3. Resultaten extra uitvraag
In dit hoofdstuk (paragrafen 3.2 en 3.3) worden de resultaten besproken van de extra uitvraag naar de bedragen aan bijzondere bijstand zoals uitgegeven door gemeenten in 2022. De ramingen van de kosten die gemeenten maken voor beschermingsbewind en woninginrichting worden in paragraaf 3.4 beschreven. In paragraaf 3.5 worden de resultaten van de extra controlevragen over de studietoeslag, leefgeld Oekraïners en energietoeslag beschreven.
3.1 Respons
Van de 431 uitgestuurde vragenlijsten aan gemeentelijke eenheden over het verslagjaar 2022 zijn er 317 teruggestuurd. Dit komt overeen met een respons van 74 procent. Op het niveau van gemeenten hebben 275 van de in totaal 344 gemeenten gerespondeerd. Dit komt overeen met een respons van 80 procent. De grootste gemeenten hebben alle vier gerespondeerd, net als voor de verslagjaren 2019 tot en met 2021. De verdeling van de respons naar grootteklasse ziet er vrijwel hetzelfde uit als de werkelijke verdeling van gemeenten naar grootteklasse. Dat houdt in dat de representativiteit naar grootteklasse goed is.
3.2 Betrouwbaarheid van de regressiemodellen
De kwaliteit van de regressiemodellen is beoordeeld aan de hand van de correlatiecoëfficiënt R².
In tabel 3.2.1 zijn de uitkomsten opgenomen, waarbij een R² van minimaal 0,50 als eis is gekozen voor het accepteren van een regressiemodel. Indien aan deze eis is voldaan, wordt het model gebruikt om de non-respons te schatten. Bij deze methode zijn, vooraf aan het toepassen van de regressie, uitbijters in de respons gecorrigeerd. Zie paragraaf 2.2 voor de wijze waarop de uitbijters zijn geïdentificeerd en gecorrigeerd. Zoals eerder vermeld zijn de regressiemodellen niet toegepast op de vier grote gemeenten.
Bij twaalf van de in totaal dertien clusters bleek het model voldoende betrouwbaar om ontbrekende gegevens te kunnen bijschatten. Bij het samenstellen van de uitkomsten van de afzonderlijke clusterbedragen bleek dat voor één cluster de R² te laag bleef om het bijbehorende regressiemodel te kunnen gebruiken voor het schatten van het bedrag voor de non-respons. Het ging om het cluster Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering (m), waar de uiteindelijke R² uitkwam op 0,16. De lage R² van het cluster Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering (m) is te verklaren door het feit dat het opgegeven bedrag voor dit cluster in de BUS vaak rond de 0 ligt (weinig variantie). De collectieve aanvullende ziektekostenverzekering wordt door gemeenten vaak projectmatig ingekocht, waardoor dit moeilijk in de BUS kan worden opgegeven. De bedragen volgens de teruggestuurde vragenlijsten zijn aanzienlijk hoger. Op basis van dergelijke uitgangswaarden kan geen goed passend regressiemodel worden opgesteld.
