | 0,4 | 0,3 |
Paarden, pony’s, schapen en geiten | Totaal | 7,0 | 7,1 | 22,0 | 21,9 |
Konijnen | Totaal | 0,1 | 0,1 | 0,3 | 0,2 |
Veestapel | Totaal | 150,4 | 145,8 | 467,1 | 470,6 |
*Voorlopig cijfer. N.B. Door afronding kunnen de weergegeven totalen afwijken van de som van de afzonderlijke getallen. |
De stikstofexcretie van de melkveesector steeg van 269,2 miljoen kilogram in 2022 tot 276,8 miljoen kilogram in 2023. De stikstofexcretie van de gehele veestapel bedroeg 470,6 miljoen kilogram, 3,9 procent onder het productieplafond van 489,4 miljoen kilogram. De fosfaatexcretie van de totale veestapel lag in 2023 met 145,8 miljoen kilogram 3,3 procent onder het productieplafond van 150,7 miljoen kilogram.