Uitvoer van voorraden – haalbaarheidsstudie
Over deze publicatie
Verkenning van de mogelijkheden om informatie over de uitvoer van gebruikte goederen uit bestaande databronnen te halen.
1. Inleiding
In de circulaire economie zijn de voorraden aan producten en materialen in de maatschappij de urban mine van morgen. Elk jaar komen materialen uit de voorraden in de vorm van tweedehands producten en afval vrij. Een deel ervan wordt naar het buitenland geëxporteerd. Om de voor de Nederlandse economie beschikbare voorraden te bepalen, moeten we dus weten welke hoeveelheid van de vrijkomende producten geëxporteerd wordt.
Het onderzoek in dit rapport komt voort uit de bevindingen in de publicatie “Voorraden in de maatschappij: de grondstoffenbasis voor een circulaire economie” (van Oorschot et al., 2020a). Deze publicatie, geschreven in het kader van het Werkprogramma Monitoring en Sturing Circulaire Economie, bevat een haalbaarheidsstudie naar drie soorten voorraden in de Nederlandse economie: 1) het Nederlandse elektriciteitssysteem, 2) elektronische apparatuur en 3) voertuigen. Uit deze studie werd ondermeer duidelijk dat een deel van onze voorraden geëxporteerd wordt als afval en 2de handsgoed met als gevolg dat Nederland zicht verliest op de wijze van afvalverwerking en daarmee ook de greep op het mijnen van deze voorraden. Dit is belangrijk te weten als we willen bepalen wat er in toekomst uit de Nederlandse “urban mine” aan materialen beschikbaar is.
Om hier meer zicht op te krijgen wordt in deze studie onderzocht of er bij het CBS databronnen beschikbaar zijn met cijfers over de handel in afval en 2de handsgoederen. Verder worden enkele benaderingen getest om de uitvoer van tweedehands goederen te bepalen. Deze scoping- en haalbaarheidsstudie is onderdeel van een groter onderzoek naar voorraden in onze economie dat in het kader van het CE werkprogramma in 2020 wordt uitgevoerd. Mocht blijken dat er data beschikbaar is bij het CBS dan kan deze verder worden uitgewerkt in een vervolgonderzoek.
In hoofdstuk 2 worden de beschikbare databronnen beschreven en geanalyseerd op bruikbaarheid. Eerst wordt de handel in afval besproken, daarna de handel in 2de handsgoederen. In hoofdstuk 3 worden een 3-tal benaderingen getest om aan de hand van de internationale handelsstatistiek de uitvoer aan tweedehands textiel te bepalen. Voor elk onderzoek zijn apart conclusies en aanbevelingen getrokken (hoofdstuk 2.2 en 3.3). In hoofdstuk 4 en 5 worden de conclusies en aanbevelingen op basis van de gehele rapportage gepresenteerd.
2. Handel in 2de handsgoederen en afval in Nederland
2.1 Databronnen
Op verschillende terreinen binnen het CBS is navraag gedaan naar data over de handel in afval en 2de handsgoederen. Twee statistieken leverden aanknopingspunten voor deze data: de afvalrekeningen en internationale handel statistiek. Met de experts van deze statistieken is dieper ingegaan op de mogelijkheden om uit hun databronnen cijfers te halen over de in- en uitvoer. Afval en 2de handsgoederen worden hieronder apart beschreven.
2.1.1 Afval
In de afvalrekeningen is informatie beschikbaar over de in- en uitvoer van afval. Hiervoor worden twee bronnen gebruikt. De eerste bron is het Internationaal Meldpunt Afvalstoffen (IMA). Via Rijkswaterstaat krijgt CBS cijfers uit deze databron binnen. Afval dat op de Europa vastgestelde oranje lijst voorkomt moet volgens de EVOA (Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen) bij IMA worden gemeld. Het gaat voornamelijk om gevaarlijk afval. De tweede bron is de internationale handelsstatistiek welke vooral afval bevat dat buiten de verordening valt. Hier gaat het vaak om zogenaamd groene lijst afval. Beide bronnen worden hieronder in detail besproken. De in- en uitvoer van al het afval (dus zowel oranje en groene lijst) staat in tabel 2.1.01). Vanuit een Urban mine perspectief is vooral afval uit duurzame producten (producten die lang meegaan en onderdeel van de economische voorraden zijn) interessant. Dit zijn vooral de afvalcategorieën 3, 4. 9. 10, 12 en 16. Onder ‘12 Afgedankt materiaal’ vallen afgedankte voertuigen, accu's, (elektronische) apparatuur en onderdelen van machines. Het saldo tussen de totale in- en uitvoer is klein maar per afvalcategorie zijn er wel verschillen.
Oranje lijst afval
De handel in gevaarlijk afval (zogenaamde oranje lijst afval) moet bij IMA (internationaal Meldpunt Afvalstoffen) gemeld worden op last van een Europese verordening. Rijkswaterstaat verzamelt de cijfers uit deze meldingen. In tabel 2.1.1 staat de handel per afvalcategorie. Voor veel afvalcategorieën zijn de hoeveelheden klein vergeleken met de totale in- en uitvoer (tabel 2.1.0). Houtafval (dit is, bijvoorbeeld, hout dat doordat het behandeld is als gevaarlijk afval is aangemerkt) en afgedankte materialen komen voor het grootste deel wel uit de IMA bron.
De classificatie in tabel 2.1.0 en 2.2.1 is volgens de zogenaamde European Waste Codes (EWC). Afvalcijfers zijn ook beschikbaar op meer gedetailleerd niveau. Tabel 2.1.2 laat de classificatie op een hoger detailniveau zien. Op dit niveau zijn geen cijfers gepresenteerd omdat het op dit moment onduidelijk in hoeverre de detaildata plausibel genoeg is om mee te nemen voor monitoring en of er sprake is van date die geheim moet worden gehouden.
