Auteur: Hans Schmeets

De lage deelname aan de samenleving in Heerlen

Over deze publicatie

In Heerlen is de deelname aan de samenleving relatief laag. Dit komt vooral tot uiting in de geringe bereidheid om hulp te geven aan andere mensen, het lage aantal vrijwilligers, en de lage betrokkenheid bij het verenigingsleven. Daarnaast is er weinig contact met vrienden of goede bekenden, en is de politieke betrokkenheid aan de lage kant.

Aanvullend onderzoek, uit 2020 (tweede en derde kwartaal) en 2022 (eerste kwartaal), onder 619 personen leert dat de trend in Heerlen deels in de pas loopt met de landelijke ontwikkeling van de participatie. Vooral in het zuidelijke deel van de stad is de participatie gereduceerd. Daardoor is de grotere deelname in Heerlen-zuid in 2020 op een aantal participatieonderdelen, behoudens de gerapporteerde opkomst bij verkiezingen, verdwenen.

In Heerlen is in 2020 een experiment gestart waarbij burgers klussen kunnen uitvoeren voor een vrijwilligersvergoeding in de vorm van ‘heitjes’. Hiermee wordt beoogd om de burgerbetrokkenheid te vergroten, de openbare ruimte te verbeteren en de lokale economie te stimuleren. Er zijn geen aanwijzingen dat door deze experimenten de deelname aan de samenleving is toegenomen.

1. Participatie in het teken van ontwikkelingen in de samenleving

In het vorige essay is ingegaan op het vertrouwen in Heerlen: in andere mensen, en in publieke, private en politieke instituties. Dit vertrouwen is laag. Vooral geldt dat voor het vertrouwen tussen de burgers. Ook in veel publieke en politieke instituties is het vertrouwen in Heerlen beduidend kleiner dan landelijk en ten opzichte van andere grote gemeenten. Daarbij is gewezen op de ontwikkelingen in de samenleving. Vooral de afgelopen jaren stonden in het teken van de Covid-19 pandemie, en was er veel commotie over de politiek waaronder de toeslagenaffaire en het opstappen van diverse bewindslieden. Op 22 november vonden wederom vervroegde verkiezingen plaats, na de val van het kabinet op 7 juli door onenigheid over de aanpak van het migrantenvraagstuk. Het vertrouwen van de burger in de politiek is gedaald tot een dieptepunt: volgens de meest recente meting, in het laatste kwartaal van 2022, heeft minder dan een kwart van de 15-plussers vertrouwen in de Tweede Kamer en in politici. Heerlen loopt in de pas van de landelijke trends: ook daar is dit vertrouwen fors ingezakt. Maar dat geldt niet voor het vertrouwen in de gemeenteraad: dit liet een stijging van 35 naar 46 procent zien, en is daarmee beduidend afwijkend van de landelijke trend waar een daling met 4 procentpunt is te zien.

Vertrouwen in en meedoen met de samenleving zijn belangrijk voor het welzijn van de burgers en de samenleving (Schmeets, 2022a). Welke ontwikkelingen zien we in de participatie van de burgers in Heerlen ten opzichte van de landelijke trends? In Heerlen is met het Heerlens’ Heitje project (zie kader) beoogd om de sociale cohesie te bevorderen, waaronder het stimuleren van het vertrouwen en het meedoen met de samenleving. In eerdere essays is een aantal onderdelen van de participatie belicht en is geconstateerd dat Heerlen, gemiddeld over de periode 2012 tot 2020, vaak lage posities inneemt ten opzichte van 50 andere grote gemeenten. En dat verandert meestal maar nauwelijks indien rekening wordt gehouden met de samenstelling van de bevolking in deze steden zoals het gemiddelde opleidingsniveau en de leeftijdsopbouw. Dat was de situatie voorafgaande aan de pandemie. In dit essay wordt hier een vervolg aan gegeven door de cijfers die verzameld zijn in de periode 2020, 2021 en 2022 daaraan toe te voegen. Daarnaast wordt de vergelijking van de gemeenten verbreed van 51 naar 93. Blijft Heerlen dan nog steeds in het meedoen achter ten opzichte van andere steden? Een eerste indicatie dat Heerlen niet veel in de ranglijsten zal opschuiven biedt het recente essay (nummer 11) over vrijwilligerswerk op basis van de periode 2012 tot 2022. Heerlen kent ook dan, met 30 procent, het laagste percentage (Schmeets, 2022b).

In de eerdere essays is ook gebruik gemaakt van een apart onderzoek waar 1103 inwoners van Heerlen aan hebben meegedaan, in de periode april tot september 2020. Dat was dus aan het begin van de Covid-19 pandemie, met de eerste lockdown. De deelname aan de samenleving van deze groep is vergeleken met landelijke cijfers in dezelfde periode. Ook dan komt naar voren dat Heerlen op vrijwel alle aspecten veel lager scoort dan het landelijke gemiddelde. Maar wat vooral bleek is dat de participatie in het noordelijke deel van Heerlen fors lager is dan dat van het zuidelijke deel. In die periode werd gestart met het Heitjes-project waarbij inwoners zich via een app konden aanmelden om klussen uit te voeren tegen een vergoeding gebaseerd op de vrijwilligersregeling. Geleidelijk werd het aantal deelnemers opgeschaald, maar het zou in 2021 aan de lage kant blijven. Dat zou ook in het begin van 2022 niet veranderen. Niet alleen was de pandemie, gepaard gaande met strikte overheidsmaatregelen om de verspreiding in te dammen, hier een belemmerende factor. Ook was het aanbod van de klussen te gering en vooral te eenzijdig aangezien dit, vanwege privacy, beperkt bleef tot de openbare ruimten. Klussen bij mensen thuis konden niet aangeboden worden.

In het begin van 2022 zijn dezelfde personen die in 2020 hadden meegedaan aan het onderzoek opnieuw benaderd. Daar hebben uiteindelijk 619 inwoners gevolg aan gegeven. Ook in deze vragenlijst werden de vragen over de deelname aan de samenleving opgenomen (zie Technische toelichting). Daarmee kan wederom deze groep Heerlenaren vergeleken worden met de landelijke bevolking. Maar bovendien kunnen verschuivingen van de 619 personen tussen 2020 (april tot september) en 2022 (januari tot mei) vastgesteld worden. De vraag hierbij is of de participatie per saldo is toegenomen, tegen het perspectief van de landelijke verschuivingen in het meedoen. Een andere vraag is waar de participatie vooral is toegenomen: is dat in het noordelijke of in het zuidelijke deel? Dergelijke inzichten zijn ook van belang met het oog op het Heerlens’ Heitje project. Hoewel het aantal personen dat daadwerkelijk klussen heeft uitgevoerd beperkt is gebleven tot zo’n 50, hebben zich inmiddels 673 personen aangemeld via de app. Ook is er veel aandacht gegeven aan het project, via de (sociale) media en de gemeente. Dit kan ertoe hebben bijgedragen dat het meedoen met de samenleving in Heerlen, ten opzichte van het landelijke gemiddelde en andere met Heerlen vergelijkbare gemeenten, is gegroeid.

Indachtig de geschetste ontwikkelingen in de samenleving wordt gestart met een overzicht van het meedoen in de periode 2012 tot en met 2022, en hoe deze ontwikkelingen zijn te duiden. Vervolgens wordt Heerlen eruit gelicht. Enerzijds door Heerlen te vergelijken met landelijke gemiddelden, en anderzijds de vergelijking te maken tussen 93 grotere gemeenten. Daarna volgt het resultaat van het aparte onderzoek dat in Heerlen in 2020 en 2022 is gehouden, en wordt het vertrouwen gerelateerd aan de participatie. Conclusies en aanbevelingen ronden dit dertiende essay af.

2. Ontwikkelingen in de participatie

Zoals geschetst is er veel gebeurd in de samenleving in de afgelopen jaren, met de Covid-19 pandemie als het meest in het oog springende. Tegen al deze achtergronden zijn de statistieken over het meedoen met de samenleving lastig te interpreteren. Enerzijds komt dit door de maatregelen van de overheid om de pandemie te bestrijden, zoals het afstand houden en de lockdowns, hetgeen van invloed is geweest op de participatie. Anderzijds wordt de participatie vastgesteld met vraagformuleringen waarin vaak een bepaald tijdsperiode is opgenomen. Voorbeelden daarvan zijn de inzet als vrijwilliger ‘in het afgelopen jaar’, het geven van hulp aan andere mensen ‘in de afgelopen vier weken’, de deelname aan acties om de politiek te beïnvloedden ‘in de afgelopen vijf jaar’, en gestemd te hebben ‘bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen’. Bij andere aspecten, zoals de sociale contacten en het actief zijn in verenigingen is geen tijdsperiode opgenomen, maar is een aantal opties voorgelegd zoals dagelijks, wekelijks, maandelijks, nooit. Bij het interpreteren van de ontwikkelingen in het meedoen met de samenleving moet met deze verschillende tijdsafbakeningen, of het ontbreken daarvan, rekening gehouden worden.

