Monitoring economische indicatoren circulaire economie
Haalbaarheidsstudie webcrawlOver deze publicatie
Het CBS meet economische indicatoren over de circulaire economie, zoals de werkgelegenheid en de toegevoegde waarde, om het economische belang van de circulaire economie en de ontwikkeling ervan door de tijd in kaart te brengen. Deze monitoring is onderdeel van het Werkprogramma Monitoring en Sturing Circulaire Economie 2019-2023. Het werkprogramma is een samenwerkingsverband van verschillende kennisinstituten onder leiding van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL).
De gehanteerde methode dekt echter niet alle circulaire activiteiten. Om de nog ontbrekende circulaire activiteiten in kaart te brengen is in deze haalbaarheidsstudie onderzocht of het mogelijk is om aan de hand van een webcrawl ontbrekende circulaire activiteiten in kaart te brengen. De hiervoor gebruikte webcrawl is onderdeel van een door Royal HaskoningDHV uitgevoerde studie naar circulaire bedrijvigheid (RHDHV, 2022). Het rapport bouwt voort op eerder onderzoek (CBS, 2021) en draagt bij aan de verdere uitwerking van het Werkprogramma Monitoring en Sturing Circulaire Economie 2019-2023.
1. Inleiding
Als onderdeel van de transitiemonitoring van de circulaire economie brengt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) het economische belang van de circulaire economie in kaart. De uitkomsten worden opgenomen als onderdeel van de transitiemonitoring in de ICER (Integrale Circulaire Economie Rapportage) (Hanemaaijer et al., 2023). Er wordt gekeken naar verschillende economische indicatoren, de werkgelegenheid, toegevoegde waarde en productiewaarde, en hoe deze zich door de tijd ontwikkelen. De circulaire activiteiten worden geclassificeerd naar de verschillende R-strategieën om beter zicht te krijgen op de onderliggende ontwikkelingen. De hiervoor door het CBS ontwikkelde top-down methode (CBS, 2019) brengt een deel van de circulaire economie in kaart, maar geeft geen volledige dekking van alle circulaire activiteiten.
In 2020 heeft Royal HaskoningDHV in opdracht van het PBL een zogeheten webcrawl uitgevoerd voor de circulaire economie (RHDHV, 2021). Deze webcrawl, waarbij websites van bedrijven op systematische wijze worden gescand op trefwoorden die betrekking hebben op de circulaire economie, brengt allerlei circulaire activiteiten en bedrijven in kaart. Een deel van deze circulaire activiteiten wordt niet met de huidige CBS-methode meegenomen. Deze bottom-up benadering levert daarmee aanvullende informatie op bedrijfsniveau over de circulaire economie waarmee mogelijk een vollediger beeld van de circulaire economie verkregen kan worden.
Uit een in 2021 door het CBS uitgevoerde haalbaarheidsstudie CBS (2021) bleek echter dat het inzetten van de webcrawl resultaten ter aanvulling van de huidige top-down methode niet eenvoudig is. Voor een aantal belemmeringen zal een oplossing gevonden moeten worden alvorens de webcrawl als aanvulling op de huidige methode ingezet kan worden. Belangrijke belemmeringen zijn bijvoorbeeld dat de bedrijvenpopulatie die de webcrawl oplevert bedrijven bevat die niet tot de circulaire economie behoren (ruis) en dat er een verschil zit tussen de gehanteerde scope in de webcrawl en de scope die gehanteerd wordt voor het ramen van de economische indicatoren. In deze haalbaarheidsstudie is onderzocht of deze belemmeringen overkomelijk zijn en of de webcrawl als aanvullende bron kan worden ingezet. Bij dit onderzoek is gebruik gemaakt van de meest recente webcrawl die door Royal HaskoningDHV is uitgevoerd in 2022 (RHDHV, 2022).
In dit rapport worden de bevindingen van deze haalbaarheidsstudie beschreven. In hoofdstuk 2 zal kort de huidige CBS-methode worden toegelicht, zal worden ingegaan op de daarbij gehanteerde afbakening van de circulaire economie en wordt de methodiek van de webcrawl-benadering beschreven. In hoofdstuk 3 worden vervolgens de bevindingen besproken van het onderzoek naar de haalbaarheid om de huidige CBS-methode aan te vullen met een bottom-up benadering op basis van de webcrawl wordt onderzocht. In dit onderzoek staat de door Royal HaskoningDHV uitgevoerde webcrawl centraal en zal de bruikbaarheid van de webcrawl grondig worden geanalyseerd. Het rapport wordt afgerond met een conclusie en discussie.
2. Methode
2.1 Introductie
Om het economische belang van de circulaire economie in Nederland in kaart te brengen wordt gekeken naar een aantal verschillende economische indicatoren, de werkgelegenheid, productiewaarde en toegevoegde waarde. De huidige door het CBS gehanteerde methode voor het monitoren van deze indicatoren bestaat uit drie aparte benaderingen, 1) de milieusector-benadering waarbij sectoren worden geselecteerd op basis van hun milieuactiviteit, 2) de bedrijfstak-benadering waarbij sectoren worden geselecteerd die buiten de milieusector vallen maar wel circulair zijn, en 3) de goederengroep-benadering waarbij circulaire goederen en diensten worden geselecteerd voor alle sectoren die buiten de eerste twee benaderingen vallen. Deze drie benaderingen worden kort toegelicht in onderstaand kader “methodebeschrijving monitoring economische indicatoren CE”, een uitgebreide toelichting is te vinden in het rapport over de eerdere haalbaarheidsstudie (CBS, 2021).1)
Door het hoge aggregatieniveau van de door het CBS gebruikte methoden is het slechts beperkt mogelijk om circulaire activiteiten te onderscheiden. Traditionele circulaire activiteiten zoals recycling, reparatie, verhuur en tweedehands verkoop zijn goed te onderscheiden. Echter, dit is meestal niet het geval voor meer innovatieve activiteiten, zoals de kringlooplandbouw, deelplatforms of de productie van bioplastics en vleesvervangers. Om ook de nog ontbrekende circulaire activiteiten in beeld te krijgen biedt een aanvullende benadering zoals een webcrawl misschien mogelijkheden.