Achter elke EWC code zit een meer gedetailleerde Eural code waarop de handel in gevaarlijk afval gerapporteerd moet worden. In tabel 2.1.3 staan, ter illustratie, de Eural codes achter EWC code 08. Dus als het gaat om afval uit kapitaalgoederen zoals elektronica, machines en auto’s is dit het meest gedetailleerde niveau waarop er data beschikbaar is.
Groene lijst afval
De tweede bron zijn de internationale handelsstatistieken. De handel in afval met een economische waarde wordt via de douane gerapporteerd en komt zo in de internationale handelsstatistiek terecht. In tabel 2.1.4 staat de handel per afvalcategorie voor groene lijst afval. Deze handel betreft vooral papier, dierlijk en plantaardig afval. Ook de hoeveelheid handel in ijzerafval is relatief hoog. Achter elke EWC code in onderstaande tabel zitten codes uit de internationale handelsstatistiek classificatie (CN codes). In Annex 1 staan alle CN codes die aangemerkt zijn als afval en de daaraan gekoppelde EWC code. Soms blijkt uit de beschrijving van de CN code dat afval samen is genomen met een niet-afval goed. In dat geval is deze CN code niet als afval aangemerkt. Ook is er soms overlap tussen afval uit de IH data en die uit IMA. Deze dubbeltellingen zijn er zoveel mogelijk uitgehaald. Voor alle CN codes zijn cijfers beschikbaar maar zoals ook geldt voor het oranje lijst afval: op dit moment is het onduidelijk in hoeverre de detaildata plausibel genoeg is en of hier nog geheimhouding issues spelen.
Aan de internationale handelsstatistiek zitten namelijk wat beperkingen. Zo is de statistiek van oudsher gericht op waarde cijfers (euro’s) en wat minder op fysieke eenheden (kilo’s, stuks, M3 etc.). Echter, de laatste jaren is de kwaliteit van de cijfers over fysieke hoeveelheden aanzienlijk verbeterd, ook door een koppeling van de IH cijfers aan de vervoersstatistiek. Maar hoe meer in detail naar de cijfers wordt gekeken hoe onzekerder de kwaliteit van de cijfers wordt. Er worden ongeveer 10000 codes in de Internationale handelsstatistiek onderscheiden en op dat detailniveau kan het CBS niet alle cijfers controleren.
Een andere beperking is dat er een grens (in euro’s) is waaronder bedrijven de handel van en naar EU lidstaten niet hoeven te melden. De aangiftedrempel voor handel met lidstaten van de EU is per 1 januari 2020 voor de invoer uit EU lidstaten vastgesteld op € 800.000 en voor de uitvoer naar EU lidstaten op € 1.000.000. Voor afval is dit een beperking omdat de waarde van afval over het algemeen laag is en dus de handel hiervan relatief vaak onder de aangiftedrempel valt. Het CBS schat wel bij voor de ontbrekende data maar dat is vaak op een meer geaggregeerd classificatieniveau.
Naast melding in monetaire waarden moeten bedrijven ook in fysieke eenheden melden. Dit hoeft echter niet in kilo’s te zijn. Dit betekent dat voor een aantal IH codes de eenheden (bijvoorbeeld stuks) moeten worden omgerekend naar kilo’s. Hiervoor worden coëfficiënten ingezet waardoor er een zeker onnauwkeurigheid in de cijfers sluipt.
2.1.2 tweedehands goederen
De enige bron die gevonden is voor de handel in 2de handsgoederen is de internationale handelsstatistiek. Er is ook gekeken naar cijfers over desinvesteringen bij bedrijven maar daar zat geen informatie over internationale handel in. In de internationale handelsstatistiek worden goederengroepen maar beperkt als 2de handsgoed aangemerkt. Het betreft vooral personenauto’s en vrachtauto’s. Voor andere goederen zoals machines of schepen is er geen classificatie voor 2de handsgoederen. 2de handsmachines worden geschaard onder de zelfde classificatie als nieuwe machines. De internationale handels codes (CN codes) in tabel 2.2.1 zijn aangemerkt als 2de handsgoederen.
Internationale handelscodes worden aangemerkt als 2de handsgoederen als de omschrijving de term “gebruikt” bevat (in tabel 2.2.1 is deze term niet te zien omdat de volledige omschrijving niet in de tabel past). Bijna alle goederen hebben betrekking op 2de handsauto’s en -vrachtauto’s. De NR goederengroep 2de handsmachines bevat slecht één CN goederengroep: landbouwtractors. Deze NR goederengroep is dus verre van volledig.
In de tabel 2.2.2 staan de totale in- en uitvoer in miljoenen euro’s en kilo’s weergegeven. De cijfers in deze tabel zijn vooralsnog een indicatie omdat nu nog niet duidelijk is hoe plausibel deze cijfers zijn gezien de beperkingen van de internationale handelsstatistiek (zie onderaan hoofdstuk 2.1). Wat opvalt aan de cijfers in tabel 2.2.2 is dat, met name in euro’s, de import en export niet heel veel van elkaar verschillen (overigens bevatten deze cijfers ook de wederuitvoer). Dit zou erop kunnen duiden dat de handel van 2de handsauto’s en vrachtauto’s per saldo niet zoveel invloed heeft op de Nederlandse urban mine. Echter, in kilo’s is er een verschil van ruim 100 miljoen. Dit is toch aanzienlijk als je bedenkt dat in 2018 Nederland bijna 250.000 autowrakken van iets meer dan 1000 kilo per stuk (=ongeveer 250 miljoen kilo) zijn verwerkt (ARN, 2019).