De deelname aan de samenleving is sinds 2012 tot 2020, dus vlak voor de uitbraak van de pandemie, op een aantal onderdelen nauwelijks veranderd. Dat geldt bijvoorbeeld voor de contacten met familie en met vrienden, het geven van hulp aan anderen, de deelname aan politieke acties en het stemmen bij verkiezingen. De groep die minstens wekelijks met hun buren communiceert is wel iets verminderd, en dat is ook te zien bij het aandeel vrijwilligers en het lid zijn van en actief zijn binnen verenigingen. In 2020 en 2021, de ‘corona-jaren’, bleef het contact met familieleden onveranderd, maar nam het contact met vrienden en met buren af. Ook een daling is te zien bij het vrijwilligerswerk en de activiteiten in verenigingen. Daarentegen is de deelname aan politieke acties iets toegenomen: zowel in 2020 als 2021 vermeldde 48 procent in de afgelopen vijf jaar aan minstens één actie te hebben deelgenomen om de politiek te beïnvloeden.

2.1 Deelname aan de samenleving, 2012-2022
Contact familie (%)Contact vrienden (%)Contact buren (%)Informele hulp (%)Vrijwilligers-werk (%)Lidmaat-schap (%)Actief vereniging1) (%)Politieke acties2) (%)Gestemd TK (%)
201284,878,265,733,350,577,246,044,182,0
201383,276,463,234,049,177,245,445,581,9
201483,376,561,433,548,076,845,344,677,6
201583,176,961,133,348,774,944,244,177,1
201683,676,860,936,549,775,644,847,279,8
201782,277,159,631,748,5. 38,346,088,4
201883,476,357,735,647,674,243,845,082,4
201982,676,058,234,446,773,843,845,180,7
202082,975,355,532,943,872,641,748,285,2
202182,773,955,734,938,973,741,048,488,0
202284,074,855,936,041,275,741,237,783,7
Totaal83,376,259,634,246,775,243,245,082,4
1) In 2017 effect vraagformulering.
2) In 2022 aanpassing vraagformulering.

Dergelijke landelijke participatiecijfers geven een gemiddeld beeld. Er zijn echter grote verschillen tussen bevolkingsgroepen (Schmeets, 2018). Dit is van belang om de cijfers van Heerlen in het perspectief te plaatsen van de samenstelling van de bevolking. 
Een duidelijk voorbeeld van de discrepanties in de deelname aan de samenleving vormen de opleidingsgroepen (zie Tabellenbijlage 1). Naarmate het opleidingsniveau hoger is, neemt het vrijwilligerswerk toe. Zo heeft gemiddeld over deze periode 31 procent van de 15-plussers met alleen basisonderwijs zich ingezet als vrijwilliger voor bijvoorbeeld de sportclub, de fanfare, of de school, en dat loopt geleidelijk op naar 58 procent bij de universitair geschoolden. Ook betekent een hoger onderwijsniveau een sterkere band met het verenigingsleven en de politiek. Een duidelijke uitzondering is het burencontact dat minder frequent wordt bij het stijgen van de opleiding. Het inkomen dat een huishouden te besteden heeft vertoont daarmee een aantal parallellen: hoe meer inkomen, hoe meer vrijwilligers en deelname aan het verenigingslevens en de politiek.

Een ander voorbeeld is de deelname van vrouwen en mannen aan de samenleving. Zo hebben vrouwen meer sociale contacten, maar zijn minder betrokken bij verenigingen en de politiek, dan mannen. Ook leeftijd laat verschillende patronen zien. Met het vorderen van de jaren neemt het contact met vrienden af, maar met buren toe. En waar de gang naar het stemlokaal bij oudere leeftijdsgroepen toeneemt, neemt de deelname aan politieke acties af. En waar de 35- tot 55-jarigen zich vaker inzetten als vrijwilliger, geven vooral de 45- tot 75-jarigen hulp aan anderen. Ook is de herkomst sterk onderscheidend. Personen met een Nederlandse herkomst participeren op vrijwel alle vlakken meer dan de groep met een andere herkomst.

3. Het meedoen met de samenleving in Heerlen

3.1 Heerlen en 93 gemeenten

In vorige essays is gewezen op regionale verschillen, zoals tussen 51 grote gemeenten. Aangetoond is dat Heerlen, gemiddeld over de periode 2012 tot en met 2019, vaak lage posities inneemt in het meedoen met de samenleving. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen de deelname van individuen buiten en binnen organisaties, en de betrokkenheid bij de politiek. Zo is ingegaan op de sociale contacten, en het geven van hulp aan anderen. De deelname in organisatorisch verband is beschreven aan de hand van het vrijwilligerswerk, het lidmaatschap en activiteiten van verenigingen, het stemmen en het meedoen aan acties om de politiek te beïnvloeden. Het uitbreiden van deze periode met cijfers van de afgelopen drie jaren verandert dit beeld nauwelijks (zie tabellenbijlage 2).

Een duidelijke meerderheid, 83 procent, heeft minstens een keer per week een contact met een familielid. Heerlen benadert met 82 procent dit landelijke gemiddelde. Het minste contact hebben de inwoners van Gouda, Hoorn, Nieuwegein en Terneuzen (78 procent), het meeste contact met de familie hebben mensen in de gemeente Katwijk (90 procent). Ook heeft landelijk een grote meerderheid van 76 procent minstens een wekelijks contact met een vriend of goede bekende. In Heerlen ligt dat met 72 procent iets onder dat gemiddelde. Ter vergelijking: met 70 procent is dit vriendencontact het laagst in de gemeenten Lelystad en Woerden, en het hoogst in Utrecht (83 procent) en Meierijstad (85 procent). Wekelijks of dagelijks contact met buren heeft 60 procent van de 15-plussers in Nederland. In Heerlen is dat 2 procentpunt lager. De uiteinden van de rangorde worden gevormd door de gemeenten Leiden en Venray waar iets minder dan de helft contacten onderhoudt met hun buren, en Katwijk en Velsen waar dat ruim tweederde is. Naast de onderlinge sociale contacten is ook vastgesteld in welke mate mensen hulp bieden aan andere mensen buiten hun eigen huishouden. Dergelijke zogenoemde informele hulp geeft 34 procent minstens een keer in een periode van vier weken. Heerlen blijft daar met 28 procent onder. Alleen in Schiedam is het aanbod van dergelijke hulp nog iets lager, terwijl in de gemeenten Veenendaal, Alkmaar en Zeist 4 van de 10 inwoners hulp geven aan andere mensen.

Naast het geven van hulp aan andere mensen buiten organisaties, blijft Heerlen ook achter bij diverse aspecten die betrekking hebben op het meedoen in organisaties en verenigingen. Zo zetten zich in Heerlen 3 van de 10 inwoners minstens een keer per jaar in als vrijwilliger voor bijvoorbeeld de kerk, de school, de zorg, en de sportclub. Landelijk is dat met 47 procent beduidend hoger. Van de 93 gemeenten neemt Heerlen de laagste positie in, gevolgd door Lelystad met 32 procent. In de gemeenten Súdwest-Fryslân en Barneveld is het vrijwilligerswerk met 57 procent bijna dubbel zo hoog.

De deelname aan het verenigingsleven is afgemeten aan het deel dat lid is van minstens een vereniging of organisatie zoals een sportclub, een hobbyclub, een zangvereniging, een vakbond of politieke partij. Van de 15-plussers is driekwart lid van minstens een vereniging. Ook op dit terrein blijft Heerlen met 63 procent daar een stuk onder, en neemt wederom de laagste plaats in. Roermond en Rotterdam completeren de top-drie van de 93 gemeenten waarvan de inwoners het minst vaak lid zijn van verenigingen. Ter vergelijking: in Houten en Zutphen is meer dan 80 procent lid van een vereniging. Dat het verenigingsleven minder uitbundig is in Heerlen dan in andere gemeenten is ook te zien bij het deel dat minstens een keer per maand actief is in een vereniging. In Heerlen is 32 procent actief, landelijk is dat 43 procent. Alleen in Lelystad (27 procent) wonen nog minder mensen die actief zijn in het verenigingsleven. Aan de andere kant staan de gemeenten Land van Cuijk en Peel en Maas waar iets meer dan 55 procent actief verbonden is met het verenigingsleven.

De betrokkenheid bij de politiek ligt in Heerlen ook beneden het landelijke gemiddelde. Waar landelijk 45 procent zegt ‘in de afgelopen vijf jaar’ deelgenomen te hebben aan minstens één actie om de politiek te beïnvloeden, blijft dat in Heerlen beperkt tot 39 procent. Echter, in veel andere gemeenten is de politieke betrokkenheid nog lager dan in Heerlen. Dat geldt vooral voor de relatief lage deelname aan politieke acties in Hardenberg (33 procent) en Nieuwegein (34 procent). De actiedeelname is het meest omvangrijk in Utrecht (60 procent), Amsterdam (58 procent), Leiden en Groningen (57 procent).

Als tweede indicator voor de politieke betrokkenheid is gevraagd naar het stemgedrag bij verkiezingen voor de Tweede Kamer in 2010, 2012, 2017 en 2021. Van de deelnemers aan het onderzoek geeft 82,6 procent aan te hebben gestemd. Dat is hoger dan de officiële opkomstcijfers die rond de 78 procent liggen: in 2010 had 75,3 gestemd, in 2012 74,6 procent, in 2017 81,9 procent en in 2021 78,7 procent. Deze discrepantie van zo’n 5 procentpunt is toe te schrijven aan de sterkere deelname van stemmers in steekproefonderzoeken (Brehm, 1993). Een andere, aanvullende, verklaring is de zogenoemde sociale wenselijkheid: mensen willen niet toegeven dat ze niet naar de stembus zijn gegaan. En daarnaast kan meespelen dat mensen zich niet meer goed kunnen herinneren of ze hebben gestemd, vooral als dat weer enkele jaren geleden heeft plaatsgevonden. In Heerlen is de gerapporteerde opkomst lager dan het landelijke gemiddelde: 76,1 procent heeft geantwoord bij de meest recente Tweede Kamerverkiezingen te hebben gestemd. In zeven andere gemeenten ligt  dit percentage daar nog onder, waaronder de top-3: Terneuzen (69 procent), Venray (74 procent) en Nissewaard (75 procent). De top-3 met de hoogste opkomst wordt gevormd door Woerden (90 procent), Krimpenerwaard (90 procent) en Houten (89 procent).