In hoofdstuk 2.2 zal eerst worden ingegaan op hoe de circulaire economie in de door het CBS gehanteerde methode is afgebakend. De circulaire economie is namelijk een breed en veelomvattend begrip, om hier grip op te krijgen is een heldere afbakening noodzakelijk. In hoofdstuk 2.3 zal vervolgens worden ingegaan op de methodiek met betrekking tot het gebruik van de webcrawl voor het ramen van de economische indicatoren.
2.2 Afbakening van de circulaire economie
De circulaire economie is een onderwerp waar zowel nationaal als internationaal veel aandacht voor is, maar er is geen algemeen aanvaarde definitie van de circulaire economie. Dit wordt duidelijk gemaakt door Kirchherr et al. (2017), die 114 definities van de circulaire economie verzamelde. Daarnaast is het een breed begrip waar tal van verschillende economische activiteiten toe worden gerekend. Hierdoor is het lastig om een eenduidige afbakening van de circulaire economie te maken en blijft er ruimte voor discussie als het gaat om het afbakenen van circulaire activiteiten.
Om de economische activiteiten die tot de circulaire economie behoren te identificeren en te classificeren wordt de R-ladder van het PBL gehanteerd, zie figuur 2.1. De R-ladder geeft een systematisch overzicht van de verschillende R-strategieën (Potting et al., 2016). Er wordt onderscheid gemaakt tussen de biotisch en abiotische kringloop. De abiotische strategieën worden weergegeven in de R-ladder van het PBL en de biotische strategieën worden weergegeven in de R-ladder van Moerman.2) In het vervolg van dit rapport worden met de term R-ladder zowel de biotische als abiotische ladder bedoeld.
Een bedrijf wordt als circulair beschouwd als het een (deels) circulair product aanbiedt, dit product kan zowel een goed als een dienst zijn. Of een product of activiteit circulair is kan worden getoetst aan de R-ladder. Voorbeelden van circulaire bedrijven zijn bijvoorbeeld bedrijven die afval recyclen (R8-recycle), producten repareren (R4-repair) of tweedehandsgoederen verkopen (R3-reuse). Maar een bedrijf kan ook circulair zijn door producten ver verhuren in plaats van te verkopen, als hierdoor het productgebruik wordt geïntensiveerd (R1-rethink).
De economische indicatoren van de circulaire economie worden door het CBS in kaart gebracht vanuit het perspectief van de producent, de aanbieder van producten, en niet vanuit de gebruiker. Dit is de standaard benadering voor het in kaart brengen van economische sectoren. Denk bijvoorbeeld aan de hernieuwbare energiesector (CBS, 2020), hier worden producenten van hernieuwbare energie in kaart gebracht, maar niet de huishoudens en bedrijven die hernieuwbare energie inkopen.3) In de circulaire economie is dit onderscheid minder duidelijk en worden vaak ook bedrijven die circulair inkopen (zoals bouwbedrijven die secundaire materialen inkopen) of bedrijven die proberen hun materiaalgebruik te verminderen als circulair gezien. Dergelijke bedrijven worden hier buiten beschouwing gelaten.
Naast de bovenstaande conceptuele afbakening is het ook praktisch niet haalbaar om alle gebruikers van circulaire producten in kaart te brengen, of om alle bedrijven in kaart te brengen die door middel van materiaalbesparing of het scheiden van afval bijdragen aan een meer circulaire economie. Immers, ieder bedrijf zal afval inzamelen of proberen onnodig materiaalgebruik te voorkomen, simpelweg omdat dit kosten bespaart. Voor ieder bedrijf zou bepaald moeten worden hoeveel circulaire producten zij inkopen of hoeveel materiaal zij besparen om te beoordelen in hoeverre een bedrijf tot de circulaire economie gerekend kan worden. Alhoewel dit soort activiteiten belangrijk zijn en bijdragen om de economie circulair te maken vallen deze activiteiten buiten de scope van de economische indicatoren.
Tot slot, door beleidsmakers wordt onderscheid gemaakt tussen de transitie naar een meer circulaire economie en de energietransitie. Daarom worden economische activiteiten die vallen binnen de energietransitie niet gemonitord als onderdeel van de circulaire economie, ondanks dat de energietransitie bijdraagt aan het verminderen van het gebruik van fossiele energiedragers en dus als circulair zou kunnen worden bestempeld. Uitzondering hierop zijn bijvoorbeeld afvalverbranding voor energieopwekking of vergisting omdat het hier om de verwerking van afvalstromen gaat, waarbij tevens energie wordt opgewekt.