R2 | a | b | |
---|---|---|---|
Totaal | 0,997 | 50 964 | 1,02 |
Cluster | |||
Directe levensbehoeften (a) | 0,997 | 42 714 | 1,01 |
Voorzieningen voor het huishouden (b) | 1,000 | 9 | 1,00 |
Voorzieningen voor wonen (c) | 0,843 | 69 957 | 0,40 |
Voorzieningen voor opvang (d) | 0,997 | 80 | 1,01 |
Kosten uit maatschappelijke zorg (e) | 1,000 | 850 | 1,00 |
Financiële transacties (f) | 0,999 | 3 032 | 1,01 |
Uitstroombevordering (g) | 0,999 | 612 | 0,99 |
Medische dienstverlening (h) | 1,000 | 82 | 1,00 |
Overige kostensoorten (i) | 0,999 | 108 | 1,01 |
Kosten wel in statistiek maar geen bijzondere bijstand (j) | 0,981 | -3 205 | 0,89 |
Individuele inkomenstoeslag (k) | 1,000 | 2 073 | 1,00 |
Individuele studietoeslag (l) | 0,989 | 124 | 1,00 |
Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering1) (m) | 0,158 | - | - |
Bron: CBS 1) Het regressiemodel voor dit cluster is van onvoldoende kwaliteit (R² < 0,50). |
3.3 Bijzondere bijstand in 2022
Uit het onderzoek blijkt dat de Nederlandse gemeenten in 2022 in totaal bijna 2 miljard (ongeveer 1 970 miljoen) euro aan bijzondere bijstand hebben uitgegeven. Dit bedrag is inclusief projectmatige verstrekkingen en betalingen in natura. De uitgaven aan bijzondere bijstand in 2022 waren daarmee ongeveer 200 procent hoger dan in 2021, toen het totaalbedrag uitkwam op bijna 647 miljoen euro (zie figuur 3.3.1). Dit is het hoogst gemeten bedrag sinds de start van dit jaarlijkse onderzoek in 2010. Het grootste deel van dit hogere bedrag is toe te schrijven aan de energietoeslag die voor een groot deel vanuit de bijzondere bijstand is uitgegeven (zie verder paragraaf 3.5).
De vier grootste gemeenten van het land hebben in totaal bijna 564 miljoen euro aan bijzondere bijstand uitgegeven. Dat komt overeen met 29 procent van het totale bedrag.
Categories1,Totaal uitgekeerd bedrag 2010,412 2011,375 2012,348 2013,374 2014,442 2015,428 2016,525 2017,558 2018,546 2019,582 2020,564 2021,647 2022,1972 | Totaal uitgekeerd bedrag (x mln euro) |
---|---|
2010 | 412 |
2011 | 375 |
2012 | 348 |
2013 | 374 |
2014 | 442 |
2015 | 428 |
2016 | 525 |
2017 | 558 |
2018 | 546 |
2019 | 582 |
2020 | 564 |
2021 | 647 |
2022 | 1972 |
De verdeling van uitgaven bijzondere bijstand naar cluster is voor zowel 2021 als 2022 weergegeven in figuur 3.3.2. De op basis van de uitvraag voor 2022 geschatte bedragen per cluster zijn opgenomen in tabel 3.3.3. Voor het verkrijgen van volledige consistentie zijn de clusterbedragen van de gemeenten vermenigvuldigd met een correctiefactor. Zodoende is ervoor gezorgd dat de som van de afzonderlijke clusterbedragen overeenkomt met het totaalbedrag bijzondere bijstand.
In 2022 werd het grootste bedrag uitgegeven aan het cluster Directe levensbehoeften (a), namelijk 73 procent (ruim 1,4 miljard euro) van het totale bedrag dat is uitgegeven aan bijzondere bijstand. Dit verschilt van voorgaande jaren waar het grootste bedrag werd uitgegeven aan het cluster Financiële transacties (f). Figuur 3.3.2 laat zien dat het aandeel van het cluster Directe levensbehoeften (a) in 2022 dertig keer zo hoog was als in 2021. Dit is toe te schrijven aan uitgaven in het kader van de energietoeslag (zie verder paragraaf 3.5). Alleen in het cluster Directe levensbehoeften (a) was zowel een stijging van het aandeel als het bedrag ten opzichte van 2021. In 2022 ging ook een groot deel naar het cluster Financiële transacties (f); 10 procent (198,3 miljoen euro). Het aandeel van Financiële transacties (f) was lager dan in 2021 maar het bedrag was vergelijkbaar (196,7 miljoen euro in 2021).