3.2 Heerlen in het perspectief van Limburgse gemeenten

Samenvattend zien we dat Heerlen in het meedoen met de samenleving in de volle breedte lager scoort dan het landelijke gemiddelde. Dat geldt echter vooral voor het verlenen van hulp aan andere mensen, de deelname aan vrijwilligerswerk, het lidmaatschap van en het actief zijn binnen verenigingen. Op deze aspecten neemt Heerlen de onderste of op een na onderste plek in op de ranglijst die bestaat uit 93 grotere gemeenten. Tevens is de politieke betrokkenheid, en daarvan vooral de deelname aan landelijke verkiezingen, beduidend geringer dan in een groot deel van de andere gemeenten. Iets beter is het gesteld met de sociale contacten, maar ook daar bevindt Heerlen zich op onderste sporten van de gemeenteladders.

Dit roept twee vragen op:

  1. Is de lage deelname aan de samenleving in Heerlen ook te zien in andere Limburgse gemeenten?
  2. Speelt de samenstelling van de Heerlense bevolking een rol bij de lage posities die Heerlen inneemt?

Voor het antwoord op  de eerste vraag wordt Heerlen vergeleken met de gemeenten Maastricht, Sittard-Geleen, Roermond, Venlo, Peel en Maas, Venray en Weert. De sociale contacten zijn in Heerlen iets lager dan gemiddeld, maar dat geldt niet voor al de andere Limburgse gemeenten. In Sittard-Geleen, Peel en Maas, en Venlo zijn de contacten met familie en met vrienden bovengemiddeld. Ook kenmerkt Maastricht zich door veel vriendencontact, maar tevens is er weinig contact met familie en buren. En in Venray heeft slechts de helft frequent burencontact en staat daarmee van alle Limburgse gemeenten onderaan. Weert komt nog het dichtst in de buurt van Heerlen met vooral weinig vrienden- en burencontact. Er is dus veel verschil te zien in de sociale contacten tussen de Limburgse gemeenten. Dit valt ook af te lezen door te kijken naar de rangorde van de Limburgse gemeenten op de lijsten met de 93 gemeenten (zie Tabellenbijlage 2). Bij het familiecontact staat Maastricht op plek 15 van beneden, en staat Peel en Maas met plek 90 net buiten de top-3 gemeenten waarvan de inwoners de meeste contacten met hun familieleden onderhouden. Bij het contact hebben met vrienden lopen de posities uiteen van 6 (Weert) tot 89 (Peel en Maas), en bij het burencontact van 2 (Venray) tot 52 (Sittard-Geleen).

We hebben geconstateerd dat het geven van hulp aan andere mensen, buiten organisaties en niet voor leden van het eigen huishouden in Heerlen laag is. Twee andere gemeenten, Maastricht en Venray, benaderen nog het dichtst de 28 procent van Heerlen. Alle andere Limburgse gemeenten kennen een hogere deelname aan informele hulp variërend van 4 tot 11 procentpunt. Ook laat de rangorde de verscheidenheid in Limburg zien: van positie 2 (Heerlen) tot positie 83 (Roermond).
Naast de informele hulp, wordt er ook weinig vrijwilligerswerk gedaan in Heerlen. Met 30 procent staat Heerlen op de laagste sport van de vrijwilligersladder. In alle andere Limburgse gemeenten is de vrijwillige inzet fors groter: van 36 procent in Sittard-Geleen tot 50 procent in Peel en Maas, hetgeen overeenkomt met respectievelijk posities 5 en 62. Dit patroon komt deels overeen als gekeken wordt naar het lidmaatschap van verenigingen. Ook nu neemt Heerlen met 63 procent de laagste positie in. In andere gemeenten is een groter deel lid van minstens een vereniging, oplopend van 65 procent in Roermond tot 75 procent in Peel en Maas. Echter de posities op de ranglijst leren dat, met uitzondering van Peel en Maas, ook de andere Limburgse gemeenten relatief laag scoren met posities die variëren van 2 (Roermond) tot 33 (Sittard-Geleen).

Bij de actieve deelname aan het verenigingsleven bungelt Heerlen met 32 procent wederom onderaan waarmee het de tweede positie inneemt. In de andere gemeenten is er veel meer activiteit: van 41 procent in Roermond tot 57 procent in Peel en Maas, die daarmee op de plekken 26 en 92 terecht komen. Heerlen neemt derhalve een atypische positie in het Limburgse landschap in: waar in Heerlen een klein deel actief is in bijvoorbeeld de sportclub of de muziekvereniging, is dat in vrijwel alle andere Limburgse gemeenten bovengemiddeld.

Bij de politieke betrokkenheid ligt dat weer anders: de zeven gemeenten nemen gemiddelde (Weert en Maastricht) of lage posities in, waarbij Venray de kroon spant met posities 6 en 2 op respectievelijk de deelname aan politieke acties en de opkomst bij verkiezingen. Ook in Heerlen is de gerapporteerde opkomst aan de lage kant (positie 8), maar schaart zich met positie 21 bij de deelname aan acties tussen de andere Limburgse gemeenten.

3.2.1 Deelname aan de samenleving In Limburgse gemeenten, 2012/2022
Gemeente Contact familie (%)Contact vrienden (%)Contact buren (%)Informele hulp (%)Vrijwilligers-werk (%)Lidmaat-schap (%)Actief vereniging (%)Politieke acties (%)Gestemd TK (%)
Nederland83,376,259,634,246,775,243,245,082,4
Heerlen82,472,357,828,030,262,832,139,376,1
Maastricht81,081,155,330,438,767,843,645,376,5
Sittard-Geleen87,678,060,935,635,574,144,936,978,4
Roermond82,478,559,439,140,564,840,837,679,6
Venlo85,680,759,634,740,473,845,636,779,5
Peel en Maas88,081,357,231,649,675,056,635,680,7
Venray83,075,349,529,848,770,847,436,173,7
Weert83,371,355,233,145,973,646,047,182,3

3.3 Correctie voor bevolkingssamenstelling

De tweede vraag heeft betrekking op de zoektocht naar de achtergronden voor de lage posities van Heerlen in de deelname aan de samenleving. Van belang is de constatering dat dit het duidelijkst te zien is bij het geefgedrag: hulp aan anderen, de inzet als vrijwilliger, het actief zijn in verenigingen en het lid zijn van verenigingen. Dit kost tijd en/of geld. Minder geprononceerd komt de lage positie van Heerlen tot uiting bij de politieke betrokkenheid en de sociale contacten. Denkbaar is dat de samenstelling van de bevolking dermate afwijkt ten opzichte van andere gemeenten, dat dit een belangrijke  rol speelt bij de lage posities. Om hier meer zicht op te krijgen wordt gekeken naar een aantal sociaaleconomische en demografische kenmerken van de onderzoeksgroep in Heerlen ten opzichte van de landelijke cijfers. Gekozen is voor bevolkingsgroepen waarvan bekend is dat deze zich onderscheiden in hun deelname aan de samenleving (zie tabellenbijlage 1).

In het onderzoek zijn vrouwen met 55 procent in Heerlen oververtegenwoordigd ten opzichte van de landelijke cijfers (tabel 3.3.1). Ook wonen in Heerlen iets meer 65-plussers in Heerlen (24 procent) dan gemiddeld (22 procent). Maar vooral wordt Heerlen gekenmerkt door fors minder hoog opgeleiden dan landelijk (21 procent tegenover 31 procent) en meer laag opgeleiden dan gemiddeld (37 versus 30 procent). Tevens is het inkomen dat huishoudens te besteden hebben in Heerlen beduidend lager: zo wonen in Heerlen meer mensen die tot de twee laagste inkomensgroepen behoren, en maken minder mensen deel uit van de hoogste inkomenskwartielgroep. Ten slotte heeft in Heerlen 1 op de 3 inwoners een niet Nederlandse  herkomst, terwijl dat landelijk iets meer dan 1 op de 5 is.

3.3.1 Deelname aan de samenleving naar bevolkingsgroepen, 2012/2022
Nederland (%)Heerlen (%)Nederland (%)Heerlen (%)
Geslacht Opleiding
man 49,445,5 Laag30,037,2
vrouw 50,654,5 Middelbaar39,241,8
Leeftijd Hoog30,921,0
15-3429,628,6
35-6448,747,7 Inkomen
65+21,623,7 Laagste kwartielgroep18,424,8
Herkomst Tweede kwartielgroep23,632,6
Nederlands77,866,6 Derde kwartielgroep27,427,6
Niet-Nederlands22,233,4 Hoogtse kwartielgroep30,615,0

Indien de gemeenten, inclusief Heerlen, in de samenstelling op deze vijf kenmerken niet zouden verschillen dan heeft dat weinig gevolgen voor de sociale contacten met familie. De veranderingen blijven dan beperkt tot minder dan 1 procentpunt. Bij het vriendencontact zijn de correcties wat sterker, in Utrecht daalt het percentage dan met 3,6 procentpunt. Voor Heerlen heeft dit echter geen gevolgen voor de positie op de ranglijst: Heerlen blijft op positie 16 van onderen staan. Ook vinden er in Heerlen nagenoeg geen verschuivingen plaats bij het burencontact, hoewel de correctie gepaard gaat met een afname van 1 procentpunt terwijl er in de gemeente Utrecht het burencontact dan met bijna 5 procentpunt stijgt.