2.3 Webcrawl-benadering
De hier beschreven webcrawl-benadering is gebaseerd op vergelijkbare methoden van het CBS voor het samenstellen van andere statistieken zoals de milieusector (CBS, 2018a) en de hernieuwbare energiesector (CBS, 2020). Ook voor deze statistieken geldt dat de huidige economische classificatiesystemen ontoereikend zijn om de gewenste activiteiten in kaart te brengen. Zo wordt in de nationale rekeningen wel onderscheid gemaakt naar goederengroepen als elektriciteit en gas, maar wordt geen onderscheid gemaakt naar hernieuwbare en conventionele energie. Eén van de methoden om toch de gewenste economische activiteiten in kaart te brengen is op basis van een bedrijvenpopulatie. Er wordt een lijst met relevante bedrijven samengesteld en vervolgens worden hier op bedrijfsniveau economische gegevens aan gekoppeld om de gewenste raming te maken. Een dergelijke bedrijvenlijst kan worden samengesteld door bijvoorbeeld contact te zoeken met brancheverenigingen, maar een bedrijvenlijst kan ook met behulp van een webcrawl worden samengesteld.
Royal HaskoningDHV heeft in 2022 in opdracht van het PBL een webcrawl uitgevoerd (RHDHV, 2022) om circulaire bedrijven in kaart te brengen.4) Hierbij zijn websites van bedrijven op systematische wijze gescand en is informatie van de websites gebruikt om te bepalen of een bedrijf circulair is. Op basis van deze webcrawl is een lijst van circulaire bedrijven samengesteld. In hun studie definieert Royal HaskoningDHV een ‘circulair bedrijf’ als een bedrijf dat één of meerdere circulaire bedrijfsactiviteiten in uitvoering brengt. Wat wil zeggen bedrijven die economische activiteiten verrichten die gericht zijn op ten minste één van de R-strategieën.
De op basis van de webcrawl samengestelde bedrijvenlijst bevat aanvullende informatie, waaronder de website van het bedrijf, de R-strategie waaraan het bedrijf door de webcrawl is gekoppeld en het KVK-nummer. Deze door Royal HaskoningDHV samengestelde lijst van circulaire bedrijven kan mogelijk als input dienen om ontbrekende circulaire activiteiten mee te nemen in de raming voor de economische indicatoren waaronder de werkgelegenheid. Om daadwerkelijk tot een raming voor de werkgelegenheid te komen zullen er nog een aantal stappen moeten worden gezet, die stappen worden hieronder besproken.
Stap 1. Het koppelen van de bedrijvenlijst aan het Algemeen Bedrijvenregister (ABR) van het CBS
De bedrijvenlijst van RHDHV kan aan de hand van de KVK-nummers worden gekoppeld aan het ABR. Zo kan een bedrijvenlijst worden opgesteld op basis van CBS-bedrijfseenheden (BEIDs). Deze omzetting van KVK-nummer naar bedrijfseenheid (BEID) is nodig om de individuele bedrijven te kunnen koppelen met allerlei bedrijfsgegevens die het CBS verzameld en samenstelt.
Stap 2. Ophalen aanvullende bedrijfsinformatie uit verschillende bronnen
Vanuit de bedrijvenlijst kan, op basis van CBS-bedrijfseenheden (BEIDs), aanvullende bedrijfsinformatie worden opgehaald. Het ABR zelf bevat allerlei bedrijfsinformatie, onder andere over de SBI-indeling en de bedrijfsgrootte. Maar daarnaast kan een koppeling worden gemaakt met de werkgelegenheidsstatistiek en de productiestatistiek (productiewaarde en toegevoegde waarde) om economische variabelen toe te voegen aan de database.
Stap 3. Overlap tussen de verschillende benaderingen uitsluiten
De webcrawl-benadering is ter aanvulling op de huidige benaderingen en heeft als doel om ontbrekende circulaire activiteiten in kaart te brengen. Circulaire activiteiten die al via één van de drie huidige benaderingen in kaart worden gebracht zullen worden uitgesloten om overlap tussen de benaderingen te voorkomen.
Stap 4. Bepalen welke bedrijven binnen de scope van de circulaire economie behoren
De webcrawl levert een lijst met bedrijven op die economische activiteiten verrichten gericht op tenminste één van de R-strategieën. Echter, de afbakening van de circulaire economie voor het ramen van de economische indicatoren is strikter, zie hoofdstuk 2.2. Daarom kunnen niet alle bedrijven uit de webcrawl zomaar worden opgenomen in de raming. Voor ieder bedrijf zal bepaald moeten worden of het binnen de gehanteerde scope valt. Om dit te beoordelen zullen er allereerst handmatige controles nodig zijn, vervolgens kan gekeken worden of deze controlestap geautomatiseerd kan worden.
Stap 5. Per bedrijf het ‘circulaire aandeel’ bepalen
Niet alle circulaire bedrijven zijn volledig circulair, soms is slechts een deel van de bedrijfsactiviteiten circulair. Alleen dit circulaire deel van de economische bedrijfsactiviteiten zal meegenomen moeten worden in de raming. Hiervoor is het nodig om per bedrijf een inschatting te maken van het ‘circulaire aandeel’. Ook hier zal eerst een aantal bedrijven handmatig worden langsgelopen, alvorens er gekeken kan worden of ook deze stap geautomatiseerd kan worden.