Daarnaast zijn met name zowel het aandeel als het bedrag voor het cluster Voorzieningen wonen (c) in 2022 lager dan in 2021. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het aflopen van de noodmaatregel TONK, waarbij in 2021 bijna 90 procent van de gemeenten aangaf de TONK onder cluster c te registreren. De clusters Overige kostensoorten (i), Kosten wel in statistiek maar geen bijzondere bijstand (j) en Individuele studietoeslag (l) laten ten opzichte van 2021 ook een lichte daling zien in zowel bedrag als aandeel. Voor de individuele studietoeslag is dit te verklaren door de komst van de nieuwe studietoeslag per 1 april 2022, welke buiten de bijzondere bijstand valt.
volgnr,2022,2021
Directe levensbehoeften (a),72,7
Financiële transacties (f),10,30
Individuele inkomenstoeslag (k),5,14
Voorzieningen voor wonen (c),4,18
Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering (m),3,10 Kosten wel in statistiek maar geen bijzondere bijstand (j),2,5 Overige kostensoorten (i),1,5 Kosten uit maatschappelijke zorg (e),1,4 Uitstroombevordering (g),1,1 Voorzieningen voor opvang (d),1,2 Individuele studietoeslag (l),0,2 Medische dienstverlening (h),0,1 voorzieningen voor het huishouden (b),0,0 | 2022 (%) | 2021 (%) |
---|---|---|
Directe levensbehoeften (a) | 72 | 7 |
Financiële transacties (f) | 10 | 30 |
Individuele inkomenstoeslag (k) | 5 | 14 |
Voorzieningen voor wonen (c) | 4 | 18 |
Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering (m) | 3 | 10 |
Kosten wel in statistiek maar geen bijzondere bijstand (j) | 2 | 5 |
Overige kostensoorten (i) | 1 | 5 |
Kosten uit maatschappelijke zorg (e) | 1 | 4 |
Uitstroombevordering (g) | 1 | 1 |
Voorzieningen voor opvang (d) | 1 | 2 |
Individuele studietoeslag (l) | 0 | 2 |
Medische dienstverlening (h) | 0 | 1 |
voorzieningen voor het huishouden (b) | 0 | 0 |
In tabel 3.3.3 worden, naast de geschatte bedragen per cluster op basis van de uitvraag, ook de bedragen vanuit de BUS weergegeven en de verhouding tussen beide bedragen.
Voor het cluster Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering (m) kon geen betrouwbare uitkomst worden geschat voor de non-respons. Dit cluster is dus niet opgehoogd voor de non-respons middels een regressiemodel. In plaats daarvan is bij non-respons het BUS-bedrag overgenomen. Indien er wel respons was, is het bedrag uit de enquête aangehouden. Net als in vorige onderzoeken valt op dat de uitkomsten voor dit cluster relatief hoog zijn in vergelijking met de bedragen volgens de BUS. Waarschijnlijk komt dit doordat de BUS voor dit cluster geen goed beeld geeft van de daadwerkelijk gemaakte kosten. Het kan namelijk voorkomen dat gemeenten afspraken maken met verzekeraars waarbij de gemeenten, bijvoorbeeld in verband met de aanvullende ziektekostenverzekering, jaarlijks een groot bedrag betalen. Dit bedrag is bestemd voor een aantal bijstandsontvangers in de desbetreffende gemeente, waarbij deze premie niet op persoonsniveau geregistreerd wordt. Dit leidt in de BUS tot een onderschatting van zowel het aantal verstrekkingen bijzondere bijstand, als van het daaraan totaal uitgegeven bedrag (het opgegeven bedrag voor dit cluster in de BUS is vaak 0). Maar in dergelijke gevallen kunnen deze gemeentelijke eenheden wel het totaal betaalde bedrag voor dit cluster opgeven in de extra uitvraag van dit onderzoek. In tabel 3.3.3 is dit te zien in de kolom ‘Verhouding’. Bij het cluster Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering (m) is het bedrag dat in de extra uitvraag is opgegeven ruim 8,7 keer zo hoog als het in de BUS opgenomen bedrag.
