Auteur: Hans Schmeets, Jeanet Exel, Anton ten Westenend, Dennis Martens

De Heitjes en het politieke vertrouwen in Heerlen

Over deze publicatie

In Heerlen is een groot wantrouwen jegens de politiek. Dit betreft zowel politici in het algemeen, als de landelijke politiek (Tweede Kamer), de lokale politiek (gemeenteraad) als de Europese Unie. Van de inwoners van Heerlen heeft 24 procent vertrouwen in de Tweede Kamer en 29 procent in de Europese Unie. Daarmee staat Heerlen in deze scepsis op eenzame hoogte ten opzichte van 50 andere grote gemeenten. Aanvullend onderzoek in 2020 leert dat het vertrouwen in ‘de politiek’ in Heerlen-noord beduidend geringer is dan in Heerlen-zuid. De verschillen tussen deze twee gebieden in Heerlen zijn maar beperkt toe te schrijven aan demografische- en sociaaleconomische kenmerken. In Heerlen is inmiddels een experiment gestart waarbij burgers klussen kunnen uitvoeren voor een vrijwilligersvergoeding in de vorm van ‘heitjes’. Hiermee wordt beoogd om de burgerbetrokkenheid te vergroten, de openbare ruimte te verbeteren en de lokale economie te stimuleren. Met dit essay wordt beoogd inzichten te leveren over het politieke vertrouwen in Heerlen en daarmee tevens aandacht aan het Heitje-project.

1. Over de relevantie van het politieke vertrouwen

Naast het onderlinge vertrouwen is het vertrouwen in instellingen in het publieke, private en politieke domein een belangrijke bouwsteen voor de sociale cohesie in de samenleving (OECD, 2017). Vooral recentelijk zijn er veel geluiden over het tanende vertrouwen van burgers in de overheid en politiek. Dit wordt niet alleen erkend in wetenschappelijke studies, maar ook door de politiek. In het vorige regeerakkoord Vertrouwen in de toekomst van het kabinet Rutte III werden plannen opgenomen om dit vertrouwen te herstellen (Rijksoverheid, 2017). Ook in het recente coalitieakkoord is deze ambitie opgenomen, waarin wordt gesteld: “Wij willen het vertrouwen tussen burgers en overheid herstellen. Dat zal alleen gaan als de overheid betrouwbaar is, vertrouwen heeft in burgers en oog heeft voor de menselijke maat” (Rijksoverheid, 2021a, p. 1).

De gedachte dat het slecht gesteld is met het vertrouwen in de samenleving wordt mede gevoed door het overheersende beeld en de uitgedragen uitingen in de wetenschap, politiek en media dat het vertrouwen – in navolging van de Verenigde Staten (Putnam, 2000; Putnam en Garret, 2020) – sterk is afgenomen. Zo gaf, alweer ruim 10 jaar geleden, Fukuyama aan dat Nederland was afgegleden van een high-trust naar een low-trust samenleving (Fukuyama, 2010). Echter, telkens blijkt weer uit de statistieken dat dit niet klopt. In Nederland is, samen met Scandinavische landen, het vertrouwen in de politiek hoog ten opzichte van andere Europese landen (CBS, 2021a). Bovendien blijkt dat het vertrouwen in politieke instituties de afgelopen twee decennia is toegenomen. Uiteraard waren er in de afgelopen jaren ontwikkelingen in de samenleving die mogelijk een invloed hebben gehad op het vertrouwen van de burger in de politiek. Zo kwam Nederland al vroeg in 2020 in aanraking met de gevolgen van Covid-19, viel het kabinet en kwamen er vervroegde verkiezingen. De lange formatieduur, de nasleep van de toeslagenaffaire, alsmede de protesten uit de samenleving over de maatregelen om de pandemie te bestrijden zijn daarvan wellicht de meest in het oog springende voorbeelden.

Hoe is het gesteld met het vertrouwen in de politiek in Heerlen, voor en tijdens de pandemie? En wat kunnen we voor het vertrouwen verwachten van het Heerlens-Heitje project waarin burgers gestimuleerd worden om als vrijwilliger klusjes tegen een beperkte vergoeding op te pakken?