Om te kijken of we meer te weten kunnen komen over andere, dan bovenstaande kapitaalgoederen, is er een andere aanpak onderzocht. Hierbij is gekeken of op basis van degene die de melding van export van een goed bij de douane maakt, er onderscheid gemaakt kan worden tussen 2de hands en nieuwe producten (deze aanpak heeft dus alleen betrekking op de export). Om een onderscheid tussen 2de hands en nieuwe producten te kunnen maken zou de volgende aanname gemaakt kunnen worden: als een bedrijf dat zelf geen machines maakt (dus bijvoorbeeld niet ASML) een machine exporteert dan moet dit een 2de handsproduct zijn. Bijvoorbeeld, de voertuigen die het Ministerie van Defensie exporteert worden als 2de hands aangemerkt. Een aanmerking hierbij is dat soms, maar het is niet duidelijk hoeveel, machines voor reparatie of onderhoud naar het buitenland gaan. Het is dan weer lastig om deze stroom te onderscheiden van 2de handshandel.
In tabel 2.2.3 staan degene die melding hebben gedaan van de export uit binnenlandse productie van vrachtschepen, veerboten en overig drijvend materieel (exclusief plezierboten). Veel van de meldingen zijn (uiteraard) gedaan door bedrijven die schepen bouwen. Echter, een paar bedrijven zijn actief in de vervoerssector. Van deze bedrijven zou dus aangenomen kunnen worden dat het om 2de hands producten gaat. Wat ook uit de tabel blijkt is dat een aantal meldingen van een douane aangiftepunt zelf komen. Voor deze aanmelding is het op dit moment niet te achterhalen van welk bedrijf ze komen. Van de totale exportwaarde wordt een derde opgegeven door douane aangiftepunten. Dit betekent dat we voor een aanzienlijk aandeel niet weten waar de melding precies vandaan komt. Daarnaast worden door het CBS ook nog bijschattingen gemaakt voor non-respons. die niet specifiek ergens aan toegewezen kunnen worden. Kortom, de in deze paragraaf besproken methode levert maar zeer beperkt cijfers op voor potentiele export van 2de handsgoederen.
2.2 Conclusie en aanbevelingen
Cijfers over de handel in afval zijn beschikbaar uit de RWS database (via Internationaal Meldpunt Afvalstoffen, IMA) over oranje lijst afval en de internationale handelsstatistiek (groene lijst afval). De plausibiliteit, en daarmee de bruikbaarheid, van deze cijfers is onzeker, vooral als de data op heel hoog detailniveau nodig zijn. Wat betreft de internationale handelsstatistiek (IH) heeft dit te maken met de volgende onzekerheden in de brondata: 1) handelsdata wordt niet op het hoogste detailniveau gecontroleerd, 2) er bestaat een aangiftedrempel (in euro’s) waaronder er geen melding van de handel hoeft te worden gedaan, 3) soms moet de fysieke eenheid van een goed (bijvoorbeeld stuks of M3) met algemene omrekeningscoëfficiënten worden omgezet naar kilo’s en 4) niet al het afval kan worden afgesplitst uit de IH goederengroep classificatie (oftewel een goederengroep kan soms zowel afval als niet-afval producten bevatten). Een uitbreiding van de IH classificatie waarin dit onderscheidt wel wordt gemaakt wordt aanbevolen als we in de toekomst deze stromen goed willen meten.
De internationale handelsstatistiek is de enige databron waaruit 2de handsgoederen kunnen worden afgeleid. De beperkingen van deze databron zijn hierboven al beschreven. Uit de IH is data beschikbaar voor maar een beperkt aantal 2de handsgoederen, met name auto’s en vrachtauto’s. Het is op dit moment niet goed mogelijk om data over andere goederen, zoals 2de hands machines of schepen, uit deze database te halen. Er moet dan dieper in de IH database gedoken worden om te zien of we erachter kunnen komen waar de goederen vandaan komen die door de douane depots gemeld worden. Daaruit kunnen we dan misschien afleiden of het nieuwe of 2de handsgoederen betreft. In het volgende hoofdstuk wordt dit verder onderzocht. Als test wordt naar 2de hands textiel gekeken.
3. Export van tweedehands textiel
De focus van dit hoofdstuk ligt op de export van tweedehands textiel. Dit betreft technisch textiel, huishoudelijk textiel en kleding (maar geen schoenen en leer). Onder technisch textiel vallen goederen zoals tapijten en dekzeilen. Export van textielafval is statistisch redelijk goed in beeld, maar er is minder informatie over export van tweedehands textiel. Waarschijnlijk is de stroom tweedehands textiel gedeeltelijk opgenomen bij andere textielgoederengroepen. Het doel van deze rapportage is de gehele export van tweedehands textiel beter in kaart te brengen.
In deze rapportage presenteert het CBS de uitkomsten van het onderzoek naar export van tweedehands textiel. Bouwend op eerder onderzoek (van Oorschot et al., 2020b) en het in hoofdstuk 2 gepresenteerde vooronderzoek, is de export van tweedehands textiel bepaald. In de eerste stap is uitgezocht hoeveel textiel uit Nederland geëxporteerd wordt door bedrijven die zelf geen textiel importeren of produceren. Als bedrijven geen textiel importeren of zelf maken dan is aannemelijk dat ze tweedehands textiel exporteren. Het is belangrijk handelsbedrijven apart te monitoren omdat het op voorhand niet duidelijk is of deze bedrijven tweedehands of nieuw textiel exporteren. Tot slot is onderzocht of de bedrijfstakinformatie van textielexporteurs informatie over de staat van het textiel bevat.
