Extra uitvraag Tegenprestatie 2024

4. Samenvatting en conclusie

Er is onderzoek gedaan naar het totale aantal personen met een bijstandsgerelateerde uitkering dat een maatschappelijk nuttige activiteit als tegenprestatie uitvoerde of kreeg opgedragen in maart 2024. Dit is uitgevoerd middels een extra uitvraag.

Voor de uitvoering van het onderzoek zijn alle 342 gemeenten in Nederland benaderd met een enquête. De respons bedroeg 79 procent. De 270 responderende gemeenten waren, qua grootteklasse en het softwarepakket dat gebruikt wordt voor de gemeentelijke registraties, representatief voor alle Nederlandse gemeenten.

Het aantal tegenprestaties van de niet responderende gemeenten is bijgeschat met behulp van de Multiple Imputation methode (Random Hot Deck Imputation). Hierbij zijn de gegevens van een qua grootteklasse en softwarepakket gelijkende en wel responderende gemeente gebruikt om tot een schatting te komen. Voor heel Nederland leverde deze methode de schatting van 28,8 duizend personen met een tegenprestatie op, met een onzekerheidsmarge van 16 procent. Het absolute aantal tegenprestaties is, evenals het aantal bijstandsuitkeringen, in maart 2024 hoger dan in maart 2023. Ook het relatieve aandeel tegenprestaties in verhouding tot het aantal bijstandsontvangers steeg in 2024. Over verslagperiode maart 2023 hadden echter sommige gemeenten per abuis te lage cijfers opgegeven – het daadwerkelijke aantal bijstandsgerechtigden met tegenprestatie in 2023 zal daarom dichter in de buurt komen bij het aantal van 2024.

Gemeenten die de tegenprestatie niet uitvoeren, gaven vaak als verklaring dat het opleggen van een tegenprestatie niet nodig is omdat zij een andere aanpak hanteren. Gemeenten die de tegenprestatie wel uitvoeren, maar voor maart 2024 een aantal van nul opgaven, gaven daarvoor uiteenlopende redenen. Met name geven zij aan dat de registratie niet of niet volledig plaatsvindt of dat zij bepaalde maatschappelijk nuttige activiteiten niet als tegenprestatie zien. Ook wordt aangegeven dat zij de verplichting tot een tegenprestatie als een uiterst middel zien, of wordt de tegenprestatie ondanks een verordening in de praktijk niet uitgevoerd. Bij gemeenten die de tegenprestatie uitvoeren en een aantal groter dan nul opgaven bleek vaak dat zij juist een ruime definitie hanteren.

Het aantal getelde tegenprestaties is dus net als in eerdere jaren beïnvloed door de definitie van de tegenprestatie die gemeenten hanteren. Vrijwilligerswerk of mantelzorg worden door een deel van de gemeenten wel gezien als tegenprestatie, terwijl andere gemeenten deze activiteiten wel stimuleren als alternatief, maar niet als tegenprestatie zien. Indien alle gemeenten andere activiteiten die kunnen worden gezien als tegenprestatie zouden meetellen, zou het aantal tegenprestaties hoger uitkomen.