1) https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/aanvullende-statistische-diensten/2021/meer-vrijwilligers-in-heerlen-met-het-heitje
2) https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/aanvullende-statistische-diensten/2022/de-heitjes-en-het-onderlinge-wantrouwen-in-heerlen

2. De pandemie en het vertrouwen in de politiek

Om het politieke vertrouwen van de inwoners van Heerlen in een perspectief te plaatsen, is het van belang om op mogelijke effecten van maatschappelijke ontwikkelingen in te gaan. Het onderzoek, waar iets meer dan 1100 Heerlenaren aan deelnamen, vond plaats in de periode april tot september 2020. Het was de periode dat het aantal besmettingen en ziekenhuisopnames als gevolg van Covid-19 razendsnel opliep. Het aantal personen dat als gevolg hiervan op de Intensive Care (IC) terecht kwam, bereikte op 7 april 2020 een piek met 1424 (Rijksoverheid, 2021b)3). De beelden op de IC’s kwamen via de media de huiskamer binnen, en het aantal patiënten op de IC werd een belangrijke graadmeter voor de ernst van de gevolgen van Covid-19. Het CBS publiceerde statistieken over de oversterfte (Traag en Hoogenboezem, 2021).

De voor de hand liggende vraag is of de pandemie gevolgen heeft voor het vertrouwen in de politiek. Uit langlopende trends op basis van cijfers van het CBS over het vertrouwen in de Tweede Kamer blijkt dat het vertrouwen in de politiek sinds 2012 tot de aanvang van de pandemie in 2020 gestaag is toegenomen, zonder noemenswaardige fluctuaties (Schmeets en Exel, 2021). In het tweede kwartaal van 2020 treedt echter een zeer forse toename op, van 44 naar 58 procent, en blijft in 2020 na een kleine dip op dit hoge vertrouwensniveau. Een sterke toename is verklaarbaar vanuit diverse theoretische perspectieven, waarbij vooral wordt gewezen op het zogenoemde ‘rally around the flag’-mechanisme (Mueller, 1970). Bij crisissen als gevolg van bepaalde gebeurtenissen zoals een natuurramp of een terroristische aanslag gaan mensen zich massaal achter hun (politieke) leider scharen als die beslissingen neemt om dergelijke externe gebeurtenissen en dreigingen af te wenden. Het vertrouwen in de politiek neemt dan toe, waarna het op een gegeven moment weer daalt naar het niveau van voor de crisis.

Voorlopige cijfers van drie kwartalen in 2021 laten zien dat het vertrouwen in de Tweede Kamer vooral vanaf het tweede kwartaal inzakt om uiteindelijk in het derde kwartaal met 39 procent onder het niveau van voor de crisis terecht te komen4). Dit past in het beeld van een recente studie van de Erasmus universiteit die liet zien dat het vertrouwen in zowel de landelijke als de lokale overheid in korte tijd scherp is gedaald (Engbersen, Bochove, Boom, e.a., 2021). Zo nam het vertrouwen in de landelijke overheid af van 69 procent in april 2020 naar 29 procent in september 2021, en in de lokale overheid reduceerde het vertrouwen van 60 naar 37 procent. Een dergelijk sterk verval is echter niet te zien bij het vertrouwen in de Europese Unie, waar de toename bij aanvang van de pandemie beklijft.

Zoals vermeld, er is de afgelopen twee jaar veel meer gebeurd dan louter de pandemie. Welke gebeurtenissen mogelijk een effect hebben gehad op het vertrouwen in de politiek is niet vast te stellen. Dat het onderzoek in Heerlen vooral plaatsvond in het tweede en deels in het derde kwartaal van 2020, de beginperiode van de pandemie in Nederland, is echter wel relevant om de cijfers van het Heerlen onderzoek in een context te plaatsen. Immers in deze periode was het vertrouwen van de Nederlandse bevolking in politici en de Tweede Kamer, met respectievelijk 15 en 13 procentpunt, fors gestegen.

2.1 Vertrouwen in politieke instituties, 2020
KwartaalTweede Kamer (%)Politici (%)Europese Unie (%)
I43,731,544,8
II58,344,449,0
III52,439,649,2
IV58,343,249,5

3) https://coronadashboard.rijksoverheid.nl/landelijk/intensive-care-opnames.
4) https://www.cbs.nl/nl-nl/visualisaties/welvaart-in-coronatijd.