En ook bij het geven van informele hulp doen de correcties weinig, waarbij Heerlen er 1,2 procentpunt erbij  krijgt en opschuift van positie 2 naar 3. Het vrijwilligerswerk is veel sterker onderhevig aan veranderingen. In Utrecht en Leiden neemt het met bijna 4 procentpunt af, terwijl de correctie in Heerlen zorgt voor een toename met 3,4 procentpunt. Hoewel de verschillen tussen de gemeenten in de vrijwillige inzet iets minder scherp worden, blijft Heerlen echter ook dan duidelijk op de laagste plaats staan. Eveneens fors zijn de aanpassingen in de percentages bij de lidmaatschappen van verenigingen. Het neemt in Heerlen toe met 5,3 procentpunt. Ook in Schiedam, Rotterdam en Enschede stijgt het zo’n 4 procentpunt, terwijl een vergelijkbare afname is te zien in Woerden en Leidschendam-Voorburg. Heerlen schuift daarmee op van positie 2 naar positie 5.

De sterkste verschuivingen zijn echter te zien bij de drie indicatoren van de politieke betrokkenheid. Samen met Schiedam krijgt Heerlen er telkens 4 tot 5 procentpunt bij. Ook zijn in veel steden, vaak forse, afnames te zien. Met 7,2 procent bij de deelname aan politieke acties spant de gemeente Utrecht daarbij de kroon. En dat heeft gevolgen voor de rangorde. Bij de politieke acties stijgt Heerlen na de correctie van plek 21 naar plek 39 en bij de opkomst van 8 naar 27. 
Dit betekent dat er geen eenduidig antwoord is te geven op de tweede vraag. Immers: voor een deel zijn de lage posities van Heerlen in het meedoen met de samenleving toe te schrijven aan de demografische en sociaaleconomische samenstelling van Heerlen. Dat geldt alleen voor de politieke betrokkenheid, maar niet voor de sociale participatie en de deelname aan organisaties. Verder treden er ook geen grote verschuivingen op in de posities die de andere Limburgse grotere gemeenten innemen. En het overzicht laat tevens zien dat zonder correctie de Limburgse gemeenten in totaal 15 keer een positie innemen binnen de top-10 met de geringste deelname; na de correctie is dit zelfs gestegen naar 18.

3.3.2 Ranglijst van 93 grotere gemeenten, zonder en met corectie voor samenstelling bevolking (1= laag; 93= hoog)
Contact familieContact vriendenContact burenInformele hulpVrijwilli-gerswerkLidmaat-schapActief verenigingPolitieke acties Gestemd TK
Zonder correctie
Heerlen3216272112218
Maastricht15871510125475610
Sittard-Geleen8973525953358823
Roermond33763883182261132
Venlo74854252312965730
Peel en Maas90892421624492335
Venray40462758158062
Weert46613384328717243
Met correctie1)
Heerlen28162831253927
Maastricht11891559662508
Sittard-Geleen8979446144770620
Roermond34853086231351921
Venlo789133622752821732
Peel en Maas91901018703693826
Venray616016782384144
Weert4347354724668151
1) Gecorrigeerd voor geslacht, leeftijd, opleiding, inkomen en herkomst.

4. Heerlen 2020-2022 in landelijk perspectief

4.1 Landelijk beeld

Zoals vermeld is in Heerlen in de periode april tot september 2020 een apart onderzoek gedaan naar de sociale cohesie en het welzijn. Daar hebben 1103 personen aan meegedaan: 698 in het tweede kwartaal en 405 in het derde  kwartaal. Daarvan hebben 815 personen aangegeven dat ze mee wilden doen aan een vervolgonderzoek. Daar bleven uiteindelijk 768 van over doordat 47 personen afvielen door tussentijdse verhuizing buiten Heerlen of omdat ze niet meer in een particulier huishouden woonden. Deze personen zijn in de periode januari tot mei 2022 nogmaals benaderd voor een vervolgonderzoek. Daar deden 619 personen aan mee (respons is 81 procent), waarvan bijna iedereen in het eerste kwartaal. Voor een optimale vergelijking van de veranderingen in Heerlen is het derhalve nodig om de landelijke verschuivingen in beeld te brengen tussen beide perioden: het tweede en derde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2022.

4.1.1 Meedoen met de samenleving 2020-2022, kwartalen
Contact familie (%)Contact vrienden (%)Contact buren (%)Informele hulp (%)Vrijwilligers-werk (%)Lidmaat-schap (%)Actief vereniging (%)Politieke acties (%)Gestemd TK (%)
2020 Kwartaal 181,777,752,332,448,273,244,148,583,4
2020 Kwartaal 284,475,058,833,544,274,442,248,785,6
2020 Kwartaal 382,274,958,132,740,572,140,148,184,9
2020 Kwartaal 483,373,852,732,942,470,540,247,486,9
2021 Kwartaal 183,573,352,536,539,175,640,550,088,0
2021 Kwartaal 281,975,155,735,937,774,238,748,586,9
2021 Kwartaal 382,875,059,433,139,474,743,949,189,2
2021 Kwartaal 482,872,355,234,339,370,441,145,987,9
2022 Kwartaal 184,474,851,934,738,873,940,837,085,0
2022 Kwartaal 283,875,758,235,540,676,542,037,280,3
2022 Kwartaal 383,874,159,636,342,675,439,639,385,0
2022 Kwartaal 483,874,854,337,943,377,542,937,484,1
Verschil 2022 (eerste kwartaal) en
2020 (2/3 tweede en 1/3 derde kwartaal) 0,7-0,2-6,71,5-4,20,3-0,8-11,5-0,4

In tabel 4.1.1 staan de landelijke participatiecijfers van de 12 kwartalen in de periode 2020 tot en met 2022 op een rij. De verschuivingen blijven beperkt in deze perioden. Zo schommelt het aandeel met een wekelijks contact met een familielid tussen de 82 en 84 procent. De fluctuaties in de contacten met vrienden of goede bekenden zijn sterker. Voor de pandemie had 78 procent minstens wekelijks contact, daarna ligt het rond de 74 procent. Bij het contact met de buren zijn seizoenpatronen zichtbaar: in het eerste kwartaal van elk jaar zijn dergelijke contacten minder omvangrijk dan in de volgende kwartalen. Bij het geven van hulp aan andere mensen, alsook bij het lidmaatschap van en activiteiten binnen verenigingen, zijn geen duidelijke patronen te zien tussen de kwartalen. Dat is wel het geval bij het vrijwilligerswerk: dat neemt vanaf het begin van de pandemie, het tweede kwartaal van 2020, af van 48 naar 38 procent, waarna het weer stijgt naar 43 procent. Bij de deelname aan politieke acties is geen duidelijke trend te zien. Dit komt mede doordat in 2022 de vraagstelling is aangepast hetgeen een drastische reductie tot gevolg had van de actie ‘radio, tv of krant ingeschakeld’1). Ook bij de gerapporteerde deelname aan de verkiezingen voor de Tweede Kamer in 2017 en 2021 zijn geen duidelijke verschuivingen te zien.

Deze landelijke cijfers zijn van belang om de resultaten op basis van het aanvullende onderzoek in Heerlen, in 2020 en 2022, te duiden. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden in het tweede en derde kwartaal van 2020 (grofweg tweederde en eenderde deel van de respondenten), en in het eerste kwartaal van 2022. In de helft van de kenmerken is de deelname met minder dan 1 procentpunt veranderd (zie tabel 4.1.1). Er zijn slechts twee onderdelen waar een duidelijke verschuiving is te zien: het burencontact is met 7 procentpunt en het vrijwilligerswerk met 4 procentpunt gedaald.

4.2 Trends in participatie in Heerlen

De trend in de gemeente Heerlen komt grotendeels overeen met de landelijke ontwikkeling tussen de beide perioden (tabel 4.2.1). Zo is het aandeel vrijwilligers zowel landelijk als in Heerlen gedaald met zo’n 5 procentpunt, en heeft er geen verandering plaatsgevonden bij het lidmaatschap van minstens een vereniging. En ook in Heerlen is de frequentie van familiale contacten vrijwel in stand gebleven, en is het contact met de buren gedaald. Evenmin is er in Heerlen sprake van een verbetering van de hulp die aan andere mensen wordt geboden, en de activiteiten in verenigingsverband. Op slechts een aspect wijkt de trend in Heerlen af van het landelijke beeld: waar landelijk het contact met vrienden en goede bekenden niet is gereduceerd, is dit in Heerlen gedaald met 7 procentpunt.

Dit overzicht geeft wel een duidelijk antwoord op de vraag naar mogelijke bijdragen van het ‘Heitje’ aan  het meedoen in de samenleving in Heerlen. Er zijn geen enkele indicaties dat het verrichten van klussen heeft bijgedragen aan de onderlinge contacten, het helpen van anderen, het doen van vrijwilligerswerk, de band met het verenigingsleven en aan acties om de politiek te beïnvloeden.

