1. Inleiding
1.1 Aanleiding onderzoek
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) wil graag inzicht in het aantal waarschuwingen dat gemeenten geven in het kader van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (Fraudewet) en de Participatiewet.
Sinds 1 januari 2016 is de aangepaste Fraudewet van kracht. In de Fraudewet is de maximale boete afhankelijk van het al dan niet opzettelijk overtreden van de ‘inlichtingenplicht’. Verder is de mogelijkheid uitgebreid om een waarschuwing te geven in plaats van een boete1).
Volgens de Fraudewet kan een waarschuwing worden gegeven bij verminderde verwijtbaarheid en bij een zeer klein of geen benadelingsbedrag (nulfraude). De waarschuwing kan slechts eenmaal worden gegeven in een periode van twee jaar. Als er in een periode van twee jaar voorafgaand aan de schending van de inlichtingenplicht al een boete of waarschuwing is opgelegd, kan niet meer worden volstaan met het geven van een waarschuwing. In dat geval moet meteen een bestuurlijke boete worden opgelegd.
Waarschuwingen kunnen bijvoorbeeld ook gegeven worden bij het niet voldoen aan de arbeids- of re-integratieverplichting of de opgedragen plicht tot tegenprestatie (Participatiewet). In deze situaties kan een waarschuwing voorafgaan aan een maatregel waarbij de bijstand wordt verlaagd.
Het aantal gegeven waarschuwingen wordt niet uitgevraagd in de Bijstandsdebiteuren en -fraudestatistiek (BDFS) of de Bijstandsuitkeringenstatistiek (BUS). Daarom heeft het CBS in 2017, 2018, 2019 en 2020 een enquête uitgezet bij gemeenten om inzicht te krijgen in het aantal waarschuwingen dat in respectievelijk 2016, 2017, 2018 en 2019 is afgegeven. Dit onderzoek is herhaald voor het verslagjaar 2020.
1.2 Doel van het onderzoek
Het doel van dit onderzoek is om vast te stellen hoeveel waarschuwingen alle Nederlandse gemeenten tezamen hebben gegeven in het kader van de Fraudewet en Participatiewet in 2020. Daarbij wordt de volgende uitsplitsing gemaakt naar de aard van de waarschuwing:
- schending van de inlichtingenplicht,
- niet voldoen aan de opgedragen plicht tot het leveren van een tegenprestatie,
- niet voldoen aan de arbeids- en/of re-integratieverplichting,
- tekortschietend besef van verantwoordelijkheid,
- overige waarschuwingen.
Ten opzichte van de eerdere onderzoeken is dit een kleine aanpassing en uitbreiding van de uitgevraagde categorieën waarschuwingen. In hoofdstuk 2 wordt dit toegelicht.
1.3 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt de onderzoeksmethode beschreven. Na een toelichting op de enquête wordt de berekeningswijze van het aantal waarschuwingen besproken. Daarna worden de representativiteit van de respons (hoofdstuk 3) en het resultaat van de schatting van het aantal waarschuwingen behandeld (hoofdstuk 4). In hoofdstuk 5 worden de conclusies gegeven.