3. Veel politiek wantrouwen in Heerlen

We hebben gezien dat in Nederland meer vertrouwen bestaat in politieke instituties dan in de meeste andere Europese landen. Er zijn daarnaast ook geen indicaties dat het politieke vertrouwen over een langere termijn is gedaald. Daar staat tegenover dat een meerderheid van de bevolking politieke instituties wantrouwt. Daarnaast zijn er grote verschillen tussen bevolkingsgroepen: vooral lager opgeleiden, mensen met minder inkomen, mannen en ouderen hebben minder vertrouwen in de politiek. En ook zijn er regionale verschillen die maar zeer beperkt zijn toe te schrijven aan de demografische en sociaaleconomische samenstelling van de bevolking (Schmeets, 2018). Zo zijn er forse verschillen tussen gemeenten in de mate waarin de burgers vertrouwen hebben in de politiek. In Heerlen heeft gemiddeld genomen in de periode 2012-2019 minder dan een kwart van de inwoners vertrouwen in de Tweede Kamer. Heerlen staat daarmee onderaan op de trede van deze vertrouwensladder ten opzichte van 50 andere grote gemeenten. In Utrecht en Amstelveen heeft een meerderheid vertrouwen in de Tweede Kamer. Een daarmee vergelijkbaar patroon is te zien bij het vertrouwen in de Europese Unie: Heerlen bungelt met 29 procent onderaan, en de inwoners van Leiden hebben met 54 procent het meeste vertrouwen in de EU. Dergelijke regionale vertrouwenscijfers zijn voor deze periode niet beschikbaar voor het vertrouwen in politici en de gemeenteraad.

Hiermee is een duidelijke parallel te trekken met het vrijwilligerswerk: in Heerlen is het animo om zich als vrijwilliger te melden het laagst, in Zwolle het hoogst (zie Essay 1). En Heerlen staat, samen met Roosendaal en Nissewaard, in de top-drie van gemeenten met het grootste onderlinge wantrouwen (essay 2). Dit duidt er op dat er weinig sociale cohesie is in Heerlen en roept de vraag op of het Heerlens-Heitje kan zorgen voor een impuls aan het vrijwilligerswerk, alsook aan het onderlinge en politieke vertrouwen, en daarmee aan een verbetering van de sociale cohesie.

3.1 Vertrouwen in Tweede Kamer en Europese Unie in 51 grotere gemeenten, 2012/2019Vertrouwen in Tweede Kamer en Europese Unie in 51 grotere gemeenten, 2012/2019

4. Politiek vertrouwen van Heerlenaren in 2020

Voor het Heerlens-Heitje project heeft in de periode mei tot september 2020 een grotere groep, ruim 1100 personen, deelgenomen aan het enquête-onderzoek ‘Sociale samenhang en Welzijn’ van het CBS. Daarmee worden ook regionale verdelingen in beeld gebracht. Uit dit onderzoek blijkt wederom dat burgers van Heerlen weinig vertrouwen hebben in de politiek. Zo heeft 32 procent vertrouwen in politici, 41 in de Tweede Kamer en 40 procent in de Europese Unie. Wel heeft 48 procent vertrouwen in de gemeenteraad. Blijkbaar heeft de lokale politiek in Heerlen een grotere vertrouwensbasis dan de landelijke politiek en Europa. 
De vergelijking met de cijfers gemiddeld over de periode 2012-2019 leert dat het vertrouwen in de Tweede Kamer is toegenomen van 24 naar 41 procent en in de Europese Unie van 29 naar 40 procent. Dit biedt steun aan het ‘rally around the flag’ perspectief: een sterke groei van het politieke vertrouwen na een crisis.

Heerlen laat forse verschillen zien in het vertrouwen tussen de regionale deelgebieden. Net als bij het vrijwilligerswerk en het onderlinge vertrouwen, is er ook een tweedeling bij het vertrouwen in de politiek. Het politieke vertrouwen is in Heerlen-noord aanmerkelijk lager dan in Heerlen-zuid. Zo heeft 37 procent van de inwoners van Heerlen-noord vertrouwen in de Tweede Kamer, 43 procent in de gemeenteraad en 36 procent in de Europese Unie. In Heerlen-Zuid heeft respectievelijk 46, 55 en 45 procent vertrouwen in deze drie politieke instituties. Het vertrouwen dat politici in het algemeen van de bevolking krijgen verschilt niet tussen het noordelijke en zuidelijke deel.