4.2.1 Meedoen met de samenleving in Heerlen naar deelgebied, 2020 en 2022 (n=619)
Contact familie (%)Contact vrienden (%)Contact buren (%)Informele hulp (%)Vrijwilligers-werk (%)Lidmaat-schap (%)Actief vereniging (%)Politieke acties (%)Gestemd TK (%)
2020
Heerlen-noord80,272,266,336,830,967,234,244,476,5
Heerlen-zuid86,979,361,040,643,771,647,750,488,4
Heerlen 82,975,164,238,336,069,039,746,881,1
** ** ** ***
2022
Heerlen-noord80,266,355,834,930,367,532,734,180,0
Heerlen-zuid83,072,253,735,430,671,640,636,888,9
Heerlen 81,368,654,935,130,469,135,935,283,5
**
* p < 0,05; ** p < 0,01; *** p < 0,001.

In eerdere essays is gewezen op de tweedeling in Heerlen: de participatie is vaak groter in Heerlen-zuid dan in Heerlen-noord. Dat was gebaseerd op 1103 personen die in 2020 aan het onderzoek hebben meegedaan.  Voor een optimale vergelijking tussen 2020 en 2022 zijn de verschuivingen vastgesteld op basis van de 619 personen die die zowel in 2020 als in 2022 aan het onderzoek hebben deelgenomen. Ook dan blijkt dat in 2020 de participatie op een aantal onderdelen in Heerlen-zuid hoger is dan in Heerlen-noord. Zo had in 2020 in het zuidelijk deelgebied 87 procent minstens een keer per week een contact met een familielid, en in het noordelijke deelgebied 80 procent. Het verschil tussen beide deelgebieden was in 2022, met 83 versus 80 procent, niet meer voorhanden. Ook bij een aantal andere participatievormen verdwijnt het verschil in 2022, zoals het vriendencontact, het vrijwilligerswerk, en het actief zijn in verenigingen. Alleen blijft er een verschil bij de gang naar het stemlokaal: in het zuidelijke deel is de gerapporteerde opkomst in zowel 2020 als 2022 hoger. Dat er minder verschillen tussen de twee deelgebieden te zien zijn komt vaak doordat vooral de participatie is gedaald in Heerlen-zuid. Dat geldt, naast het vrijwilligerswerk (zei essay 11), vooral voor de deelname aan activiteiten bij verenigingen.

1) De vraagstelling had tot gevolg dat een aantal respondenten de vraag interpreteerden als ‘het aanzetten van de radio of televisie’ waardoor deze actie sterk doorwerkte in het percentage dat politiek actief is. In 2022 is de vraagstelling veranderd in ‘benaderen van de media’.

5. Op zoek naar determinanten van de lage deelname

In dit essay is ingegaan op de deelname aan de samenleving, waarbij Heerlen is vergeleken met het landelijke beeld en met diverse grotere gemeenten. Op basis van gemiddelden van de periode 2012 tot en met 2022 is geconstateerd dat de participatie op een aantal onderdelen in Heerlen laag is. Dat geldt vooral voor het geven van hulp aan anderen, voor de inzet als vrijwilliger, en voor de betrokkenheid bij het verenigingsleven. Bij de andere vormen, zoals de sociale contacten en de politieke participatie, komt Heerlen ook beduidend lager uit dan het landelijke gemiddelde. Dit wordt, met uitzondering van de politieke participatie, nauwelijks beter indien rekening wordt gehouden met de samenstelling van de Heerlense bevolking zoals de leeftijdsopbouw, het aandeel met een niet-Nederlandse herkomst, het opleidingsniveau en het te besteden inkomen. Bovendien leert een vergelijking met zes andere Limburgse gemeenten dat Heerlen een specifieke achterstandspositie inneemt in het meedoen met de samenleving. Hoewel ook de inwoners van andere gemeenten in Limburg op een aantal participatievormen achterblijven, is dit veel minder zichtbaar dan in Heerlen. Het is dus niet iets dat aan Limburg kleeft, en dat vraagt naar andere factoren voor de typische positie van Heerlen.

In andere essays is gewezen op het economische verval van Heerlen na sluiting van de mijnen. Ook is gewezen op de instroom van, vooral Duitse, immigranten en het taalgebruik. In het vorige essay is aangetoond dat het vertrouwen, zowel onderling als in publieke en politieke instituties, in Heerlen laag is. Dat kan ook een achterliggende factor zijn van de lage participatie. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat het onderlinge vertrouwen vooral in de formatieve jaren, tussen het 15de en 25ste levensjaar,  wordt gevormd. Dit vertrouwen hangt samen met vrijwel alle participatievormen: mensen die andere mensen vertrouwen, doen bijvoorbeeld vaker vrijwilligerswerk, zijn meer betrokken bij het verenigingsleven, en zijn meer politiek actief.

Om meer zicht te krijgen op de mogelijke rol van het onderlinge wantrouwen op de deelname aan de samenleving is een aantal vervolganalyses uitgevoerd. Daarbij is, gecontroleerd voor een aantal bevolkingskenmerken die samenhangen met de participatie (zie tabelbijlage 1), bekeken of dit sociale vertrouwen ook dan een unieke rol speelt in de participatievormen.

Uit tabel 5.1 valt af te lezen dat het sociaal vertrouwen samenhangt met alle participatievormen: mensen die andere mensen vertrouwen, hebben meer sociale contacten, geven vaker hulp aan andere mensen, zijn vaker vrijwilligerswerk, zijn meer betrokken bij het verenigingsleven, en zijn meer politiek actief. De kansverhoudingen (Odds Ratio’s ) variëren van 1,15 tot 1,66, hetgeen betekent dat bij de groep die vertrouwen heeft in andere mensen de relatieve kans 15 en 66 procent zo groot is dat respectievelijk er een wekelijks contact met een familielid is en men gestemd heeft bij verkiezingen voor de Tweede Kamer dan bij de groep die geen vertrouwen in anderen heeft. Dergelijke verbanden zijn vanwege de genoemde correctie niet toe te schrijven aan verschillen tussen demografische en sociaaleconomische kenmerken. Analyses die alleen op Heerlen betrekking hebben laten grotendeels vergelijkbare resultaten zien.

Een uitbreiding van deze exercitie toont aan dat ook andere vertrouwensaspecten gepaard gaan met meer participatie, en dat dit geen gevolgen heeft voor het effect van het sociaal vertrouwen (tabel 5.2). Het vertrouwen in het publieke en politieke domein is vastgesteld met de volgende 7 vertrouwensindicatoren: rechters, politie, leger, pers, ambtenaren, Tweede Kamer en EU (zie ook Schmeets en Exel, 2022). Dit resulteert in een vertrouwenssomscore met de scores die variëren van geen enkel vertrouwen (score 0), tot vertrouwen in alle zeven instituties (score 7). Grofweg betekent een groter vertrouwen in deze instituties meer participatie. Specifieker valt af te lezen dat vooral de groep die al deze instituties wantrouwt het minste deelneemt aan de samenleving. Bij het geven van informele hulp en de deelname aan politieke acties onderscheidt deze groep zich echter niet van de groepen die het meeste vertrouwen etaleren. Ook bij veel andere vormen van participatie stokt de groei bij de groep met het meeste vertrouwen.

5.1 Logistische regressies: vertrouwen in anderen (ref.= geen) op participatie, 2012/20221)
BS.E.WaldSig.O.R. Nagelkerke R-kwadraat
Contact familie0,1410,02143,7***1,150,041
Contact vrienden0,2470,019168,7***1,280,109
Contact buren0,1520,01685,0***1,160,057
Informele hulp0,1530,01780,6***1,170,035
Vrijwilligerswerk0,4150,016664,3***1,510,073
Lidmaatschap0,3710,020345,3***1,450,150
Actief vereniging0,3200,017369,9***1,380,065
Politieke acties 0,3140,017333,3***1,370,110
Gestemd TK 0,5040,022503,1***1,660,157
1) Gecontroleerd voor geslacht, leeftijd, opleiding, inkomen en herkomst.
*** p < 0,001.

5.2 Logistische regressies: vertrouwen in anderen en in publieke en politieke instituties op participatie, 2012/20221)
Contact familieContact vriendenContact burenInformele hulp VrijwilligerswerkLidmaatschapActief verenigingPolitieke actiesGestemd TK
O.R. Sig.O.R. Sig.O.R. Sig.O.R. Sig.O.R. Sig.O.R. Sig.O.R. Sig.O.R. Sig.O.R. Sig.
Vertrouwen in:
Andere mensen (geen = ref.)1,12***1,22***1,12***1,18***1,44***1,36***1,30***1,37***1,54***
0 van 7 instituties (= ref.)
1 van 7 instituties 1,22***1,18***1,25***1,13**1,20***1,25***1,18***1,10*1,17**
2 van 7 instituties 1,35***1,061,31***1,17***1,25***1,37***1,24***1,13**1,32***
3 van 7 instituties 1,28***1,16***1,32***1,15***1,30***1,46***1,34***1,15***1,39***
4 van 7 instituties 1,34***1,23***1,36***1,15***1,33***1,52***1,37***1,14***1,71***
5 van 7 instituties 1,39***1,29***1,38***1,11**1,51***1,65***1,46***1,061,85***
6 van 7 instituties 1,33***1,26***1,38***1,001,45***1,60***1,54***1,031,94***
7 van 7 instituties 1,46***1,28***1,29***0,971,29***1,33***1,40***0,931,78***
Nagelkerke R-kwadraat0,0420,1130,0590,0340,0690,1430,0680,0970,162
1) Gecontroleerd voor geslacht, leeftijd, opleiding, inkomen en herkomst.
*** p < 0,001.