3.1 Methode
De eerste stap is te kijken welke bedrijven wel textiel uit Nederland uitvoeren, maar zelf geen textiel geproduceerd of geïmporteerd hebben. Daarna wordt bekeken of de typering naar bedrijfstakken van deze textielexporteurs iets over de soort van textiel zegt. In dit hoofdstuk presenteren we de resultaten van deze dataselectie- en bewerking. Daarna wordt ingegaan op drie mogelijke benaderingen ter bestemming van exporten van tweedehands textiel.
3.1.1 Dataselectie en -bewerkingsstappen
Voor dit onderzoek worden CBS-data uit de internationale handelsstatistiek van 2018 gebruikt. Deze data worden jaarlijks verzameld op basis van de aangifte van invoer en uitvoer van goederen door bedrijven bij de douane. Daarbij zijn de volgende verwerkingsstappen gevolgd:
- Selectie van data voor bedrijven met uitvoer van textiel (hoofdstuk 50-63) uit de internationale handelsstatistiek 2018. Deze selectie bevat ook de uitvoer van tweedehands textiel.
- Koppeling van de Standardbedrijfsindeling (SBI) uit de EenHedenOmgeving (EHO) en de productiestatistiek via de bedrijfsidentificatie codes (BE_IDs) aan de internationale handelsstatistiek. Deze aanvullende informatie wordt in de volgende analyse gebruikt. De bedrijfstakken van de bedrijven met uitvoer van textiel kunnen helpen in kaart te brengen wie waarschijnlijk tweedehands textiel uitvoert. Verder is het handig om te weten welk bedrijf textiel maakt en welk bedrijf geen textiel maakt omdat tweedehands textiel waarschijnlijk niet vrijkomt bij een bedrijf dat nieuw textiel produceert.
Met dit gekoppelde bestand is verder gewerkt en zijn verschillende benaderingen ter bepaling van uitvoer van tweedehands en afval textiel getest. Deze benaderingen worden in de volgende secties uitgelegd.
3.1.2 Benadering 1: Screening van de goederensoorten
Grondgedachte: Nagaan of er duidelijk relevant gelabelde tweedehands textiel goederensoorten binnen de internationale handelsstatistiek zijn.
Eerst is de lijst van CN goederensoorten binnen de textielhoofdstukken (50-63) gescreend om tweedehands en afval textielcategorieën te vinden. Daarna zijn de geïdentificeerde categorieën nader bekeken.
3.1.3 Benadering 2: Bedrijfstakken van textielexporteurs
Grondgedachte: Er zijn misschien bedrijfstakken die voornamelijk tweedehands- of afvaltextiel exporteren. Verder komen organisaties die tweedehands textiel exporteren waarschijnlijk vaak niet uit de textielbedrijfstak zelf omdat textielbedrijven nieuw textiel zullen produceren of verhandelen.
Eerst is gezocht naar alle bedrijfstakken met uitvoer van textiel. Daarna is gezocht naar SBI-omschrijvingen die op tweedehands en afvaltextiel duiden. In de laatste benadering is bekeken welke niet-textielproducerende SBI’s wel textiel exporteren.
In vier stappen:
- Welke SBI’s voeren textiel uit?
- Welke SBI’s voeren tweedehands textiel uit?
- Welke bedrijfstakken voeren waarschijnlijk tweedehands textiel uit? (Op basis van hun SBI omschrijving)
- Welke niet-textielproducerende SBI’s voeren textiel uit?
3.1.4 Benadering 3: Textielexport maar geen import of productie
Grondgedachte: Als bedrijven geen textiel produceren of inkopen maar wel textiel exporteren, is het waarschijnlijk export van tweedehands textiel.
Er is maar een beperkte productie van textiel in Nederland. Alleen tapijten worden nog in grote aantallen in Nederland gemaakt. Eerst is bepaald welke textielexporterende bedrijven zelf geen textiel in Nederland produceren en ook geen textiel importeren. Deze bedrijven exporteren misschien tweedehands- en afvaltextiel. Daarbij zijn bedrijven uitgesloten in de selectie als ze textiel-gerelateerde nevenactiviteiten aanbieden. Doel is te zien of de bedrijven in de electie tweedehands- en afvaltextiel exporteren. Daarom is online naar een kleine steekproef van deze bedrijven gekeken, om te zien wat ze met textiel doen.
3.2 Resultaten
In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van de drie benaderingen gepresenteerd en de uitdagingen en mogelijke tekortkomingen van deze benaderingen uiteengezet.
3.2.1 Benadering 1: Screening van de goederensoorten
Enkele textielgerelateerde CN-goederensoorten (gebaseerd op de Europese Combined Nomenclature) uit de internationale handelsstatistiek zijn duidelijk gerelateerd aan tweedehands en afval textiel. Een overzicht van deze goederensoorten presenteren we in tabel 3.2.1a. Er zit een aantal textielafval goederengroepen in de internationale handelsstatistiek (b.v. 5202 Afval van katoen, 5505 Afval van synthetische en kunstmatige vezels). Maar enkele goederensoorten bevatten een mix van nieuw textiel en textiel afval. Er is slechts een goederencode voor tweedehands textiel in de internationale handelsstatistiek (6309 Oude kleren en dergelijke).
Bijzonder interessant zijn CN-codes 6309 “Oude kleding en dergelijke” en 6319 “Lompen en vodden, afval”. Het is helder dat textiel in deze CN-codes afkomstig is uit de voorraden (zie 3.2.1b). De goederensoort 6309 Oude kleding en dergelijke bevat geen technisch textiel. Verder worden enkele tweedehands textielproducten niet bij 6309 meegeteld maar bij de soortgelijken nieuwe goederen. Voorbeelden hiervan zijn tapijten, tapisserieën, matrassen, dekbedden, gewatteerde dekens, kussens, poefs, peluws, zakken, dekkleden, tenten en kampeerartikelen (details over wat er onder goederensoort 6309 valt, zie Sdu, 2020). Omdat tweedehands producten van deze goederensoorten bij nieuwe producten meegeteld worden, is het niet mogelijk deze tweedehands producten alleen op grond van hun CN-codes te identificeren.