Zoals genoemd in paragraaf 2.2, gaan de regressiemodellen die gebruikt zijn voor het schatten van het totaalbedrag en de clusters bijzondere bijstand van de non-respons, gepaard met een zekere onzekerheidsmarge. Zoals blijkt uit tabel 3.3.3, zijn de betrouwbaarheidsintervallen van de uiteindelijke uitkomsten smal.
Extra uitvraag | BUS | Verhouding | Ondergrens4) | Bovengrens4) | |
---|---|---|---|---|---|
Totaal uitgekeerd bedrag1) | 1 971,9 | 1 802,6 | 1,09 | 1 969,44 | 1 974,35 |
Cluster | |||||
Directe levensbehoeften (a) | 1 418,7 | 1 339,8 | 1,06 | 1 416,39 | 1 420,98 |
Voorzieningen voor het huishouden (b) | 1,4 | 1,4 | 1,01 | 1,39 | 1,39 |
Voorzieningen voor wonen (c) | 77,6 | 81,6 | 0,95 | 77,13 | 78,11 |
Voorzieningen voor opvang (d) | 9,9 | 8,7 | 1,15 | 9,80 | 10,08 |
Kosten uit maatschappelijke zorg (e) | 27,5 | 23,1 | 1,19 | 27,43 | 27,59 |
Financiële transacties (f) | 198,3 | 194,3 | 1,02 | 198,05 | 198,52 |
Uitstroombevordering (g) | 10,4 | 10 | 1,04 | 10,40 | 10,44 |
Medische dienstverlening (h) | 6,4 | 6,4 | 1 | 6,43 | 6,45 |
Overige kostensoorten (i) | 28,1 | 19,9 | 1,41 | 28,01 | 28,10 |
Kosten wel in statistiek maar geen bijzondere bijstand (j) | 38,1 | 21,4 | 1,78 | 37,86 | 38,27 |
Individuele inkomenstoeslag (k) | 89,2 | 81,8 | 1,09 | 89,07 | 89,26 |
Individuele studietoeslag (l) | 8 | 7,4 | 1,08 | 7,89 | 8,07 |
Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering2) (m) | 58,4 | 6,7 | 8,74 | - | - |
Kosten beschermingsbewind3) | 187,5 | - | - | - | - |
Kosten woninginrichting3) | 47,7 | - | - | - | - |
Bron: CBS 1) Door afronding kan de optelling van de onderliggende categorieën afwijken van het totaal. 2) Het bedrag is niet opgehoogd wegens een te grote variantie in het regressiemodel. Het bedrag is dus gebaseerd op de respons, voor zover beschikbaar, en anders op het bedrag vanuit de BUS. 3) Niet geschat door middel van een regressiemodel. 4) Op basis van een 95%-betrouwbaarheidsinterval |
3.4 Kosten beschermingsbewind en woninginrichting
In het huidige onderzoek zijn, net zoals in de onderzoeken over verslagjaar 2017 tot en met 2021 de kosten die gemeenten maken voor het beschermingsbewind en woninginrichting apart in kaart gebracht.
Beschermingsbewind
Na ophoging volgens de in paragraaf 2.3 beschreven methode blijkt dat de Nederlandse gemeenten in 2022 in totaal 187,5 miljoen euro hebben uitgegeven aan beschermingsbewind (tabel 3.3.3). Dit is 58 miljoen meer dan in 2021, wat neerkomt op een stijging van 45 procent ten opzichte van de uitgaven in 20213). Het in 2022 uitgegeven bedrag aan beschermingsbewind is 10 procent ten opzichte van het totaal uitgegeven bedrag aan bijzondere bijstand. In 2021 was dit 20 procent.
Van de gemeentelijke eenheden die konden aangeven onder welk cluster de kosten voor beschermingsbewind vielen, gaf 83 procent aan dat ze deel uitmaken van het cluster Financiële transacties (f). Elf procent van de gemeentelijke eenheden noemde het cluster Kosten uit maatschappelijke zorg (e) en 7 procent schaart kosten voor beschermingsbewind onder het cluster Overige kostensoorten (i). Omdat de kosten voor beschermingsbewind niet zijn geschat met het regressiemodel, is hiervoor geen betrouwbaarheidsinterval berekend.