4.1 Vertrouwen in politieke instituties in Heerlen, 2020
VertrouwenHeerlen-noord (%)Heerlen-zuid (%)Heerlen (%)
Politici30,033,931,5
Tweede Kamer37,346,340,8
Gemeenteraad43,454,547,5
Europese Unie36,445,339,7

Relaties met demografische en sociaaleconomische kernmerken

Vrouwen in Heerlen hebben beduidend meer vertrouwen in politieke instellingen dan mannen. Dat geldt vooral voor het vertrouwen in de Europese Unie: van de mannen heeft 36 procent vertrouwen, van de vrouwen is dat met 44 procent aanmerkelijk hoger. Dit verschil tussen de beide seksen is in Heerlen-noord groter dan in Heerlen-zuid. Ook is het hogere vertrouwen van vrouwen ten opzichte van mannen in politici, de Tweede Kamer en de gemeenteraad alleen in het noordelijke deel te zien. In het zuidelijke deel van Heerlen is er geen verschil tussen de beide seksen. Het ongenoegen over de politiek is vooral groot bij mannen die in Heerlen-noord wonen.

4.2 Vertrouwen in politieke instituties naar geslacht in Heerlen, 2020
GeslachtVertrouwenHeerlen-noord (%)Heerlen-zuid (%)Heerlen (%)
MannenPolitici25,435,029,1
MannenTweede Kamer33,845,538,4
MannenGemeenteraad41,754,246,5
MannenEuropese Unie30,843,135,6
VrouwenPolitici34,632,633,9
VrouwenTweede Kamer40,947,243,2
VrouwenGemeenteraad45,154,948,6
VrouwenEuropese Unie42,047,844,1

Leeftijd is ook onderscheidend. In grote lijnen hebben de 15- tot 45-jarigen meer fiducie in de politiek dan vooral de 45- tot 65-jarigen. De 65-plussers nemen een tussenpositie in. Het vertrouwen in de gemeenteraad is sterk gerelateerd aan de leeftijd: waar de jongste groep met 54 procent nog een meerderheid vertrouwen heeft in de gemeenteraad, is dat bij de middelste groep 39 procent, en bij de oudste groep 49 procent. De relatie tussen leeftijd en het vertrouwen in de politiek is zowel te zien in het noordelijke als in het zuidelijke deel van Heerlen. De 45- tot 65-jarigen tonen zich veel sceptischer dan de jongere en oudere groep. In Heerlen-noord geldt dit vooral voor het vertrouwen in de gemeenteraad. Daarnaast heeft in dit deel van Heerlen de jongste groep een groter vertrouwen in de Tweede Kamer en de Europese Unie dan de beide oudere leeftijdsgroepen. In Heerlen-zuid is het wantrouwen van vooral de 45- tot 65-jarigen duidelijker zichtbaar bij politici, gemeenteraad en Europese Unie.

4.3 Vertrouwen in politieke instituties naar leeftijd in Heerlen, 2020
LeeftijdVertrouwenHeerlen-noord (%)Heerlen-zuid (%)Heerlen (%)
15 tot 45 jaarPolitici31,237,933,8
15 tot 45 jaarTweede Kamer41,649,344,6
15 tot 45 jaarGemeenteraad49,362,854,3
15 tot 45 jaarEuropese Unie45,047,746,0
45 tot 65 jaarPolitici27,524,926,6
45 tot 65 jaarTweede Kamer33,746,338,4
45 tot 65 jaarGemeenteraad34,647,339,1
45 tot 65 jaarEuropese Unie28,637,831,9
65 jaar of ouderPolitici31,638,934,5
65 jaar of ouderTweede Kamer35,641,838,1
65 jaar of ouderGemeenteraad46,651,648,6
65 jaar of ouderEuropese Unie33,650,840,6

Het vertrouwen in de vier politieke instituties is sterk gerelateerd aan het opleidingsniveau. Hierbij is duidelijk dat de hoogopgeleiden een groter vertrouwen hebben in de politiek dan de laag- en middelbaar opgeleiden. Dit is vooral te zien bij het vertrouwen dat de Heerlense bevolking in de Tweede Kamer heeft: van de laagstopgeleiden heeft 32 procent vertrouwen, van de groep met een middelbare opleiding 38 procent, en van de groep die hoger is opgeleid heeft 57 procent vertrouwen.