Stap 6. Het samenstellen van de economische indicatoren
Voor ieder circulair bedrijf zijn de economische gegevens opgehaald en is het circulaire aandeel bepaald. Door deze informatie te combineren kan een raming voor de economische indicatoren worden gemaakt voor het verslagjaar waarin de webcrawl is uitgevoerd.
Stap 7. Samenstellen van een tijdreeks
Tot slot zal onderzocht worden of teruglegging van de tijdreeks mogelijk is en hoe er voor de komende jaren een consistente raming te maken is, zodat er ook zicht gekregen kan worden op de ontwikkeling van de circulaire economie door de tijd.
De hierboven genoemde stappen zullen doorlopen moeten worden om vanuit de webcrawl-bedrijvenpopulatie te komen tot een raming voor het samenstellen van de economische indicatoren voor de circulaire economie. In deze studie is een eerste poging gedaan om bovengenoemde stappen te doorlopen om tot een raming te kunnen komen. In hoofdstuk 3 zullen de bevindingen hiervan worden toegelicht. Dit schetst een beeld van de verschillende stappen en waar de grootste uitdagingen liggen.
2) In het rapport van Royal HaskoningDHV (2020) wordt uitgebreider ingegaan op beide ladders (zie pagina’s 37-39).
3) Dit zou betekenen dat voor ieder Nederlands bedrijf bepaald moet worden welk deel van de gebruikte energie hernieuwbaar is en welk deel conventioneel. Op basis hiervan zou dan een aandeel van het bedrijf meegenomen moeten worden onder de hernieuwbare energiesector, ongeacht de daadwerkelijke economische activiteiten van het bedrijf.
4) Royal HaskoningDHV heeft onder andere in 2020 (RHDHV, 2021) een vergelijkbare webcrawl uitgevoerd. De nieuwe webcrawl is door Royal HaskoningDHV doorontwikkeld, zo zijn er bijvoorbeeld aanvullende criteria opgenomen met als doel om de nauwkeurigheid van de webcrawl te verbeteren. Hierdoor zouden er minder bedrijven ten onrechte als circulair aangemerkt moeten worden.
3. Bevindingen
In hoofdstuk 3 zal aan de hand van de in hoofdstuk 2.3 besproken stappen worden ingegaan op de haalbaarheid om vanuit de webcrawl tot een raming voor de economische indicatoren te komen. Op basis hiervan zal een eerste conclusie worden getrokken over de haalbaarheid en eventuele uitdagingen en mogelijke oplossingen zullen worden besproken in de discussie.
3.1 Koppeling bedrijvenlijst en ophalen bedrijfsinformatie
De eerste twee stappen, het koppelen van de bedrijvenlijst aan het Algemeen Bedrijvenregister (ABR) van het CBS en het ophalen van aanvullende bedrijfsinformatie, leveren weinig problemen op. Het voornaamste aandachtspunt is dat de KVK-nummers niet altijd één op één te linken zijn aan de CBS bedrijfseenheden.5) Het grote deel van de bedrijven kan wel een één op één worden gelinkt en voor deze bedrijven is er geen probleem. Echter, omdat het CBS een iets andere definitie van een bedrijf hanteert kan het bijvoorbeeld het geval zijn dat er meerdere KVK-nummers vallen onder dezelfde bedrijfseenheid (BEID). Hierdoor valt het aantal bedrijfseenheden lager uit dan het aantal ‘bedrijven’ op basis van de KVK-nummers. De 78 800 KVK-nummers worden uiteindelijk gekoppeld met 72 000 bedrijven (BEIDs) uit het ABR.
3.2 Uitsluiten overlap tussen de verschillende benaderingen
De volgende stap (stap 3) is het uitsluiten van overlap tussen de verschillende benaderingen. Vanuit de huidige benaderingen is het niet mogelijk om economische activiteiten te herleiden naar individuele bedrijven, hierdoor is het niet mogelijk om op bedrijfsniveau overlap uit te sluiten. Wel is het mogelijk om overlap uit te sluiten op basis van bedrijfstak (SBI) of op basis van R-strategie.
In de bedrijfstak-benadering worden bedrijven identificeert op basis van SBI en ook de bedrijven uit de webcrawl bedrijvenlijst zijn naar SBI toegewezen. Overlap kan zo makkelijk worden geïdentificeerd. Daarnaast geldt dat economische activiteiten behorende tot bepaalde R-strategieën goed op basis van de huidige benaderingen geïdentificeerd en geraamd worden. Dit geldt met name voor R3-reuse, R4-repair en R8-recycle. Als deze R-strategieën ook via de webcrawl-benadering worden geraamd dan ontstaan er dubbeltellingen. Dus zowel op basis van SBI als R-strategie kan overlap tussen de verschillende benaderingen worden uitgesloten.
Tot slot blijkt uit analyse van de resterende bedrijven dat er, na het filteren op R-strategie en SBI, nog meer dan 250 bedrijven in de populatie zitten die gericht zijn op recycling, reparatie en tweedehands (reuse). Dit blijkt uit de keywords die bedrijven toegewezen hebben gekregen vanuit de webcrawl en op basis waarvan de bedrijven zijn geïdentificeerd als circulair.6) Deze bedrijven worden tevens uitgesloten om overlap tussen de verschillende benaderingen te voorkomen. Na het filteren op SBI, R-strategie en enkele keywords blijven er bijna 5.000 bedrijven over. In tabel 3.1 worden deze resterende bedrijven verbijzonderd naar R-strategie.