6. Conclusies en discussie

In dit essay is ingegaan op de deelname aan de samenleving, waarbij Heerlen is vergeleken met het landelijke beeld en met diverse grotere gemeenten. Het beschrijven van ontwikkelingen, en vooral de duiding daarvan, is niet eenvoudig. De laatste jaren is er veel gebeurd dat invloed heeft gehad op een groot aantal participatievormen. Vooral maatregelen om de Covid-19 pandemie te bestrijden hebben een sterke wissel gelegd op de onderlinge contacten zowel binnen als buiten georganiseerd verband. Ook is er veel commotie geweest in de politiek, zoals de toeslagenaffaire en de politieke nasleep daarvan, hetgeen ook zichtbaar is in de het dalende vertrouwen van de burgers in de politiek. Tegen deze achtergronden is een geringere deelname aan de samenleving te verwachten.

De interpretatie van de geschetste ontwikkelingen is echter lastig door de wijze waarop de vragen in de enquête SSW  zijn geformuleerd. De deelname aan politieke acties bestrijkt een periode van vijf jaar. Dat betekent dat in de afgelopen jaren slechts een deel van de crisisjaren daar onder vallen. Indachtig deze contexten zien we dat bepaalde ontwikkelingen er op wijzen dat de participatie de afgelopen 10 jaar is gedaald: minder burencontact, minder vrijwilligers, minder activiteiten binnen verenigingen. Bij andere onderdelen is de daling minder duidelijk te zien, zoals bij het vriendencontact. Bij een aantal participatievormen heeft geen afname plaatsgevonden: het contact met de familie, het geven van hulp aan andere mensen, het lidmaatschap van verenigingen, de deelname aan politieke acties en het stemmen bij verkiezingen.

In welke mate Heerlen in de pas loopt met deze landelijke ontwikkelingen is niet bekend. Het aantal personen dat elk jaar in Heerlen benaderd wordt om deel te nemen aan het onderzoek ‘Sociale samenhang en Welzijn’ is te klein om daarover uitspraken te doen. Wel mogelijk is om Heerlen te vergelijken met andere gemeenten op basis van gemiddelden van de periode 2012 tot en met 2022 die gebaseerd zijn op bijna 450 personen. Dan blijkt dat Heerlen vooral achterblijft in het meedoen met de samenleving bij het geven van hulp aan anderen, het vrijwilligerswerk, en de deelname aan verenigingen. Ook op andere terreinen, de contacten met familie, vrienden en buren, en de deelname aan politiek, scoort Heerlen lager dan het landelijke gemiddelde alsook ten opzichte van de 93 grote gemeenten. De achterliggende mechanismen die hierbij van belang zijn, zijn niet eenvoudig aan te wijzen. En verklaringen in de vorm van oorzaken en gevolgen zijn met de beschikbare data niet goed mogelijk. Hoewel ook een aantal andere Limburgse gemeenten op sommige onderdelen lage participatiescores laten zien, geldt dat niet voor de volle breedte zoals in Heerlen. Heerlen neemt dus ook in het Limburgse landschap een atypische positie in. De sociaaleconomische positie van Heerlen, zoals het opleidingsniveau en het te besteden inkomen, is in Heerlen beduidend geringer dan landelijk. Ook wonen in Heerlen meer ouderen en meer immigranten dan gemiddeld in Nederland. Deze aspecten bieden echter nauwelijks meer zicht op  de achterstandspositie in het meedoen met de samenleving in Heerlen. Een lichte uitzondering hierop is de politieke participatie: Heerlen zou in de deelname aan politieke acties en de opkomst een flink aantal posities opschuiven op de gemeenteladder. Naar andere, aanvullende, inzichten  dient derhalve gezocht te worden. Redenen voor de lage deelname aan de samenleving liggen wellicht in het verleden. De mijnen hadden grote gevolgen voor het sociale leven in Heerlen (zie Knotter, 2012). De bevolking in Heerlen nam fors toe door instroom van Duitsers, Polen, Slovenen, Italianen, Spanjaarden en Marokkanen. Daarnaast kwamen uit andere delen van Nederland arbeiders naar Heerlen om in de mijnen te werken. Dat waren zowel  de laaggeschoolden die voornamelijk ‘ondergronds’ werkzaam waren als de hoger geschoolden die ‘bovengronds’  in bestuursfuncties terecht kwamen. In Heerlen-noord woonden vooral de ‘ondergrondsen’ en in Heerlen-zuid de ‘bovengrondsen’.  Heerlen was een rijke en bruisende stad, maar dat veranderde snel na de mijnsluitingen, met als gevolg werkloosheid en armoede.

In de jaren zeventig ontstond, net zoals in andere grensgemeenten waaronder Vaals en Kerkrade, ook in Heerlen een toestroom van Duitse immigranten. Deze Duitse grensmigranten die in Nederland kwamen wonen bleven veelal hun sociale netwerken in Duitsland behouden (zie ook Glas en Mulder, 2018). Ze gingen vanwege de woningmarkt vlak over de grens wonen, maar bleven in Duitsland werken, brachten hun kinderen ook daar naar school, en bleven ook daar aan het verenigingsleven deelnemen. Er waren weinig impulsen om in hun nieuwe woongebied te investeren in sociale contacten, mede vanuit de gedachte dat ze op termijn weer zouden remigreren naar Duitsland. Investeren in het meedoen met de samenleving in Heerlen en in andere aan Duitsland grenzende gemeenten lag dus minder voor de hand.

Putnam (2007) heeft gewezen op negatieve effecten van een groter aandeel immigranten op de participatie. Niet alleen heeft de diversiteit gevolgen voor bijvoorbeeld de sociale contacten tussen de Nederlandse en andere herkomstgroepen, maar ook voor de onderlinge contacten tussen de mensen die tot de Nederlandse groep behoren. Deze ‘constrict-theorie’ zou voor Heerlen ook breder toepasbaar kunnen zijn. De instroom van werknemers als gevolg van de mijnen bleef immers niet beperkt tot de buitenlandse groepen. Ook uit andere delen van Nederland was er veel instroom van werknemers en hun gezinnen, zowel laag- als hooggeschoolden. Dit roept de vraag op in welke mate al deze groepen, afkomstig van Nederland en van andere landen, geïntegreerd waren in de oorspronkelijke bevolking woonachtig in vooral het huidige noordelijke deel van de stad. Het taalgebruik kan hierbij een rol spelen. Cornips en Van den Hengel (2018) geven aan dat er in Heerlen een soort ’mijnwerkerstaal’ is ontstaan. Met de mijnen kwam migratie op gang vanuit andere delen in Nederland, veelal personen die geen Limburgs dialect spraken, en dat ook niet aan hun kinderen konden meegeven. Heerlen is dan ook een stad waar een veel groter deel dan in andere Limburgse steden en dorpen geen dialect sprak in de twintigste eeuw. Taal kan een verbindende factor zijn of niet: sociale contacten komen moeizamer op gang indien er een taalbarrière is. Mogelijk heeft dit geresulteerd in een tegenstelling tussen de Heerlense bevolking die onderling in het dialect communiceerde, en de grote out-groep die vooral Nederlands of Duits sprak en kleinere groepen die Italiaans of Pools spraken. En dat taal in Heerlen, en in Heerlen-noord in het bijzonder, een sterkere belemmerende factor voor de onderlinge contacten was en is, dan bijvoorbeeld in de gemeenten Vaals en Kerkrade waar van oudsher een overgrote meerderheid een dialect spreekt dat veel raakvlakken heeft met de dialecten die respectievelijk in het aangrenzende Aken en Herzogenrath worden gebruikt.

Veel meer historisch onderzoek is nodig om dergelijke mechanismen te staven. Met de beschikbare data vanaf 2012 is dit niet mogelijk. Maar er zijn wel aanwijzingen dat de constrict-theorie ook op Heerlen toepasbaar is. Volgens Putnam trekken mensen zich als gevolg van een grotere diversiteit terug in hun schulp, zoals schildpadden, en worden argwanend ten opzichte van anderen. In Heerlen is er veel wantrouwen, vooral onderling, maar ook in instituties. En, zoals aangetoond, is dit onderlinge vertrouwen gerelateerd aan alle participatievormen. Personen die vinden ‘dat je niet voorzichtig genoeg kunt zijn in de omgang met andere mensen’ hebben minder sociale contacten, minder binding met organisaties en met de politiek, en geven minder hulp aan andere mensen. Daar bovenop is ook het wantrouwen van de goede bedoelingen van publieke en politieke instituties, zoals rechters, de politie en de Tweede Kamer, een voedingsbodem voor het achterblijven bij de deelname aan de samenleving.

Het mijnverleden en de geschetste gevolgen daarvan, alsook de toename van de grensmigranten hebben mogelijk bijgedragen dat Heerlen nog steeds achterblijft in het geven van hulp andere mensen, de inzet als vrijwilliger en de binding met verenigingen. En dit valt niet snel te veranderen. Er is bovendien ook vraag nodig. Indien er bijvoorbeeld geen verenigingen of organisaties zijn, is er ook geen behoefte aan vrijwilligers.