Woninginrichting
Nederlandse gemeenten hebben in 2022 na ophoging in totaal 47,7 miljoen euro uitgegeven aan woninginrichting. Dit is 2 procent van het totale bedrag dat in 2022 is besteed aan bijzondere bijstand. In 2021 werd 35,2 miljoen euro uitgegeven aan woninginrichting, ongeveer 12,5 miljoen minder dan in 2022. Enkele gemeenten gaven in hun toelichting bij de enquête aan dat dit verschil verklaard kan worden door de aanvullende verstrekkingen, zoals de energietoeslag.
Het overgrote deel van de kosten aan woninginrichting blijkt deel uit te maken van het cluster Voorzieningen voor wonen (c); 95 procent van de gemeentelijke eenheden die een cluster konden noemen, gaf dit aan (vergelijkbaar met 2021).
Ook voor de kosten voor woninginrichting is geen marge berekend, omdat niet is geschat met een regressiemodel.
3.5 Nieuwe regelingen
Studietoeslag
Vanaf 1 april 2022 is de individuele studietoeslag onder cluster l, vervangen door studietoeslag en deze nieuwe regeling valt buiten de bijzondere bijstand. Aan (berichtgevers van) gemeenten is gevraagd om het bedrag voor de nieuwe studietoeslag op te geven. Ook is gevraagd een totaalbedrag op te geven. De bedragen voor de IST (cluster l) en de nieuwe studietoeslag opgeteld, zouden samen het opgegeven totaalbedrag moeten vormen. In tientallen gevallen telden de beide vormen van studietoeslag echter niet op tot het in de enquête opgegeven totaalbedrag. Daartoe is bij bijna alle gemeenten het oorspronkelijk in de BUS geregistreerde bedrag voor cluster l aangehouden als juiste bedrag. Bij enkele, overige gemeenten met grote bedragen is navraag gedaan over het juiste bedrag voor cluster l.
Leefgeld Oekraïners
In de enquête is een controlevraag opgenomen over leefgeld aan vluchtelingen uit Oekraïne. Alle gemeenten die de enquête hebben ingevuld, geven aan dat leefgeld aan vluchtelingen uit Oekraïne niet aanwezig is in de bedragen.
Energietoeslag
Ten aanzien van de energietoeslag is aan (berichtgevers van) gemeenten gevraagd om de energietoeslag onder cluster a te registreren. In de enquête is een controlevraag opgenomen waarbij gevraagd werd of alle energietoeslag die geboekt is onder de bijzondere bijstand onder cluster a aanwezig is. In de meeste gevallen is aangegeven dat dit het geval is. In enkele gevallen is aangegeven dat dit niet het geval is, maar er worden geen andere clusters genoemd waar de energietoeslag onder is geboekt. In de gevallen dat het wel onder een ander cluster is geboekt, wordt juist aangegeven dat het in de bedragen gecorrigeerd is naar cluster a. Gemeenten merken wel op dat de energietoeslag geheel of gedeeltelijk niet onder de bijzondere bijstand is geboekt, of dat niet alles via het softwarepakket is aangeleverd. Bij de gemeenten die wel aangeven dat alles onder cluster a is geboekt, merken ook verschillende gemeenten op dat een deel van de energietoeslag niet onder de bijzondere bijstand is geboekt. Daarbij wordt verschillende keren onderscheid gemaakt tussen de landelijke energietoeslag van 1300 euro en de lokale energietoeslag van 250 euro, waarbij alleen de landelijke energietoeslag onder de bijzondere bijstand is geboekt. Bij drie gemeenten is er specifiek een bedrag aan energietoeslag opgegeven dat niet onder de bijzondere bijstand is geboekt. Bij die drie gemeenten zijn de genoemde bedragen bij de opgegeven bedragen van cluster a opgeteld.