R-strategie1) | Aantal bedrijven |
---|---|
R1 – Rethink | 145 |
R2 – Reduce | 4 215 |
R6 – Recover en RM6 – Recover biomassa | 15 |
RM1 – Optimaal diet | 155 |
RM2 – Voedselverspilling voorkomen | 120 |
RM5 – Reststromen gebruiken in producten | 330 |
1) De RM-strategieën verwijzen naar R-strategieën uit de biotische kringloop. |
3.3 Bepalen welke bedrijven binnen de scope van de CE vallen
De circulaire bedrijvenlijst van bijna 5.000 bedrijven die resteert bevat economische activiteiten die niet met de huidige benaderingen worden geraamd en bevat mogelijk aanvullende informatie. De volgende stap is om voor deze resterende bedrijven te bepalen of het inderdaad gaat om bedrijven die binnen de gehanteerde afbakening van de circulaire economie vallen zoals deze is beschreven in hoofdstuk 2.2.
De door Royal HaskoningDHV gehanteerde definitie van een circulair bedrijf, “een bedrijf dat één of meerdere circulaire bedrijfsactiviteiten in uitvoering brengt”, vormt een goede basis om circulaire bedrijven te identificeren, maar is te breed voor het ramen van de economische indicatoren. Bijvoorbeeld, uit een eerste inventarisatie van de webcrawl-bedrijvenlijst blijkt dat er een aantal grote zorginstellingen in de populatie zitten. Wellicht dat deze zorginstellingen bepaalde activiteiten die overeenkomen met de verschillende R-strategieën. Maar daarmee zijn het nog geen circulaire bedrijven die volledig tot de circulaire economie gerekend zouden moeten worden als wordt gekeken vanuit het oogpunt van de te ramen economische indicatoren.
Om een beeld te krijgen van de resterende bedrijven uit de lijst, de verschillende type circulaire activiteiten die deze bedrijven verrichten, en of deze bedrijven daarmee in de raming moeten worden meegenomen zijn de activiteiten verder onderverdeeld naar type. Een overzicht hiervan is gegeven in Bijlage A. Vervolgens zijn per type activiteit handmatig een x-aantal bedrijven gecontroleerd om te bekijken wat voor type bedrijven er in de resterende populatie zitten. Hierbij is extra aandacht besteed aan bedrijven met relatief veel werknemers omdat zij een grotere impact hebben op de te ramen economische indicatoren.
Uit de analyse blijkt dat het grootste deel van de bedrijven niet binnen de in deze studie gehanteerde afbakening van de circulaire economie vallen. De redenen hiervoor zijn een combinatie van ruis7) in de populatie en een verschil in gehanteerde scope tussen de uitgevoerde webcrawl en de raming voor de economische indicatoren. Ter illustratie, de webcrawl identificeert een lijst van bedrijven gerelateerd aan vleesvervangers. Allereerst zit er ruis in de populatie. Zo zitten er bedrijven in de lijst die hier niet thuis lijken te horen, zoals een aantal kaasproducenten en paintballverenigingen. Daarnaast zitten er bedrijven in die vleesvervangers gebruiken, zoals restaurants en cateringbedrijven. Voor het ramen van de economische indicatoren en het daarvoor gehanteerde productieperspectief zouden juist de producenten van vleesvervangers in kaart moeten worden gebracht. Opvallend is echter dat deze bedrijven dan juist ontbreken.
De analyse leverde vergelijkbare bevindingen op voor de overige type activiteiten. Dit betekent niet dat er geen bruikbare informatie zit in de resterende bedrijvenpopulatie. Echter, het is een uitdaging om de juiste informatie uit de bedrijvenpopulatie te halen. De webcrawl bevat niet enkel circulaire bedrijven die vallen binnen de gehanteerde scope en bevat ook niet de benodigde informatie om de populatie (op systematische / geautomatiseerde wijze) scherper af te bakenen. Daarmee lijkt de enige methode om plausibele resultaten te verkrijgen om alle bedrijven handmatig langs te lopen en te beoordelen. Dit vergt een enorme tijdsinspanning. Dit zijn vergelijkbare bevindingen als in de eerdere haalbaarheidsstudie (CBS, 2021). De nieuw en verbeterde webcrawl door RHDHV heeft daar geen verandering in gebracht.
Tot slot, er zitten bedrijven in de resterende populatie waarvoor het onduidelijk is of ze wel of niet binnen de gehanteerde scope van de circulaire economie vallen. Een voorbeeld hiervan zijn onderhoudsactiviteiten, welke in principe bijdragen aan het verlengen van de levensduur van een product. Zo vinden er allerlei onderhoudsactiviteiten plaats onder andere in de bouwsector, door (technische) installatiebedrijven, door softwarebedrijven en door schilderbedrijven. De vraag is of al deze onderhoudsactiviteiten volledig tot de circulaire economie behoren. Zo zijn er meerdere grensgevallen waarvan beoordeeld zou moeten worden of ze wel of niet meegenomen zouden moeten worden.
3.4 Per bedrijf het ‘circulaire aandeel’ bepalen
De volgende stap is om voor de circulaire bedrijven het ‘circulaire aandeel’ te bepalen, variërend van 0 tot 100 procent. Echter, de analyse die is uitgevoerd onder paragraaf 3.3 leverde slechts een kleine set aan circulaire bedrijven op waarvoor het circulaire aandeel bepaald moest worden. Hierdoor is het lastig om iets zinnigs te zeggen over de haalbaarheid van het bepalen van het circulaire aandeel.