Dit is terug te zien als wordt ingezoomd op beide regionale deelgebieden. Echter, in Heerlen-noord is het verschil tussen hoogopgeleiden aan de ene kant en middelbaar en laagopgeleiden aan de andere kant, groter dan in Heerlen-zuid. Dat valt bijvoorbeeld af te lezen bij het vertrouwen in de Tweede Kamer. Van de laag-, middelbaar- en hoogopgeleiden is de vertrouwensscore respectievelijk 31, 33 en 57 procent in Heerlen-noord, tegenover 35, 46 en 57 procent in Heerlen-zuid.

4.4 Vertrouwen in politieke instituties naar opleiding in Heerlen, 2020
OpleidingVertrouwenHeerlen-noord (%)Heerlen-zuid (%)Heerlen (%)
LaagPolitici28,334,430,2
LaagTweede Kamer31,135,732,5
LaagGemeenteraad39,853,243,8
LaagEuropese Unie34,440,436,2
MiddelbaarPolitici27,127,927,4
MiddelbaarTweede Kamer32,846,538,2
MiddelbaarGemeenteraad43,052,446,5
MiddelbaarEuropese Unie33,444,637,7
HoogPolitici39,741,240,4
HoogTweede Kamer57,057,057,0
HoogGemeenteraad49,658,253,9
HoogEuropese Unie46,350,048,1

Het besteedbare inkomen is eveneens relevant voor het vertrouwen in de politiek. Een hoger inkomen betekent meer politiek vertrouwen dan wanneer er minder geld te besteden is. Dat geldt in het bijzonder voor het vertrouwen in de Tweede Kamer. Een derde van de Heerlense bevolking met een lager dan gemiddeld inkomen vertrouwt de Tweede Kamer. Van degenen met een hoger inkomen is dat de helft. Het vertrouwen in de gemeenteraad is hierbij de uitzondering: tussen de lage en hoge inkomens is er geen verschil in het vertrouwen dat de gemeenteraad krijgt. Dergelijke relaties tussen het te besteden inkomen en het vertrouwen in politici, de Tweede Kamer en de Europese Unie zijn voornamelijk te zien in het zuidelijke deel van Heerlen. In het noordelijke deel is inkomen alleen relevant voor het vertrouwen in de Tweede Kamer.

4.5 Vertrouwen in politieke instituties naar huishoudinkomen in Heerlen, 2020
HuishoudinkomenVertrouwenHeerlen-noord (%)Heerlen-zuid (%)Heerlen (%)
LaagPolitici29,525,128,2
LaagTweede Kamer33,731,833,1
LaagGemeenteraad44,052,746,4
LaagEuropese Unie36,838,537,3
HoogPolitici31,240,735,7
HoogTweede Kamer43,356,749,7
HoogGemeenteraad42,955,949,1
HoogEuropese Unie36,250,042,8

Betaald werk is gerelateerd aan het vertrouwen in de Tweede Kamer, maar niet aan de drie andere politieke instituties. Van de groep zonder werk heeft 37 procent vertrouwen in de Tweede Kamer, van groep met betaald werk is dat met 44 procent iets hoger. Het verband speelt niet in Heerlen-noord maar is alleen in het zuidelijke deel van Heerlen (versterkt) zichtbaar met 37 tegen 54 procent. Ook gaat alleen in Heerlen-zuid een groter vertrouwen in de gemeenteraad gepaard met een hoger inkomen.

4.6 Vertrouwen in politieke instituties naar betaald werk in Heerlen, 2020
Betaald werkVertrouwenHeerlen-noord (%)Heerlen-zuid (%)Heerlen (%)
GeenPolitici31,132,331,6
GeenTweede Kamer37,436,737,2
GeenGemeenteraad44,550,546,7
GeenEuropese Unie36,242,638,6
WelPolitici29,035,131,4
WelTweede Kamer37,253,843,7
WelGemeenteraad42,457,948,2
WelEuropese Unie36,547,540,7