We duiken nu dieper in goederensoort 6309 “Oude kleren en dergelijke” omdat deze categorie het meest lijkt op wat we zoeken. In onze data vonden we 181 bedrijven die in 2018 aangifte over export van deze goederensoort hebben gedaan. In het volgende hoofdstuk kijken we naar de bedrijfstakken die deze goederensoort uitvoeren. In Tabel 3.2.1c is de totale uitvoer, dus inclusief de wederuitvoer, uit Nederland in kilo en euro’s weergegeven. Hieruit kunnen we een unit value handelsprijs van 0,92€/kg afleiden. In Tabel 3.2.1d is de uitvoer van in Nederland vrijgekomen oude kleding, dus exclusief de wederuitvoer, uitgesplitst naar bestemming. De waarde van de uit Nederland uitgevoerde “Oude kleding en dergelijke” was ongeveer € 149.315.000 in 2018. Oude kleding e.d. wordt voornamelijk naar Europa en Afrika uitgevoerd. Bij een handelsprijs van 0,92€/kg voor oude kleding werd in 2018 ongeveer 160 kiloton oude kleding uit Nederlands product uitgevoerd. In een vorig onderdeel van dit onderzoeksproject (Van Oorschot et al., 2020a) werd berekend dat de uitstroom uit de Nederlandse textielvoorraden in 2019 ongeveer 609 kiloton was. Ongeveer een kwart van de hele uitstroom uit de textiel voorraden is Oude kleding e.d. die uitgevoerd wordt.
Deze cijfers zijn zeer afhankelijk van de daadwerkelijke prijs van oude kleding in 2018. Ook andere organisaties hebben onderzoek op dit gebied gedaan. Volgens de Vereniging Herwinning Textiel (2020) wordt jaarlijks ongeveer 70 kiloton oude kleding gescheiden in Nederland ingezameld. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (2018) vond 75 kiloton gescheiden ingezameld textiel van huishoudens en het CBS (2020) geeft aan dat in 2018 in Nederland 81 kiloton gescheiden textielafval van huishoudens door gemeentes ingezameld was. Verder komt oude kleding ook bij tweedehands winkels en in niet-gemeentelijke textielbakken terecht. Sympany is bijvoorbeeld een bedrijf dat door middel van textielbakken oude kleding inzamelt. Volgens hun webpagina (www.sympany.nl) hebben ze in 2020 bijna 22 kiloton oude kleding ingezameld.
Tekortkomingen van deze benadering:
- Enkele tweedehands textielgoederen worden bij de soortgelijke, nieuwe producten meegeteld. De consequentie hiervan is een onderschatting van de hoeveelheden geëxporteerd tweedehands textiel.
- Er is helemaal geen informatie over tweedehands technisch textiel.
- Textiel wordt vaak in andere goederen verwerkt en verschijnt niet in de textielcategorieën. Bijvoorbeeld met stof beklede stoelen die in auto's worden geïnstalleerd.
- De tweedehands goederencode 6309 Oude kleding e.d. is een gemengde groep die enkele verschillende goederen bevat. Het is niet mogelijk deze CN-code naar producten uit te splitsen.
- De data over uitvoer van Oude kleding is waarschijnlijk een onderschatting. Waarschijnlijk is er over veel uitvoer van deze categorie geen informatie beschikbaar vanwege de aangiftedrempel van € 1.000.000 voor jaarlijkse uitvoer naar andere Europese landen (zie ook hoofdstuk Discussie en aanbevelingen).
3.2.2 Benadering 2: Bedrijfstakken van textielexporteurs
Als we de exporteurs van tweedehandstextiel identificeren, kunnen we waarschijnlijk ook de hoeveelheden tweedehands textieluitvoer bepalen. Vermoedelijk wordt tweedehands en afvaltextiel door andere bedrijfstakken uitgevoerd dan nieuw textiel. Om export van tweedehands en afvaltextiel in kaart te brengen, laten we eerst zien welke bedrijfstakken textiel in het algemeen exporteren. In de volgende stap selecteren we bedrijfstakken die waarschijnlijk geen nieuw textiel uitvoeren. Daarna zoomen we in op bedrijfstakken met uitvoer van de goederensoort 6309 Oude kleding e.d.
Hoewel een heleboel verschillende bedrijfstakken textiel exporteren, wordt het grootste deel van de textiel door de groothandel uitgevoerd. In totaal ging het in 2018 om een waarde van meer dan 17 miljard euro. Daarvan is 74 procent door de bedrijfstak Groot- en detailhandel; reparatie van auto’s uitgevoerd (Tabel 3.2.2a). Vervolgens is deze bedrijfstak verder uitgesplitst (zie Tabel 3.2.2b). Het grootste aandeel textiel wordt door de groothandels en handelsbemiddelaars geëxporteerd.
Om een indruk te krijgen welke bedrijfstakken met tweedehands textiel bezig zijn, isvervolgens de export van 6309 Oude kleding e.d. uitgesplitst naar bedrijfstakken. De bedrijfstak Groot- en detailhandel; reparatie van auto’s voert 87 procent van 6309 Oude kleding e.d. uit (Tabel ). Vervolgens is deze bedrijfstak verder uitgesplitst (zie Tabel ). Zoals voor textiel in het algemeen wordt ook 6309 Oude kleding e.d. voornamelijk door groothandels en handelsbemiddelaars uitgevoerd. In onze data zijn geen bedrijven aangetroffen met hoofdactiviteit textielproductie (SBI’s 13 en 14) die onder CN-code 6309 Oude kleding e.d. uitvoeren.