In het tweede en derde kwartaal van 2020 is een aanvullend onderzoek gehouden in de gemeente Heerlen. Deze personen zijn in het eerste kwartaal van 2022 nogmaals benaderd. Uiteindelijk hebben daar 619 personen aan meegedaan. Landelijke trends in deze perioden laten zien dat de verschuivingen gering zijn, met als uitzondering een daling van het burencontact met 7 procentpunt en een afname van het vrijwilligerswerk met 4 procentpunt. De resultaten van het aanvullende onderzoek volgen grotendeels deze landelijke trends. Een uitzondering is de sterke daling, met 7 procentpunt, van het vriendencontact in Heerlen. Dit betekent dat er geen enkele indicaties zijn dat het verrichten van klussen heeft bijgedragen aan de onderlinge contacten, het helpen van anderen, het doen van vrijwilligerswerk, de band met het verenigingsleven en aan acties om de politiek te beïnvloeden. De kanttekening hierbij is echter dat de omvang van de onderzoeksgroep klein is, en dat het lastig is om met de vraagstellingen veranderingen op de korte termijn vast te stellen. Ten slotte zijn de verschuivingen onderzocht voor de twee deelgebieden: Heerlen-noord en Heerlen-zuid. Aangezien vooral in het zuidelijke woongebied de participatie is gedaald, zijn de discrepanties sterk gereduceerd. Statistisch blijft alleen de lagere gerapporteerde opkomst bij verkiezingen in Heerlen-noord ten opzichte va Heerlen-zuid overeind.

In het volgende essay komt het welzijn van de Heerlenaren aan de orde. Eerder is ingegaan op het geringe welzijn van Heerlen: het ervaren geluk en de tevredenheid met het eigen leven is lager dan gemiddeld (Schmeets en Tummers, 2022). En dat geldt ook voor het bredere persoonlijke welzijn. Door gegevens van de afgelopen drie jaar toe te voegen wordt onderzocht of veranderingen die Heerlen inneemt hebben plaatsgevonden. En bovendien worden de relaties tussen vertrouwen, participatie en het welzijn gelegd.

Referenties

Akkermans, M. en Schmeets, H. (2022). Het Heitje en de buurtcohesie, leefbaarheid en veiligheid in Heerlen. CBS: Den Haag/Heerlen/Bonaire, 21 december 2022.

CBS (2023). Minste vertrouwen in Tweede Kamer in 10 jaar tijd, 9 mei 2023.

Cornips, L. en L. van den Hengel (2018). Revitalisering van het mijnverleden in Heerlen door hybride taalculturele praktijken. In: Rutte, W. (red.) Sociaal-Historisch Centrum voor Limburg. Jaarboek 2018. Zwolle/Maastricht: Sociaal Historisch Centrum voor Limburg, 281-311.

Glas, I. en L. Mulder (2018). Diversiteit naar herkomst en sociale cohesie. In: Jennissen, R., Engbersen, G., Bokhorst, M. en M. Bovens (red.) De nieuwe verscheidenheid. Toenemende diversiteit naar herkomst in Nederland. Den Haag: WRR,  75-122.

Knotter. A.  (2012). Mijnwerkers in Limburg. Een sociale geschiedenis. Vantilt: Nijmegen.

Putnam, R.D. (2007). E Pluribus Unum: Diversity and Community in the Twenty-first Century. The 2006 Johan Skytte Prize Lecture. Scandinavian Political Studies, 30(2), 137-174.

Schmeets, H. (2018). Participatie op de kaart. Statistische Trends, september 2018, 1-24.

Schmeets, H. (2022a). De Heitjes en het sociaal kapitaal in Heerlen. CBS: Den Haag/Heerlen/Bonaire, 19 oktober 2022.

Schmeets, H. (2022b). De inzet van vrijwilligers in Heerlen en het Heitje. CBS: Den Haag/Heerlen/Bonaire, 21 december 2022.

Schmeets, H. (2023). Het laag vertrouwen in de samenleving Heerlen. De inzet van vrijwilligers in Heerlen en het Heitje. CBS: Den Haag/Heerlen/Bonaire, 2 oktober 2023.

Schmeets, H. en J. Exel (2022). Vertrouwen in medemens en instituties voor en tijdens de pandemie, Statistische Trends, januari 2022. 

Schmeets, H., Exel, J., Ten Westenend, A. en D. Martens (2021). Meer vrijwilligers in Heerlen met het Heitje. CBS: Den Haag/Heerlen/Bonaire, 29 december 2021.

Schmeets, H., Exel, J., Ten Westenend, A. en D. Martens (2022a). De Heitjes en het onderlinge wantrouwen in Heerlen. CBS: Den Haag/Heerlen/Bonaire, 21 februari 2022.

Schmeets, H., Exel, J., Ten Westenend, A. en D. Martens (2022b). De Heitjes en het politieke vertrouwen in Heerlen. CBS: Den Haag/Heerlen/Bonaire, 1 maart 2022.

Schmeets, H., Exel, J., Ten Westenend, A. en D. Martens (2022c). De Heitjes en de sociale contacten in Heerlen. CBS: Den Haag/Heerlen/Bonaire, 22 maart 2022.

Schmeets, H., Exel, J., Ten Westenend, A. en D. Martens (2022d). De Heitjes en het verenigingsleven in Heerlen. CBS: Den Haag/Heerlen/Bonaire, 1 april 2022.

Schmeets, H. en J. Exel (2022a). De Heitjes en de politieke betrokkenheid in Heerlen. CBS: Den Haag/ Heerlen/Bonaire, 25 mei 2022.

Schmeets, H. en J. Exel (2022b). De Heitjes en het vertrouwen in instituties in Heerlen. CBS: Den Haag/Heerlen/Bonaire, 20 juli 2022.

Schmeets, H. en M. Houben (2023). Religieuze betrokkenheid in Nederland, Statistische Trends, 7 april 2023.

Schmeets, H. en M. Tummers (2022). De Heitjes en het welzijn in Heerlen. CBS: Den Haag/Heerlen/Bonaire, 25 augustus 2022.

Technische toelichting

Participatie: sociaal, organisaties, politiek

De bevindingen over de deelname aan de samenleving zijn vooral gebaseerd op het grootschalige onderzoek Sociale Samenhang en Welzijn (SSW) dat in de periode 2012-2022 onder 83.667 personen van 15 jaar of ouder is uitgevoerd. (zie: https://www.cbs.nl/nl-nl/onze-diensten/methoden/onderzoeksomschrijvingen/korte-onderzoeksbeschrijvingen/sociale-samenhang-en-welzijn).

Sociale participatie en informele hulp

Aan de personen is gevraagd hoe vaak zij contact hebben met familie- of gezinsleden die niet bij hen in huis wonen. Hierbij is aangegeven dat het zowel gaat om persoonlijke ontmoetingen, telefonische en schriftelijke contacten als om contact via bijvoorbeeld e-mail, sms, chat of door berichtjes te sturen. Ze konden kiezen uit de volgende antwoordopties: (1) dagelijks, (2) minstens 1x per week, maar niet dagelijks, (3) minstens 1x per maand, maar niet wekelijks, (4) minder dan 1x per maand, en (5) zelden of nooit. Vergelijkbare vragen zijn gesteld over het contact met vrienden, vriendinnen of echt goede kennissen en het contact met buren.

De deelname aan informele hulp is bepaald met de vraag: 
U kunt in uw vrije tijd ook buiten organisaties om onbetaalde hulp geven aan anderen buiten uw eigen huishouden, zoals aan zieken, buren, familie, vrienden en bekenden. Heeft u in de afgelopen vier weken dergelijke hulp gegeven?

Deelname in organisaties: vrijwilligerswerk, lidmaatschap en actief in verenigingen

Aan de personen is gevraagd of ze vrijwilligerswerk hebben gedaan voor 13 verschillende soorten organisaties. Daarbij gevraagd of ze dat gedaan hebben in ‘het afgelopen jaar’ (zie essay 12 voor de exacte vraagformuleringen in de periode 2012 tot en met 2021 en de aanpassingen die in 2022 zijn doorgevoerd).

Aan de personen is gevraagd of ze lid zijn van één of meerdere verenigingen. Dit betreft de volgende verenigingen:

  • Politieke partij of organisatie;
  • Werkgeversvereniging, middenstandsorganisatie of beroepsvereniging;
  • Vakbond;
  • Consumentenorganisatie, zoals de ANWB, de Consumentenbond of Vereniging Eigen Huis;
  • Patiëntenvereniging;
  • Organisatie op het gebied van natuur en milieu, zoals Greenpeace, het Wereld Natuur Fonds,
  • Natuurmonumenten of de vogelbescherming;
  • Sportvereniging;
  • Zang-, muziek- of toneelvereniging;
  • Hobbyvereniging, bijvoorbeeld een auto-, handwerk- of computerclub;
  • Jeugd- of jongerenorganisatie, zoals de scouting;
  • Gezelligheidsvereniging, bijvoorbeeld een personeelsvereniging, carnavalsvereniging of studentenvereniging;
  • Lid van een andere vereniging dan de zojuist genoemde.

Hoe vaak neemt u deel aan activiteiten van één of meer verenigingen?