5. De context van het lagere vertrouwen

Het vertrouwen in de politiek is laag in Heerlen. Dat geldt niet alleen voor Heerlen-noord, maar ook voor Heerlen-zuid. Zo heeft, met 58 en 52 procent in het tweede en derde kwartaal van 2020, een meerderheid van de Nederlandse bevolking vertrouwen in de Tweede Kamer. In deze periode blijft dit steken op 37 procent in het noordelijke deel en 46 procent in het zuidelijke deel van Heerlen. De statistieken roepen vragen op naar de oorzaken van het wantrouwen van Heerlenaren. Waarom staan velen zo argwanend tegenover politieke instellingen? Waarom zijn inwoners van het noordelijke deel wantrouwender dan die uit het zuidelijke deel? De sociaal-demografische compositie speelt mogelijk een doorslaggevende rol. We hebben immers geconstateerd dat samenstelling van de bevolking van belang is voor het vertrouwen in de politieke instituties. Zo hebben mensen met een hoog opleidingsniveau en een hoog huishoudinkomen meer fiducie in de politiek dan mensen met minder opleiding en die minder te besteden hebben. Indien dus in Heerlen meer mensen met een zwakkere sociaaleconomische positie wonen dan in andere steden, zal er ook meer wantrouwen zijn. Dat is een van de achterliggende factoren van het grote verschil tussen ‘Heerlen-noord’ en ‘Heerlen-zuid’. Tevens speelt de demografische situatie een rol. Vrouwen en jongeren hebben immers meer vertrouwen in de politiek dan mannen en vooral de 45- tot 65-jarigen.

Wat leren de analyses? Als de grotere gemeenten niet zouden verschillen in niveau van opleiding en inkomen dan nemen de verschillen iets af. Het vertrouwen van de inwoners van Heerlen in de Tweede Kamer neemt dan toe van 24 naar 27 procent, maar blijft onderaan op de ranglijst staan. De afstand tot vele andere gemeenten blijft onverminderd hoog. Als daarnaast rekening wordt gehouden met verschillen in man/vrouw verdeling, leeftijdsopbouw en het aandeel migranten, dan neemt het vertrouwen in de Tweede Kamer in Heerlen toe van 24 naar 28 procent. Deze twee aanvullende correcties zijn ook toegepast op het vertrouwen in de Europese Unie. Het vertrouwen in de EU neemt in Heerlen na de eerste correctie toe van 29 naar 32 procent, en vervolgens naar 33 procent bij de tweede correctie. Kortom, slechts een klein deel van de vertrouwensachterstand in de politiek van Heerlen ten opzichte van de andere gemeenten houdt verband met het gemiddeld lager opleidingsniveau en lagere besteedbaar inkomen van de Heerlense bevolking. De gemiddeld hogere leeftijd en afwijkende man/vrouw verdeling van de Heerlense bevolking voegen daar weinig aan toe.

Op deze manier is ook onderzocht in welke mate de samenstelling van de bevolking in de twee deelgebieden in Heerlen een rol speelt bij het politieke vertrouwen. Zoals geschetst zijn vooral opleiding en het inkomen onderscheidend voor dit vertrouwen. Vooral hoog opgeleiden en de hogere inkomens hebben meer vertrouwen in de politiek. Door het gelijkschakelen van de sociaaleconomische en demografische factoren wordt het aanvankelijke verschil in vertrouwen in de Tweede Kamer tussen de inwoners van Heerlen-noord (37 procent) en Heerlen-zuid (46 procent) wel kleiner. Het komt dan uit op 39 versus 45 procent. De discrepantie van 9 procentpunt gaat dus naar 6 procentpunt als de bevolkingssamenstelling van Heerlen-noord en Heerlen-Zuid niet zou verschillen. Bij het vertrouwen in politici, de gemeenteraad en de Europese Unie spelen deze correcties een nog kleinere rol.