We verwachten dat oud textiel van huishoudens vaak door inzamel-, sorteer- of recyclingbedrijven, goede doelen organisaties en internationale hulporganisaties uitgevoerd wordt. Maar er zijn in de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) weinig omschrijvingen van bedrijfstakken die handel in tweedehands producten of textiel suggereren. Er zijn er maar twee gevonden: 47792 Winkels in tweedehands kleding en 47793 Winkels in tweedehands goederen (geen kleding). In onze data zijn slechts 14 bedrijven met deze SBI’s als hoofd- of nevenactiviteit die textiel exporteren. Bedrijven met deze SBI’s als hoofdactiviteit voeren vermoedelijk uitsluitend tweedehands textiel uit en lijken dus relevant. De bedrijven met hoofdactiviteit tweedehands winkel voerden in 2018 ongeveer € 786.000 textiel uit (Tabel ). Dat is slechts 0.5 procent van de gehele uitvoer van CN-code 6309 Oude kleding en dergelijke. Dit betekent dat tweedehands winkels maar een klein onderdeel van de exporteurs van oude kleding e.d. zijn.
In de volgende stap wordt naar uitvoer van textiel door niet-textielproducerende bedrijven gekeken. Het is waarschijnlijk dat deze textielbedrijven voornamelijk nieuwe textielproducten uitvoeren. De 2-digit codes van de SBI 13 Vervaardiging van textiel en 14 Vervaardiging van kleding zijn van de textielindustrie. Daarom worden alle bedrijven die textiel uitvoeren geselecteerd behalve de bedrijven met textiel hoofd- of nevenactiviteiten uit SBI 13 en 14 en de gehele bedrijfstak G (Groot- en detailhandel; reparatie van auto’s). Terwijl enkele bedrijven die onder de bedrijfstak G vallen wellicht tweedehands textiel uitvoeren, handelt deze bedrijfstak waarschijnlijk primair met nieuwe textielgoederen.
De bedrijven uit de nieuwe steekproef voerden in 2018 textiel ter waarde van bijna 3 miljard euro uit (Tabel). Dit zijn meer dan 3.200 kiloton (bij de eerder geraamde unit value handelsprijs van 0,92€/kg voor oude kleding) en ongeveer 17 procent van de waarde van de gehele uitvoer van textiel (zie Tabel 3.2.2a). Omdat de waarde van tweedehands textiel gemiddeld laag is, lijkt het onrealistisch dat 17 procent van de gehele waarde van uitgevoerd textiel tweedehands- en afvaltextiel is. Waarschijnlijk voert de meerderheid van de bedrijven in deze selectie geen tweedehands- en afvaltextiel uit maar nieuwe producten of componenten van (technisch) textiel.
Het was niet mogelijk om alleen op basis van de typering naar activiteit volgens de SBI de exporteurs van tweedehands textiel volledig te bepalen omdat textiel alomtegenwoordig is. Deze methode kan eventueel door aanvullende informatie zoals prijs per stuk in vergelijking met de gemiddelde waarde per stuk van de goederencategorie, bruikbaar gemaakt worden.
Tekortkomingen van deze benadering:
- Veel niet-textielproducerende bedrijven blijken iets met textiel te doen. Daardoor is het lastig onderscheid te maken tussen bedrijven met uitvoer van nieuwe en tweedehands textiel.
- Er is een gebrek aan informatie over activiteiten rond tweedehands goederen in de SBI’s.
- Het is onbekend welk handelsbedrijven (onder ander) in tweedehands goederen handelen.
- Deze benadering leidt tot een onderschatting in het geval dat textielproducerende bedrijven ook tweedehands textiel exporteren.
3.2.3 Benadering 3: Textielexport maar geen import of productie
Ook deden we een poging om de uitvoer van tweedehands en afval- textiel door de selectie van bedrijven zonder textielproductie en –invoer te bepalen. Als bedrijven textielproducten uit Nederland uitvoeren maar deze niet door hen ingevoerd of in Nederland geproduceerd zijn dan betreft het wellicht tweedehands of afval-textiel. Deze poging was minder succesvol. We hebben op verschillende manieren geprobeerd een selectie te maken van bedrijven zonder of met minder productie en invoer dan uitvoer. De uitvoerwaarde is voor 90 procent van de bedrijven groter dan de invoerwaarde. Daarvoor zijn enkele verklaringen denkbaar. Redenen kunnen uitvoer van producten uit de voorraden zijn, maar ook toegevoegde waarde door verwerking, de opbouw van voorraden binnen een bedrijf, de inkoop van producten binnen Nederland of de productie binnen Nederland. Bij verder onderzoek naar deze bedrijven, bv. uit hun website, wordt duidelijk dat deze bedrijven waarschijnlijk niet allemaal tweedehands en afval textiel exporteren.
Uiteindelijk leidde deze benadering niet naar een bruikbare selectie van bedrijven. Helaas is deze benadering geen betrouwbare methode om de export van tweedehands en afval-textiel te bepalen. Aanvullende informatie is nodig om deze benadering te gebruiken (bv. binnenlandse handel van deze textielgoederen).
Tekortkomingen van deze benadering:
- Voor vele bedrijven binnen de steekproef was geen informatie over hun productie in 2018 beschikbaar. Misschien omdat in deze steekproef vele kleine bedrijven (minder dan 50 medewerkers) zitten die de enquête voor de productiestatistiek niet elk jaar ontvangen.
- De productiestatistiek gaat over de productie van alle producten, niet alleen textiel. De beschikbare informatie over productie is niet gemakkelijk uit te splitsen naar de verschillende producten. Daardoor worden bedrijven uitgesloten die iets produceren dat niet per se textiel hoeft te zijn. Dit leidt tot een onderschatting van de hoeveelheden uitgevoerd tweedehands textiel.
