Auteur: Loes Parlevliet
Uitkomsten EMU-enquête 2021

3. Populatie en non-respons

3.1 Populatie enquête

Voor de EMU-enquête 2021 worden de provincies en de gemeenten integraal waargenomen en zijn er daardoor respectievelijk 12 en 352 berichtgevers. Bij de gemeenschappelijke regelingen wordt een steekproef genomen. Een gemeenschappelijke regeling valt binnen de steekproef indien het totaal aan baten of lasten op de exploitatierekening groter is dan 20 miljoen euro. Van de 353 bij het CBS bekende gemeenschappelijke regelingen kregen derhalve 150 berichtgevers het verzoek de EMU-enquête in te sturen. De waterschappen worden integraal waargenomen door de Unie van Waterschappen middels de jaarlijkse enquête voor de begrotingen van waterschappen. In 2021 zijn er 21 waterschappen.

3.2 Bijraming van non-respons 

Niet alle berichtgevers uit de eerder genoemde populaties responderen. Ook kan het voorkomen dat respons deels onbruikbaar is, bijvoorbeeld omdat er voor één of meer jaren geen EMU-saldo wordt opgegeven. Niet alleen de niet binnengekomen vragenformulieren, maar ook deze deels onbruikbare vragenformulieren worden non-respons genoemd. Voor non-respons wordt bijgeraamd om te komen tot populatieramingen. Bij deels onbruikbare vragenformulieren wordt enkel bijgeraamd voor de jaren die niet zijn ingevuld door de berichtgever. Voor niet binnengekomen vragenformulieren worden alle jaren bijgeraamd. 

Alle provincies hebben gerespondeerd, waardoor er voor de provincies niet bijgeraamd is. Voor gemeenschappelijke regelingen is het EMU-saldo bijgeraamd aan de hand van de digitale begroting 2021 en de aangeleverde IV3-enquête formulieren van het 3e kwartaal 2020. Bij het bijramen van gemeenten wordt dezelfde methode gebruikt als bij de gemeenschappelijke regelingen. Als er een helemaal geen bronnen zijn, dan wordt er  voor alle jaren uitgegaan van de (som van de) gerespondeerde EMU-saldi per grootteklasse. Vervolgens wordt ieder jaar bijgeraamd op de volgende wijze: het totaal van de respons wordt per grootteklasse opgehoogd naar rato van de Algemene Uitkering van alle responderende gemeenten binnen de desbetreffende grootteklasse. Grootteklassen zijn vastgesteld aan de hand van de inwoneraantallen.

3.2.1 Inwoneraantallen per grootteklasse
GrootteklasseInwoneraantal
1250 000 inwoners of meer
2150 000 tot 250 000 inwoners
3100 000 tot 150 000 inwoners
450 000 tot 100 000 inwoners
520 000 tot 50 000 inwoners
610 000 tot 20 000 inwoners
75 000 tot 10 000 inwoners
8Minder dan 5 000 inwoners
 

Uit tabel 3.2.1 blijkt welke inwoneraantallen behoren bij de gehanteerde grootteklassen. Grootteklasse 4 en 5 worden voor de ophoging nog verder gesplitst naar Noord-, Oost-, Zuid- en West-Nederland.