6. Conclusies en discussie

In het onderzoek in de gemeente Heerlen komt naar voren dat een duidelijke minderheid vertrouwen heeft in politieke instituties. Zo zegt 32 procent van de 15-plussers dat ze dat ze politici vertrouwen en 41 procent heeft vertrouwen in de Tweede Kamer en in de Europese Unie. De gemeenteraad krijgt nog met krap de helft het meeste vertrouwen van de inwoners van Heerlen. Dergelijke cijfers passen in het beeld dat in Heerlen het wantrouwen jegens de politieke instituties aanmerkelijk groter is dan in vele andere gemeenten. En dat verschil is niet terug te leiden naar demografische en sociaaleconomische bevolkingskenmerken. Dat in Heerlen het vertrouwen in de politiek zo laag is, houdt dus verband met nog andere factoren dan alleen de achterstand in sociaaleconomisch opzicht en de hogere vergrijzing van de Heerlense bevolking. Maar welke dan? Heerlen staat in dit opzicht niet alleen: ook andere Limburgse gemeenten, waaronder Venlo en Sittard-Geleen, worden gekenmerkt door veel politiek wantrouwen. Het is dus niet iets dat typisch aan Heerlen kleeft. De zoektocht naar oorzaken die wellicht meer in het verleden liggen, is geen makkelijke opgave. Glas en Mulder (2018, p. 100) wijzen op de armoede na de oorlog, gevolgd door de sluiting van de mijnen die mogelijk het wantrouwen hebben gevoed. Na het sluiten van de mijnen kwam de grensmigratie op gang: vooral vanwege de huizenprijzen en fiscale redenen gingen Duitsers in de mijnstreek wonen, maar behielden hun sociale netwerk in Duitsland.

De verdeling in de gebieden Heerlen-noord en Heerlen-zuid leert bovendien dat, met uitzondering van het vertrouwen in politici, het vertrouwen in het zuidelijke deel aanmerkelijk hoger is dan het noordelijke deel. Ook verschillen de beide deelgebieden in de mate waarin bevolkingsgroepen zich onderscheiden in het vertrouwen. Zo zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen, en tussen opleidingsgroepen vooral in Heerlen-noord aanwezig, terwijl de relatie met het besteedbare inkomen en het hebben van betaald werk vooral te zien is in Heerlen-zuid. Waarom is er minder vertrouwen in de politiek in Heerlen-noord dan in Heerlen-zuid? En waarom treden bepaalde relaties met bevolkingsgroepen vooral op in het noordelijke deel, terwijl andere relaties vooral in het zuidelijke gebied zijn te zien? Antwoorden op dergelijke vragen zijn niet makkelijk te geven. Met aanvullende analyses, mede op basis van andere vertrouwensindicatoren, gaan we op zoek naar achterliggende patronen om meer zicht op de geconstateerde verschillen tussen de beide gebieden te krijgen.

Het politieke vertrouwen is een specifiek onderdeel van het institutionele vertrouwen. Naast het vertrouwen in instellingen is ook het onderlinge vertrouwen van belang voor het welzijn van de samenleving. Dit sociaal vertrouwen is in het tweede essay besproken. Duidelijke parallellen zijn te trekken want ook bij het sociaal vertrouwen doet Heerlen het niet goed. En ook daar zagen we dat het onderlinge wantrouwen vooral speelt in het noordelijke deelgebied, en minder in het zuidelijke. Ook andere kenmerken laten dergelijke patronen zien. Een voorbeeld daarvan is het vrijwilligerswerk dat in het eerste essay is besproken. Heerlen heeft procentueel de minste vrijwilligers van Nederland. In een volgend essay staan we stil bij een andere vorm van betrokkenheid: de sociale contacten met familie, vrienden en kennissen, en met buren. In vervolgessays komen andere aspecten over het ‘meedoen met de samenleving’ aan bod, zoals het geven van hulp, het lidmaatschap van en het actief zijn in verenigingen, en de deelname aan politieke activiteiten. Het meedoen ofwel de participatie is een pijler van het sociaal kapitaal, het vertrouwen is de andere. We zullen in separate essays het vertrouwen in andere instituties die deel uitmaken van het publieke domein, zoals rechters, politie, leger, ambtenaren en de media bespreken. Daarmee wordt wederom een puzzelstukje van de sociale cohesie gelegd, door ook de verbanden te beschrijven tussen het sociaal vertrouwen, het politieke vertrouwen, het vertrouwen in instituties van het publieke domein, het vrijwilligerswerk en andere participatievormen.