- Er is geen informatie over handel binnen Nederland. Informatie over handel binnen Nederland zou informatie over de oorsprong en dus staat van textiel kunnen geven.
3.3 Discussie en aanbevelingen
In deze rapportage worden een 3-tal benaderingen gepresenteerd en getest. Het gebruik van de internationale goederencodes specifiek voor tweedehands textiel was de meest doelmatige benadering. Helaas is deze benadering voor veel andere goederensoorten niet bruikbaar omdat er weinig goederencodes voor tweedehands goederen zijn (bv. oud textiel e.d., tweedehands auto’s, tweedehands vrachtauto’s, tweedehands machines). Zelfs voor textiel is er slechts informatie over de uitvoer over enkele textielgoederen beschikbaar en deze zitten in de CN-goederengroep 6309 Oude kleding en dergelijke. Informatie over de uitvoer van tweedehands textiel dat niet binnen deze goederengroep valt is ook moeilijk op andere manieren af te leiden.
De internationale handelsstatistiek heeft enkele goederencodes voor afval- en tweedehands textiel. Deze zijn bruikbaar ter bepaling van de export van textiel afkomstig uit de voorraden maar hebben ook enkele beperkingen. Een beperking ervan is dat de uitvoer van tweedehands technisch textiel, zoals tapijten, niet te achterhalen is omdat hiervoor geen specifieke goederencodes zijn. Zelfs de CN-goederencode 6309 Oude kleding e.d. geeft maar beperkte informatie, omdat deze meerdere tweedehands producten bevat en niet naar de specifieke producten uit te splitsen is. Terwijl een groot deel van tweedehands en afval-textiel van huishoudens afkomstig is, vormt technisch textiel een kwart van de omzet van de kleding- en textielindustrie in Nederland volgens de SER (2021). Verder wordt duidelijk dat enkele tweedehands goederen bij nieuwe goederen meegeteld worden. Tweedehands technisch textiel wordt waarschijnlijk ook bij nieuwe producten meegeteld of bij de producten waar het in verwerkt is.
De douane aangiftedrempel is een beperking voor alle drie de methodes. Voor handel buiten Europa zijn geen aangifte drempels, voor handel binnen Europa wel. Als een bedrijf jaarlijks goederen met een waarde van minder dan € 800.000 van binnen Europa invoert, is er geen aangifte nodig. Ook als een bedrijf jaarlijks goederen met een waarde onder € 1.000.000 naar EU-landen uitvoert, hoeft het geen aangifte te doen. In het geval tweedehands kleding komt een waarde van € 1.000.000 ongeveer met 1.087 ton (bij 0,92€/kg), dit zijn 68 vrachtwagens oude kleding (ongeveer 16 ton oude kleding per vrachtwagen). Waarschijnlijk zijn er dan ook veel kleine bedrijven die geen aangifte hoeven te doen. Ook van de 181 bedrijven met uitvoer van Oude kleding e.d. uit onze data, voeren slechts 30 bedrijven deze goederensoort ter waarde van meer dan een miljoen euro uit. Waarschijnlijk leidt de aangiftedrempel tot onderschatting van de uitvoer van oud textiel naar andere EU-landen.
Terwijl de verschillende benaderingen niet voor textiel werkten, is het mogelijk dat ze voor andere goederensoorten wel werken. Bijvoorbeeld zegt de SBI van textielexporteurs niet veel omdat textiel een algemene categorie is, die op de een of andere manier in veel bedrijfstakken toepassingen heeft. Vervolgonderzoek kan naar andere of specifieke goederensoorten kijken, zoals bijvoorbeeld schepen. Om dit te doen moet eerst uitgezocht worden of een verandering van de vlag van schepen in de internationale handelsdata als uitvoer te zien is. Als dit het geval is, dan zijn de gepresenteerde benaderingen niet van toepassing (zie bv. van Oorschot et al., 2020b). Het is waarschijnlijk makkelijker tweedehands goederen in homogenere goederengroepen te identificeren. Voor andere goederencategorieën zoals schepen is het waarschijnlijk ook makkelijker door middel van de SBI’s tussen gebruikers en producenten te onderscheiden. Bijvoorbeeld, zeevervoerbedrijven zijn gebruikers van schepen en voeren waarschijnlijk tweedehands schepen uit.
4. Conclusie
In deze rapportage zijn enkele databronnen en benaderingen getest om de uitvoer van afval- en tweedehands goederen uit de voorraden te bepalen. Terwijl er informatie over uitvoer van afval beschikbaar is, kunnen we de uitvoer van tweedehands goederen op dit moment slechts gedeeltelijk bepalen. Dit maakt het lastig om er zeker van te zijn dat goederen- en materiaalkringlopen op een goede manier worden gesloten. In de volgende alinea’s wordt ingegaan op de beschikbare informatie en de lacunes daarin.
In de internationale handelsstatistiek is enige informatie over uitvoer van afval en tweedehands goederen te vinden. Over de uitvoer van afval is data beschikbaar. De data over de internationale handelsstatistiek bevatten informatie over veel afvalcategorieën en brengt deze stroom redelijk goed in kaart. Toch leidt de gebruik van deze data waarschijnlijk tot een onderschatting van de uitvoer van afval omdat de jaarlijkse aangiftedrempel voor uitvoer naar Europese landen € 1.000.000 per bedrijf bedraagt. Uitvoer beneden deze waarde hoeft door de exporteur niet aangegeven te worden.