  1. Minimaal 1 keer per week;
  2. Minimaal 1 keer per maand;
  3. Minder dan 1 keer per maand;
  4. Nooit.

Politieke betrokkenheid: acties en stemmen

De politieke betrokkenheid is vastgesteld aan de hand van twee kenmerken: (1) het stemmen voor Tweede Kamerverkiezingen; en (2) deelname aan politieke acties. De deelname aan politieke acties is bepaald met de antwoorden op de volgende vraag: ‘Er zijn verschillende manieren om iets politiek aan de orde te stellen of invloed uit te oefenen op politici of de overheid. Hieronder staat een aantal van deze mogelijkheden. Wilt u telkens aangeven of u in de afgelopen 5 jaar, hiervan gebruik heeft gemaakt?’. (1) radio, tv of krant ingeschakeld; (2) politieke partij of organisatie ingeschakeld; (3) inspraakbijeenkomst of hoorzitting bijgewoond; (4) contact opgenomen met een politicus of ambtenaar; (5) meegedaan aan een actiegroep; (6) deelname aan een demonstratie of protestactie; (7) meegedaan aan handtekeningenactie; (8) via internet of e-mail meegedaan aan een politieke actie; (9) iets anders heeft gedaan om iets politiek aan de orde te stellen. In 2022 is, naast een aantal andere kleine wijzigingen, de eerste vraag aangepast door: ‘de media benaderd om invloed uit te oefenen’. De activiteiten 1 tot en met 4 worden beschouwd als conventionele politieke activiteiten; de activiteiten 5 tot en met 8 als onconventionele activiteiten. Daarnaast is de deelnemers aan het onderzoek gevraagd of ze hebben gestemd bij de meest recente Tweede Kamerverkiezingen. In de periode 2012-2016 waren dat de verkiezingen in 2010 en 2012. In het onderzoeksjaar 2017 is in de periode tot 15 maart gevraagd of ze van plan waren te gaan stemmen, en daarna of ze gestemd hadden voor de verkiezingen. In de daaropvolgende jaren, 2018 tot 2023 is gevraagd of er gestemd is bij de verkiezingen van 2017 en 2021.

Tabellenbijlage 1

Deelname aan samenleving naar bevolkingsgroepen, 2012/2022
Contact familie (%)Contact vrienden (%)Contact buren (%)Informele hulp (%)Vrijwilligers-werk (%)Lidmaatschap (%)Actief vereniging (%)Politieke acties (%)Gestemd TK (%)
Geslacht
Man78,974,059,330,746,778,444,546,682,8
Vrouw87,578,459,937,646,772,142,043,482,0
Leeftijd
15-2477,994,945,230,547,667,655,752,376,8
25-3488,986,648,231,942,070,840,951,076,6
35-4485,976,561,731,454,176,839,949,080,0
45-5481,770,559,937,950,878,840,247,482,5
55-6482,266,563,341,245,379,339,145,586,4
65-7482,969,072,637,048,279,345,937,588,0
75 en ouder83,366,272,424,732,672,041,724,885,1
Opleiding
Basisonderwijs81,172,763,824,931,855,432,922,767,4
LBO82,576,163,431,138,966,640,229,575,6
MBO, Havo, Vwo 83,977,060,535,947,477,142,944,681,9
HBO84,777,556,139,056,384,949,758,791,0
Universiteit 82,475,051,535,457,887,049,064,091,9
Besteedbaar inkomen huishouden
Eerste (laagste) kwartielgroep81,878,556,831,041,157,834,440,872,0
Tweede kwartielgroep84,174,463,432,842,370,438,638,279,4
Derde kwartielgroep83,376,060,835,248,980,045,446,084,9
Vierde (hoogste) kwartielgroep83,576,457,836,551,985,750,451,689,2
Herkomst
Nederlands83,875,960,435,449,478,946,045,686,1
Niet-Nederlands81,277,556,629,837,261,733,342,567,2
Totaal 83,376,259,634,246,775,243,245,082,4

Tabellenbijlage 2

Deelname aan de samenleving naar grotere gemeenten, 2012/2022
GemeenteContact familie (%)Contact vrienden (%)Contact buren (%)Informele hulp (%)Vrijwilligers-werk (%)Lidmaatschap (%)Actief vereniging (%)Politieke acties (%)Gestemd TK (%)
Nederland83,376,259,634,246,775,243,245,082,4
Heerlen82,472,357,828,030,262,832,139,376,1
Amsterdam79,882,452,531,040,067,233,457,779,4
Rotterdam82,776,756,830,637,265,433,545,777,4
Den Haag80,978,256,532,941,068,334,844,778,1
Utrecht83,183,050,333,148,575,947,460,285,7
Groningen82,180,752,232,348,175,343,557,085,9
Eindhoven83,577,650,130,440,669,040,843,176,8
Tilburg84,677,451,831,340,970,043,145,775,4
Almere81,174,460,332,138,869,633,045,481,4
Breda82,679,655,331,543,573,244,645,782,5
Apeldoorn84,475,863,338,445,377,441,645,884,4
Nijmegen82,781,351,333,245,074,346,754,786,6
Amersfoort80,273,556,134,149,576,441,746,986,6
Enschede84,978,759,528,644,874,743,245,481,0
Den Bosch84,577,956,236,749,877,642,346,879,7
Haarlem83,077,460,835,743,173,939,253,584,1
Haarlemmermeer82,273,060,431,941,578,444,739,983,9
Arnhem82,475,858,531,241,574,339,946,082,9
Zaanstad81,473,863,930,241,871,139,444,778,1
Zwolle80,775,458,034,154,678,841,047,285,6
Zoetermeer83,375,355,932,540,272,837,746,282,7
Leeuwarden83,474,763,332,848,676,444,144,085,5
Leiden83,180,949,132,846,478,747,957,084,9
Ede85,777,958,737,051,575,139,246,984,3
Dordrecht81,172,964,035,938,172,034,039,577,5
Alphen aan den Rijn83,175,563,935,949,678,447,145,285,4
Maastricht81,081,155,330,438,767,843,645,376,5
Alkmaar78,275,361,140,647,480,248,148,084,8
Westland85,772,665,935,951,477,546,643,083,3
Emmen83,872,565,535,042,671,836,938,077,9
Land van Cuijk86,581,855,937,554,681,256,042,786,0
Venlo85,680,759,634,740,473,845,636,779,5
Sittard-Geleen87,678,060,935,635,574,144,936,978,4
Delft81,776,751,133,147,379,949,653,285,4
Súdwest-Fryslân84,773,466,534,457,280,647,248,383,3
Hoeksche Waard86,272,960,433,849,780,243,941,586,2
Deventer85,374,563,736,245,173,845,048,484,2
Oss84,978,761,138,144,574,846,737,576,9
Meierijstad83,584,759,431,847,571,548,936,175,9
Helmond82,475,353,535,838,068,540,837,277,2
Dijk en Waard81,175,065,130,946,879,448,441,483,1
Amstelveen85,378,460,931,149,476,246,244,483,9
Hengelo81,172,863,434,442,975,645,943,784,6
Purmerend85,175,361,531,440,471,837,839,777,9
Hilversum86,375,558,836,547,074,540,548,981,8
Nissewaard83,872,759,632,233,479,437,740,574,9
Roosendaal84,073,258,536,337,478,244,039,180,5
Leidschendam-Voorburg80,972,061,332,341,674,239,742,684,9
Gouda77,576,360,035,747,574,843,748,483,9
Hoorn77,677,358,929,545,672,243,944,181,1
Almelo86,875,360,732,042,868,241,935,979,4
Hardenberg85,273,657,130,655,272,444,133,484,1
Assen80,072,861,735,344,975,840,948,379,2
Lelystad79,769,659,833,932,174,227,839,875,8
Midden-Groningen82,073,658,637,547,776,341,741,882,2
Westerkwartier82,771,958,036,856,181,242,541,882,9
Nieuwegein77,972,759,129,846,470,640,734,179,9
Capelle aan den IJssel81,771,965,334,236,476,140,643,076,2
Smallingerland85,170,658,535,750,373,840,537,781,2
Velsen86,678,667,537,744,481,745,643,382,8
Veenendaal85,076,862,640,450,577,844,043,985,4
Oosterhout82,571,157,232,641,472,145,138,478,0
Maashorst88,379,461,733,649,877,147,539,082,6
Lansingerland87,174,664,636,052,780,446,039,087,3
Stichtse Vecht84,879,064,535,652,681,348,354,585,4
Schiedam84,277,365,725,735,270,137,541,879,1
Vlaardingen82,276,466,938,938,471,742,645,782,1
De Fryske Marren81,672,265,132,451,079,042,044,085,5
Zeist81,376,861,040,847,977,441,248,984,8
Katwijk89,774,867,532,152,380,145,250,084,6
Bergen op Zoom86,470,656,333,945,471,841,042,875,9
Hoogeveen85,872,262,533,553,378,143,443,284,7
Barneveld84,571,653,539,857,474,737,838,087,1
Pijnacker-Nootdorp81,576,562,428,849,479,751,045,885,5
Krimpenerwaard86,576,362,539,751,475,845,939,289,5
Overbetuwe88,573,861,237,551,178,649,943,684,6
Doetinchem83,675,466,338,851,478,446,941,677,7
Terneuzen78,077,157,735,643,668,438,939,169,4
West Betuwe84,472,559,939,755,778,543,446,783,3
Heerenveen83,472,361,634,253,580,943,642,186,2
Vijfheerenlanden87,176,363,637,353,377,345,445,085,1
Woerden80,870,261,434,953,381,945,354,989,9
Roermond82,478,559,439,140,564,840,837,679,6
Houten83,773,660,738,351,782,647,752,688,5
Altena87,476,962,233,454,578,944,240,983,5
Den Helder84,877,861,035,341,174,235,741,076,8
Gooise Meren82,578,962,335,748,578,841,851,079,0
Zutphen83,971,953,638,150,083,845,749,886,2
Weert83,371,355,233,145,973,646,047,182,3
Kampen85,671,467,230,555,376,746,046,087,8
Venray83,075,349,529,848,770,847,436,173,7
Peel en Maas88,081,357,231,649,675,056,635,680,7
Eemsdelta80,571,661,235,351,078,547,742,679,1
Overige gemeenten83,975,261,935,450,277,846,342,983,9