In ieder geval is het identificeren van circulaire activiteiten en/of producten lastiger dan voor bijvoorbeeld hernieuwbare energieproducten. Dit komt omdat in tegenstelling tot hernieuwbare energie niet alleen het eindproduct zelf relevant is (bv. de productie van een zonnepaneel of de bouw van een windmolen), maar ook de manier waarop het product wordt geproduceerd (bv. hanteert een bedrijf een circulair businessmodel, of levert een bedrijf prefab of ontwerpt het modulaire producten) of hoe het product wordt aangeboden (bv. verhuur of verkoop). Dit betekent dat er bij het bepalen van het circulaire aandeel naar meerdere aspecten gekeken moet worden, waarover niet altijd evenveel informatie beschikbaar is.
Net als bij het bepalen of bedrijven binnen de gehanteerde scope vallen geldt ook hier dat handmatige controle van de bedrijven de enige manier is om een goede inschatting van het circulaire aandeel te maken. Het is niet mogelijk om (op systematische / geautomatiseerde wijze) een goede inschatting van het circulaire aandeel te maken enkel op basis van informatie uit de webcrawl. De webcrawl geeft wel voor ieder bedrijf een score aan die weergeeft of een bedrijf wel of niet circulair is8), maar deze score geeft niet per se een goed beeld van de mate waarin een bedrijf circulair is. Ook het inschatten van het circulaire aandeel vergt daarmee een aanzienlijke tijdsinspanning.
3.5 Samenstellen economische indicatoren en tijdreeks
Zodra de bedrijvenpopulatie is afgebakend en voor ieder circulair bedrijf het circulaire aandeel is bepaald dan is het samenstellen van de economische indicatoren een eenvoudige berekening. Dat wil zeggen, per bedrijf wordt het circulaire aandeel vermenigvuldigd met de totale werkgelegenheid, de totale productiewaarde en de totale toegevoegde waarde. Zo kan voor het betreffende jaar waarvoor de webcrawl is uitgevoerd een raming voor de economische indicatoren worden gemaakt.
De teruglegging van de tijdreeks is wel een uitdaging. De bedrijfseconomische gegevens zijn beschikbaar vanaf verslagjaar 2010 en ook is het met behulp van het ABR mogelijk om bedrijven door de tijd te volgen, bijvoorbeeld om te zien of er fusies, afsplitsingen of overnames hebben plaatsgevonden. Zo kunnen de geïdentificeerde circulaire bedrijven gevolgd worden door de tijd. Echter, het is niet mogelijk om de webcrawl voor eerdere jaren uit te voeren of om voor eerdere jaren per bedrijf een goede inschatting te maken van het ‘circulaire aandeel’. Immers, de daarvoor benodigde websites zijn niet meer beschikbaar. Dit maakt het lastig om een goed beeld van de ontwikkeling door de tijd te krijgen.
Ook voor het samenstellen van een consistente tijdreeks de komende jaren zijn er uitdagingen. De resultaten van de webcrawl zijn namelijk niet per definitie constant door de tijd. Zo wordt de webcrawl methodiek steeds verder doorontwikkeld en zijn er steeds meer bedrijven die zichzelf als circulair in de markt zetten omdat er steeds meer aandacht is voor de circulaire economie en duurzaamheid in het algemeen.9) Dit kan de webcrawl-resultaten door de tijd heen beïnvloeden en zo het beeld vertekenen.
Waarom zijn er verschillende cijfers over het aantal bedrijven in Nederland? (cbs.nl)
6) De toewijzing van een bedrijf aan een R-strategie gebeurd niet enkel op basis van het geïdentificeerde keyword. De webcrawl kan voor een bedrijf meerdere circulaire termen identificeren en wijst een bedrijf toe aan de hoogste geïdentificeerde R-strategie.
7) Bedrijven die door de webcrawl als circulair zijn aangemerkt maar dit niet zijn.
8) Dit is een inschatting volgens de in de webcrawl gehanteerde definitie van een circulair bedrijf, welke afwijkt van de in deze studie gehanteerde afbakening van de circulaire economie.
9) Dit aspect wordt ook door RHDHV erkend en is de reden dat er geen uitspraken over de ontwikkeling van de circulaire economie worden gedaan op basis van de webcrawl.
4. Conclusie
De huidige CBS-methode om de economische indicatoren over de circulaire economie in kaart te brengen dekken niet alle circulaire activiteiten, waardoor de circulaire economie niet volledig in kaart gebracht kan worden. De huidige methode geeft een goed beeld van de meer traditionele circulaire activiteiten, zoals afvalinzameling en recycling, de verkoop van tweedehands goederen en reparatie- en verhuuractiviteiten. Maar wat voornamelijk ontbreekt zijn de meer innovatieve activiteiten hoger op de R-ladder, zoals de productie van bioplastics en vleesvervangers en het modulair ontwerpen van producten.
Om de nog ontbrekende circulaire activiteiten in kaart te brengen is een alternatieve methode onderzocht. Uitgangspunt hierbij is een populatie van circulaire bedrijven die is samengesteld door Royal HaskoningDHV aan de hand van een webcrawl. Uit dit onderzoek is gebleken dat deze bedrijvenpopulatie nieuwe en aanvullende informatie bevat, maar dat het tegelijkertijd moeilijk is om de relevante informatie hieruit te halen. Zo blijkt het lastig om de bedrijvenpopulatie dusdanig af te bakenen dat deze enkel de volgens de gehanteerde scope gewenste circulaire bedrijven bevat.
