2. Wijzigingen onderzoekspopulatie
De onderzoekspopulatie van de Monitor Loonverschillen mannen en vrouwen bestond voorheen uit alle banen van vier uur of meer per maand van werknemers woonachtig in Nederland vanaf 15 tot en met 64 jaar. Zowel de doelstelling van het onderzoek als beperkingen van de data hebben tot de volgende vier aanpassingen in de onderzoekspopulatie geleid:
- Banen van scholieren en studenten worden niet meegenomen
- Banen van stagiairs en banen in de sociale werkvoorziening worden niet meegenomen
- Maximale leeftijd wordt verhoogd tot de AOW-leeftijd
- Alleen de hoofdbanen (de banen met de meeste uren) worden meegenomen.
2.1 Geen banen van scholieren en studenten
Het niet meenemen van banen van scholieren en studenten heeft twee voordelen. Het eerste voordeel is dat een belangrijke verklarende variabele (zowel theoretisch als statistisch) in de analyse kan worden meegenomen: de gemiddelde deeltijdfactor tijdens het werkzame leven (zie paragraaf 3.1.7). Scholieren en studenten met banen geven een vertekend beeld van de gemiddelde deeltijdfactor. Hun baan is waarschijnlijk een bijbaan in deeltijd, terwijl dat weinig met hun werkzame leven na hun studie te maken heeft. Het tweede voordeel is methodologisch van aard. Het aantal werkenden bij de overheid jonger dan 21 jaar is erg klein. Bijbanen van scholieren en studenten hebben daardoor een grote (ongewenste) invloed op de loonverschillen in deze leeftijdsgroep. Het niet meenemen van de banen van scholieren en studenten voorkomt dit.
2.2 Geen banen van stagiairs en banen in de sociale werkvoorziening
Net als bijbanen zijn banen van stagiairs en banen in de sociale werkvoorziening minder vergelijkbaar met reguliere banen. Ook dat kan tot vertekening leiden in de uitkomsten van de monitor. Voor stagiairs geldt dat de betaling voor hun stage in de regel geen salaris is, maar een stagevergoeding. De sociale werkvoorziening is bedoeld om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk te helpen in beschutte, door de overheid gesubsidieerde, arbeidsplaatsen. Deze werknemers ontvangen wel een salaris. Het feit dat zij dit werk beschut doen, maakt het echter afwijkend van regulier werk. Deze twee specifieke groepen hebben door hun bijzondere positie andere loonverschillen en andere mechanismes die deze eventuele loonverschillen kunnen verklaren. Het niet meenemen van deze groepen resulteert in een beter afgebakende populatie voor de Monitor Loonverschillen.
2.3 Maximale leeftijd verhoogd tot de AOW-leeftijd
Bij de eerste editie van de Monitor Loonverschillen lag de AOW-leeftijd op 65 jaar. Inmiddels is die echter stapsgewijs verhoogd. Het is logisch en zuiver om ook de leeftijdsgrens van de onderzoekspopulaties van de verslagjaren in de monitor te verhogen tot de dan geldende AOW-leeftijd van het verslagjaar. Daarom gaat de ‘Monitor Loonverschillen mannen en vrouwen, 2022’ over werkenden tot de AOW-leeftijd.
Het was ook een mogelijkheid om alle werkenden tot en met 75 jaar op te nemen in de monitor. Inmiddels werken er immers steeds meer mensen na hun AOW-leeftijd door. De leeftijdsgrens in toekomstige monitoren zou dan ook gelijk kunnen blijven. Mensen die na hun AOW-leeftijd doorwerken vormen echter een selectieve groep. De uurlonen van de deze groep werkenden zijn relatief laag (zie bijvoorbeeld CBS StatLine, 2023a) waardoor de relatie tussen leeftijd en uurloon substantieel verandert. Als mannen en vrouwen niet in gelijke mate blijven doorwerken na hun AOW-leeftijd kan dit ook weer tot vertekening van de loonverschillen tussen mannen en vrouwen leiden. Daarom wordt de in een bepaald verslagjaar geldende AOW-leeftijd de leeftijdsgrens van de onderzoekspopulatie van dat verslagjaar.
2.4 Alleen hoofdbanen
Tot nu toe werden alle banen van vier uur of meer per maand meegenomen in het onderzoek van de monitor. Dit betekende dat sommige werknemers meerdere keren voorkwamen in de onderzoekspopulatie. In de Monitor Loonverschillen mannen en vrouwen van 2018 had zes procent van de werknemers meer dan één baan. Er zijn echter twee redenen om van elke werknemer alleen de hoofdbaan (die met de meeste uren) mee te nemen in de onderzoekspopulatie. De eerste reden is dat in de enquêtegegevens alleen voor de baan met de meeste uren bekend is of de respondent een leidinggevende functie heeft. Het is dan zuiverder om in de hele onderzoekspopulatie alleen de hoofdbanen mee te nemen. Al dan niet leidinggeven is namelijk een belangrijke verklarende variabele in de Monitor Loonverschillen (in de monitor van verslagjaar 2020 was dit de op drie na sterkst verklarende variabele). De tweede reden om alleen de hoofdbanen mee te nemen is dat het vaker voorkomen van dezelfde personen in het onderzoeksbestand voor clustering zorgt. Dit is methodologisch ongunstig: banen zijn dan geen onafhankelijke observaties meer, terwijl dat wel een vereiste is voor de analysetechniek om de gecorrigeerde loonverschillen te berekenen. Ook hierom is het beter om de onderzoekspopulatie te beperken tot de hoofdbanen. Op deze manier wordt de onderzoekspopulatie van de Monitor Loonverschillen mannen en vrouwen op persoonsniveau (werknemersniveau) in plaats van op baanniveau.