We hebben de vraag gesteld wat we kunnen verwachten van het Heerlens-Heitje project waarin burgers gestimuleerd worden om als vrijwilliger klusjes tegen een geringe vergoeding op te pakken. Van belang is om hierbij een aantal kanttekeningen te plaatsen. Ook het Heerlens-Heitje project heeft te kampen met de Covid-19 pandemie. Bijna alle schilder- en tuiniersklussen die vooralsnog worden aangeboden zijn gericht op de verbetering van de publieke ruimte. Dergelijke activiteiten worden door de gemeente beoordeeld en vergoed met Heitjes. Mede vanwege juridische beperkingen is het niet mogelijk dat klussen bij de burgers thuis uitgevoerd worden. Dit betekent dat vooralsnog het aantal deelnemers dat klussen uitvoeren beperkt is. Daar tegenover staat dat er veel aandacht wordt gegeven aan allerlei initiatieven die plaatsvinden in het kader van het Heitjes-project. Het Heitjes-project is immers veel meer dan louter dat burgers actief worden. De gemeente brengt dit project onder de aandacht, en de buurtorganisaties en Heerlen Mijn Stad proberen de burgers en de lokale ondernemers te enthousiasmeren. Ook dat bijna de helft van de inwoners van Heerlen vertrouwen heeft in de goede bedoelingen van de gemeenteraad – en daarmee het vertrouwen in de lokale overheid flink hoger is dan het vertrouwen in politici in het algemeen, in de Tweede kamer en in de Europese Unie – biedt perspectief dat het Heerlens Heitje een impuls geeft aan de sociale cohesie in Heerlen. Een bepaalde vertrouwensbasis in de gemeente is immers een voorwaarde dat de burgers dergelijke initiatieven en de beoogde doelen, waaronder het bevorderen van de sociale samenhang, waarderen.

Met deze essay-reeks wordt beoogd om de diverse bouwstenen van de sociale cohesie, zoals vrijwilligerswerk, sociale contacten en het vertrouwen te agenderen. Op deze wijze hopen we een bijdrage te leveren aan het bespreekbaar maken en vergroten van kennis en inzichten op deze terreinen, en daarmee tevens het Heitje voor het voetlicht te plaatsen. Dergelijke inzichten kunnen ook resulteren in een gedifferentieerde aanpak naar stadsdeel met het oog op het vertrouwen van burgers in de politiek te versterken, het vrijwilligerswerk te stimuleren, en de sociale contacten te verbeteren.

Referenties

CBS, StatLine (2021a). Vertrouwen in mensen, recht en politiek; Europese vergelijking.

Engbersen, G., M. van Bochove, J. de Boom, J. Bussemaker, B. el Farisi, A. Krouwel, J. van Lindert, K. Rusinovic, E. Snel, L. Van Heck, H. van der Veen en P. van Wensveen (2021). De Laag-Vertrouwensamenleving. De maatschappelijke impact van COVID-19 in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam & Nederland, vijfde meting. Rotterdam: Erasmus School of Social and Behavioural Sciences & Kenniswerkplaats Leefbare Wijken.

Fukuyama, F. (2010). Het vertrouwen moet terug. Trouw, 13-9-2010.

Glas, I. en L. Mulder (2018). Diversiteit naar herkomst en sociale cohesie. In: Jennissen, R., Engbesersn. G., Bokhorst, M. en M. Bovens (red.) De nieuwe verscheidenheid. Toenemende diversiteit naar herkomst in Nederland Den Haag: WRR, 75-122.

Mueller, J. (1970). Presidential Popularity from Truman to Johnson. American Political Science Review, 64, 18-34.

OECD. (2017). OECD Guidelines on Measuring Trust. Parijs: OECD Publishing.

Putnam, R. D. (2000). Bowling Alone. The Collapse and Revival of American Community. New York: Simon & Schuster.

Putnam, R. D. i.s.m. S.R. Garret (2020). The Upswing: How America Came Together a Century Ago and How We Can Do It Again. New York: Simon & Schuster.

Rijksoverheid. (2017). Vertrouwen in de toekomst: regeerakkoord 2017-2021. Den Haag: Ministerie van Algemene Zaken.

Rijksoverheid. (2021a). Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst. Coalitieakkoord 2021 – 2025 VVD, D66, CDA en ChristenUnie. Den Haag: Ministerie van Algemene Zaken.

Rijksoverheid. (2021b). Coronadashboard. Den Haag: Ministerie van VWS.

Schmeets, H. en J. Exel (2021). Vertrouwen van migranten in medemens en instituties, Statistische Trends, januari 2021.

Traag, T. en J. Hoogenboezem (2021). Doodsoorzaken 2000-2020. Verschuivingen in de meestvoorkomende groepen doodsoorzaken tijdens de coronapandemie, Statistische Trends, augustus 2021.