De belangrijkste oorzaken hiervoor is de aanwezigheid van niet circulaire bedrijven in de populatie en een verschil in de gehanteerde scope tussen de webcrawl en de raming van de economische indicatoren. Zo is er in de bedrijvenpopulatie geen onderscheid tussen aanbieders en gebruikers van circulaire producten.
Ook blijft het lastig om voor de circulaire bedrijven het ‘circulaire aandeel’ te bepalen. In tegenstelling tot bijvoorbeeld hernieuwbare energie is niet alleen het eindproduct zelf relevant (bv. de productie van een zonnepaneel), maar ook de manier waarop het product wordt geproduceerd (bv. hanteert een bedrijf een circulair businessmodel of ontwerpt een bedrijf modulaire producten) of hoe het product wordt aangeboden op de markt (bv. verhuur of verkoop).
De belangrijkste conclusie van dit rapport is dan ook dat het niet haalbaar wordt geacht om vanuit de webcrawl-bedrijvenpopulatie de ontbrekende circulaire activiteiten in kaart te brengen. De belangrijkste redenen hiervoor zijn de problemen omtrent het afbakenen van de circulaire bedrijven en het voor ieder bedrijf bepalen van het circulaire aandeel. Omdat de webcrawl geen aanvullende informatie bevat die gebruikt kan worden om de populatie af te bakenen of om het circulaire aandeel te bepalen is het ook niet haalbaar om deze stappen te automatiseren. Hierdoor is het noodzakelijk om alle bedrijven handmatig langs te lopen en te beoordelen en dit vergt een aanzienlijke tijdsinspanning.
Waar aan de ene kant het gevaar is dat er bij gebrek aan een goede controle van de bedrijvenpopulatie niet-circulaire activiteiten zullen worden meegenomen in de raming, is er tegelijkertijd de zorg dat de webcrawl niet altijd de gewenste en verwachte circulaire activiteiten in kaart brengt. Zo zijn er bijvoorbeeld bedrijven geïdentificeerd onder het keyword ‘vleesvervangers’, maar blijken de te verwachte producenten van vleesvervangers niet in de bedrijvenpopulatie te zitten. Dus de vraag is ook, zelfs bij het handmatig langslopen en controleren van de bedrijven uit de webcrawl, of dit een betrouwbaar en volledig beeld geeft van de geraamde activiteiten.
Tot slot, ook voor het terugleggen en het jaarlijks bijwerken van de tijdreeks zijn een aantal uitdagingen geconstateerd. Deze uitdagingen zijn op zich niet onoverkomelijk, maar wel zouden hier in overleg met PBL-keuzes en aannames gemaakt moeten worden afhankelijk van het gewenste eindresultaat. Deze keuzes zullen effect hebben op de kwaliteit van het resultaat. Een voorbeeld van een dergelijke keuze is bijvoorbeeld hoe belangrijk een tijdreeks terug in de tijd is, hoe ver terug wenselijk is, en of de aanname dat het circulaire aandeel van een bedrijf constant gehouden wordt gedurende die periode plausibel is?
Tijdens de eerdere haalbaarheidsstudie (CBS, 2021) werden vergelijkbare conclusies getrokken als in dit rapport. Ondanks de in die studie gedane aanbevelingen en doorgevoerde verbeteringen in de door Royal HaskoningDHV uitgevoerde webcrawl blijven dezelfde conclusies overeind staan.
Daarmee lijkt de onderzochte webcrawl-benadering geen geschikte methode om de ontbrekende circulaire activiteiten op een betrouwbare en volledige manier in kaart te brengen.
5. Discussie
De conclusie van dit rapport is dat de onderzochte webcrawl-benadering geen geschikte methode is om de ontbrekende circulaire activiteiten op een betrouwbare en volledige manier in kaart te brengen. Ondanks deze conclusie zullen in de discussie mogelijke oplossingen worden besproken en zal er gekeken worden naar alternatieve benaderingen om de ontbrekende circulaire activiteiten in kaart te brengen.
Per bedrijf bepalen of het binnen de gehanteerde scope valt en wat het circulaire aandeel is
De ervaring uit vergelijkbare projecten zoals de Milieusector en de hernieuwbare energiesector (CBS, 2020) leert dat kleine bedrijven vaak meer gespecialiseerd zijn en dat grotere bedrijven een divers scala aan economische activiteiten verrichten. Deze kennis zou kunnen helpen om met een beperkte tijdsinspanning toch een inschatting te kunnen maken van het circulaire aandeel van bedrijven.
Er zou bijvoorbeeld nagedacht kunnen worden over een hybride benadering waarbij de grotere bedrijven handmatig worden langsgelopen, en waarbij de kleinere bedrijven een circulair aandeel krijgen toegewezen op basis van een gemiddelde uit een steekproef. De grotere bedrijven hebben een relatief grote impact op de economische indicatoren. Daarom zouden in ieder geval de grotere bedrijven handmatig moeten worden gecontroleerd en beoordeeld. Bij welke bedrijfsgrootte de grens wordt gelegd is een afweging tussen kwaliteit en tijdsinspanning. Maar ook bij het handmatig langslopen van bedrijven blijft het inschatten van het circulaire aandeel lastig.