Voor enkele tweedehands goederen is informatie via specifieke CN-codes beschikbaar. Bijvoorbeeld bevat de internationale handelsstatistiek informatie over oude kleding e.d., tweedehands personenauto’s en vrachtauto’s. Helaas worden veel tweedehands producten bij de CN-codes van soortgelijke nieuwe producten meegeteld omdat er geen specifieke CN-codes voor zijn. De in deze rapportage voor textiel geteste benaderingen om deze toch uit te splitsen, werkten niet goed voor het bepalen van de gehele uitvoer van tweedehands textiel maar kunnen voor andere goederensoorten getest worden.
Op dit moment is het niet mogelijk de uitvoer van tweedehands producten door middel van de internationale handelsstatistiek goed in kaart te brengen. Een reden is dat er te weinig specifieke CN-codes voor tweedehands producten zijn. Verder levert gebruik van uitsluitend data over uitvoer van tweedehands goederen ook bij specifieke CN-codes waarschijnlijk een onderschatting op, omdat de aangiftedrempel voor uitvoer naar Europese landen € 1.000.000 bedraagt terwijl de waarde van afval en tweedehands goederen vaak laag is.
5. Aanbevelingen
Om deze lacunes te dichten, is het belangrijk uit te zoeken bij welke goederensoorten uitvoer van tweedehands producten een rol speelt. Bijvoorbeeld worden tweedehands medische apparaten vaak voor hergebruik naar andere landen uitgevoerd terwijl producten zoals matrassen waarschijnlijk niet (op grote schaal) hergebruikt worden.
Om het gebrek aan informatie over tweedehands goederen op te lossen is meer onderzoek nodig. Op korte termijn kunnen de in deze rapportage geteste benaderingen verfijnd en voor andere goederensoorten getest worden. Bijvoorbeeld door gebruik van aanvullende informatie over gemiddelde kosten per stuk (zie Baldé en van den Brink, 2020) en data uit de ProdCom statistiek. Te gelijkertijd is de introductie van nieuwe CN-codes nodig om op de lange termijn betere informatie over uitvoer van tweedehands goederen te verzamelen. De CN-codes worden op internationaal en op Europese niveau bepaald en jaarlijks aangepast. Onderzoek is nodig om te zien of dit haalbaar is, welke stappen ervoor nodig zijn en wat mogelijke (negatieve) gevolgen zijn. Kunnen deze codes gebruikt worden om zo afval dat niet uitgevoerd mag worden toch uit te voeren? Verder is ook de vraag voor welk goederensoorten tweedehands labels relevant zijn.
Daarnaast kan er gekeken worden of er buiten het CBS databronnen beschikbaar zijn die als referentiemateriaal kunnen dienen. Een voorbeeld hiervan zijn de handelsdata uit het WEEE register.
Tweedehands stromen zijn slechts gedeeltelijk met de nu beschikbare data en hier beschreven methoden in klaart te brengen. Om de economische kansen van deze Nederlandse urban mine op basis van de daadwerkelijk beschikbare materialen in de voorraden goed te kunnen bepalen, is het nodig de uitvoer van producten uit de voorraden te meten. Verder is een vraag hoe deze stromen in Nederland meegeteld moeten worden omdat de uitgevoerde tweedehands producten uiteindelijk in het buitenland afval worden. Zijn deze stromen nu circulair terwijl niet duidelijk is of en hoe lang producten in het buitenland hergebruikt worden? Wat gebeurt met deze producten aan het eind van hun leven? Hergebruik staat ook hoog op de R-ladder en het ontwikkelen van een methode om handel in tweedehands producten beter in kaart te brengen, kan helpen beleid beter gericht op deze hogere R-strategie te monitoren. Er zijn andere methoden en nieuwe databronnen nodig om de uitvoer van verschillende tweedehands producten goed te kunnen meten. Bijvoorbeeld kan een enquête naar bedrijven die (misschien) in tweedehands producten handelen gestuurd worden of CBS bedrijfsenquêtes kunnen met vragen naar handel in tweedehands producten uitgebreid worden. Op de lange termijn levert de uitsplitsing van classificaties naar nieuwe producten en tweedehands producten waarschijnlijk de meest betrouwbare informatie. De mogelijkheden op dit punt moeten goed onderzocht worden, vanwege het streven van het CBS naar verlaging van de enquêtedruk voor burgers en bedrijven.
6. Referenties
FFact, 2020. Massabalans textiel 2018: Onderzoek naar de massabalans van het in Nederland ingezamelde afgedankte textiel en de route en resultaten van de verwerking.
ARN, 2019. Key data autorecycling 2018, Breukelen.
Baldé, C.P., Van den Brink, S., 2020. Monitoring Export for Reuse in the Netherlands. [Online] [15/12/2020].
CBS, 2020. Statline: Gemeentelijke afvalstoffen; hoeveelheden. [Online] [02/12/2020].
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2018. Evaluatie programma Van Afval naar Grondstof (VANG) 2014-2016.
Sdu, 2020. Hoofdstuk 63: Andere geconfectioneerde artikelen van textiel; stellen of assortimenten; oude kleren en dergelijke; lompen en vodden. [Online] [02/12/2020].
SER, 2021. Over de Nederlandse kleding- en textielsector. [Online] [22/01/2021].
Van Oorschot, J., van der Voet, E., van Straalen, V., Tunn, V.S.C., & Delahaye, R., 2020a. Voorraden in de maatschappij: De grondstoffenbasis voor een circulaire economie, CML / CBS.
Van Oorschot, J., Van der Zaag, J. Van der Voet, E., Van Straalen, V., Delahaye, R., 2020b. Voorraden in de maatschappij: de grondstoffenbasis voor een circulaire economie, CML / CBS.
Vereniging Herwinning Textiel, 2020. [02/12/2020].
Annex 1:
Internationale handelscodes (CN codes) toegewezen aan afval