6. Conclusie
Benchmarkgegevens zijn nuttig bij het beoordelen van de financiële prestaties van individuele zorginstellingen. Naast de gemiddelde waarden per sector wordt ook de spreiding weergegeven. Dit maakt het tevens mogelijk om de zorgsectoren met elkaar te vergelijken.
Het resultaat uit gewone bedrijfsvoering is bij cure-instellingen lager dan bij care-instellingen. Bovendien is bij de algemene ziekenhuizen het verschil in winstpercentage tussen de afzonderlijke instellingen veel kleiner dan bij care-instellingen. De grootste spreiding is zichtbaar bij de thuiszorg. De resultaten uit de bedrijfsvoering van de thuiszorginstellingen wijken vaker af van instellingen uit de andere sectoren. Doordat de zorg extramuraal wordt geleverd, zijn de afschrijvingen op vaste activa en kosten ten behoeve van overnachtende patiënten, zoals hotelmatige kosten, veel lager dan in sectoren waar intramurale zorg wordt geleverd.
Voor de kengetallen resultaat gewone bedrijfsvoering (EBT), weerstandsvermogen, solvabiliteit en current ratio is de ontwikkeling in de afgelopen vijf verslagjaren weergegeven. Het gemiddelde resultaat gewone bedrijfsvoering van zorginstellingen nam toe van 3,6 procent in 2020 naar 4,1 procent in 2021. Deze ontwikkeling wordt voornamelijk door de care-sector bepaald, waar een stijging zichtbaar is. Bij de cure-sector blijft het gemiddeld resultaat gewone bedrijfsvoering in 2021 stabiel.
We onderscheiden twee benaderingen van de solvabiliteit van instellingen. Weerstandsvermogen wordt berekend door het eigen vermogen te delen door de totale bedrijfsopbrengsten. Bij solvabiliteit wordt het eigen vermogen gedeeld door het balanstotaal. Binnen de cure-instellingen zien we in 2021 een toename van zowel het weerstandsvermogen als de solvabiliteit ten opzichte van 2020. Binnen de care-instellingen neemt het weerstandsvermogen iets af, maar groeit de solvabiliteit. Het Waarborgfonds voor de Zorgsector acht voor de zorginstellingen een weerstandsvermogen van minimaal 15 procent wenselijk. De analyse laat zien dat minimaal 20 procent van alle instellingen binnen de sectoren GGZ, GHZ en Thuiszorg deze norm in 2021 niet haalt.
Alle sectoren hebben een current ratio van ruim boven de 100 procent, waarmee zij in staat zijn om de kortlopende verplichtingen te betalen. De instellingen in de care-sector hebben gemiddeld een hogere current ratio dan de instellingen in de cure-sector. Dit geldt ook voor de omloopsnelheid kapitaal.
In de care-sectoren GGZ, GHZ en Thuiszorg nemen de mediane bedrijfskosten per arbeidsjaar in 2021 toe ten opzichte van 2020, terwijl in de sector V&V de mediane bedrijfskosten per arbeidsjaar juist dalen. De spreiding van de bedrijfskosten per arbeidsjaar is wederom het grootst bij thuiszorginstellingen.