Mocht het niet lukken om voor bedrijven een goede inschatting van het circulaire aandeel te bepalen dan zou nog geprobeerd kunnen worden om een bredere range te bepalen. Dat wil zeggen een ruimere inschatting maken, bijvoorbeeld van de minimale en maximale werkgelegenheid. Een dergelijke range is minder nauwkeurig dan een enkel cijfer en levert niet het gewenste resultaat, maar hiermee kan mogelijk wel eenmalig een indicatie gegeven worden van de activiteiten die in de huidige raming nog ontbreken en het geeft een beeld van de onzekerheid die in de cijfers zit.
Het samenstellen van een tijdreeks
Er zijn meerdere mogelijkheden met betrekking tot de tijdreeks. Allereerst is het een optie om geen tijdreeks terug te leggen, maar om enkel het heden en de komende jaren goed in kaart te brengen. Indien het gewenst is om toch een tijdreeks terug te leggen in de tijd dan zouden er aannames gemaakt moeten worden. Zo zou bijvoorbeeld aangenomen kunnen worden dat het circulaire aandeel van bedrijven constant is voor de terug te leggen periode.
Hoe plausibel dergelijke aannames zijn hangt onder andere af van hoe ver de tijdreeks terug gaat in de tijd en in hoeverre bedrijfsactiviteiten van circulaire bedrijven zijn veranderd door de tijd. Voor gespecialiseerde bedrijven gaat een dergelijke aanname waarschijnlijk goed, maar dat geldt niet voor bedrijven die in omschakeling zijn en steeds meer circulair proberen te worden. Dergelijke aannames beïnvloeden in ieder geval de kwaliteit van het resultaat en zouden goed moeten worden afgewogen.
Mogelijke andere aanvullende benaderingen
Een mogelijkheid die ook in de eerdere haalbaarheidsstudie (CBS, 2021) is genoemd is om vanuit de bedrijvenpopulatie enkel bepaalde circulaire activiteiten in kaart te brengen. Specifieke circulaire activiteiten zouden geïdentificeerd kunnen worden die in de huidige benadering ontbreken. Hierbij zou gedacht kunnen worden aan circulaire activiteiten die vallen binnen de hogere R-strategieën of waarvoor extra aandacht is binnen één van de transitie agenda’s. Bijvoorbeeld de productie van prefab onderdelen en vleesvervangers, of het modulair ontwerpen van producten. Naast het gebruik van de webcrawl zou onderzocht kunnen worden of de bedrijvenlijst completer zou kunnen worden gemaakt met behulp van aanvullende zoekopdrachten via google of het contacteren van relevante brancheorganisaties.
Naast de benadering op basis van een bedrijvenlijst zou het ook een mogelijkheid kunnen zijn om met een hele andere benadering te proberen om de ontbrekende circulaire activiteiten te ramen. Zo zou bijvoorbeeld de verbranding en/of vergisting van biomassa geraamd kunnen worden op basis van fysieke energiecijfers, in plaats van aan de hand van een bedrijvenlijst. Ook voor andere ontbrekende activiteiten zouden mogelijke databronnen en methoden onderzocht kunnen worden om deze circulaire activiteiten te ramen. Ook deze mogelijkheid is in de eerdere haalbaarheidsstudie (CBS, 2021) benoemd.
Referenties
CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) (2018b), Documentatierapport Algemeen Bedrijven Register. Den Haag.
CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) (2019), Extension of the environmental goods and services sector with circular economy activities. Den Haag.
CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) (2020), Economische ontwikkeling van de energievoorziening; Achtergronddocument bij de Klimaat- en Energieverkenning 2020. Den Haag.
CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) (2021), Monitoring werkgelegenheid en toegevoegde waarde in de circulaire economie; Haalbaarheidsstudie webcrawl. Den Haag.
Hanemaaijer. et al. (2023), Integrale Circulaire Economie Rapportage 2023, PBL, Den Haag.
Potting, J., M. Hekkert, E. Worrell & A. Hanemaaijer (2016). Circulaire economie: Innovatie meten in de keten, Den Haag: PBL
Kierchherr, J., Reike, D., en Hekkert, M. (2017), Conceptualizing the circular economy: An analysis of 114 definitions. Resources, Conservation and Recycling, 127, 221-232.
RHDHV (Royal HaskoningDHV) (2021). Actualisatie Circulaire bedrijfsactiviteiten 2020. Amersfoort.
RHDHV (Royal HaskoningDHV) (2022). Meting circulaire bedrijvigheid 2022. Amersfoort.
Rood, T., Muilwijk, H., en Westhoek, H., (2016), Voedsel voor de circulaire economie, Den Haag: PBL.
UN (United Nations), EC (European Commission), IMF (International Monetary Fund), OECD (Organization for Economic Co-operation and Development) and World Bank (2009), System of National Accounts 2008, New York, United States of America
Bijlage A
Type activiteit | Indicatie aantal bedrijven |
---|---|
Prefab | >4 000 |
Compost | 320 |
Onderhoud | 200 |
Besparen en verspilling tegengaan | 160 |
Stadslandbouw | 60 |
Biobased/bioplastics | 55 |
Vleesvervangers en eiwittransitie | 50 |
Restant | 80 |
Onder restant vallen onder andere activiteiten gerelateerd aan afvalverbranding, foodprint, aquaponics/aquafarming, herbruikbaar, restaureren, modulair, mobility as a service, tiny house, voer op maat, gered voedsel, covergisting/energie uit biomassa.