Maatschappelijke Diensttijd 2019
Over deze publicatie
In 2019 zijn vier vragen over maatschappelijke diensttijd (MDT) toegevoegd aan het onderzoek Sociale samenhang en Welzijn (S&W). Dit betreft vragen over de bekendheid met MDT, meningen over MDT en de bereidheid om daar zelf aan mee te willen doen. Deze publicatie beschrijft de resultaten. Bijna de helft van de 15-plussers is bekend met MDT. Deze bekendheid is groter onder ouderen en onder hoger opgeleiden. Een grote meerderheid staat positief tegenover MDT.
1. Inleiding
De maatschappelijke diensttijd biedt jongeren tussen 14 en 27 jaar oud de kans om een bijdrage te leveren aan anderen en/of aan de samenleving, hun talenten te ontdekken en te ontwikkelen en mensen met verschillende achtergronden te ontmoeten. Deelname aan de maatschappelijke diensttijd is vrijwillig.
MDT beoogt ook dat door mee te doen aan MDT de maatschappelijke betrokkenheid van jongeren zal toenemen. Zo kan MDT resulteren in een grotere deelname aan vrijwilligerswerk. Ook kan MDT ertoe bijdragen dat jongeren zich meer aansluiten bij maatschappelijke organisaties en bedrijven met een ideële doelstelling, ze actiever worden in het verenigingsleven en ze vaker hulp geven aan andere mensen. Ook wordt er naar gestreefd om met MDT de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. MDT biedt mogelijkheden dat jongeren zich ook persoonlijk kunnen ontwikkelen, zoals het krijgen van meer zelfvertrouwen, en worden kansen geboden om hun hun vaardigheden te ontwikkelen, het eigen netwerk uit te breiden en hun toekomstperspectief te vergroten.
In dit rapport worden de belangrijkste resultaten vermeld van de vier vragen die opgenomen zijn in S&W 2019. Aan dit onderzoek hebben 7 652 personen van 15 jaar of ouder meegedaan. In het onderzoek S&W wordt voor jongeren en jongvolwassenen gebruik gemaakt van leeftijdsklassen vanaf 15 jaar; 15-17, 18-21, 22-25. Er wordt verondersteld dat de S&W groep 15 tot 26 jaar representatief is voor de doelgroep van MDT (14-27 jaar).
Maatschappelijke Diensttijd (MDT)
Voor het vaststellen van de meningen over Maatschappelijke Diensttijd (MDT) heeft het CBS op verzoek van VWS vier vragen toegevoegd in het onderzoek Sociale samenhang en Welzijn 2019. De eerste vraag heeft betrekking op de bekendheid met MDT (ja/nee) en is voorgelegd aan de bevolking van 15 jaar of ouder. Vervolgens is aan de met MDT grootste overlappende doelgroep, de 15- tot 26-jarigen, gevraagd of ze aan een MDT-project mee zouden willen doen, met de antwoordopties ‘ja’, ‘nee’, ‘weet niet’. Ook is gevraagd naar de waardering van de MDT-projecten. Aan de doelgroep van MDT is gevraagd naar wat men er van zou vinden indien een vriend(in) of kennis met een MDT-project zou meedoen, met als antwoordopties zeer positief, positief, neutraal, negatief en zeer negatief. Aan de 26-plussers zijn deze antwoordopties voorgelegd bij de vraag of jongeren meer kansen krijgen door via de maatschappelijke diensttijd bij te dragen aan maatschappelijke projecten. Aan het onderzoek hebben 7 652 15-plussers meegedaan. Daarvan zijn 1 222 personen in de leeftijd van 15 tot 26 jaar en 6 430 ouder dan 26 jaar. Zie ook Technische Toelichting.
Maatschappelijke Diensttijd (MDT)
Voor het vaststellen van de meningen over Maatschappelijke Diensttijd (MDT) heeft het CBS op verzoek van VWS vier vragen toegevoegd in het onderzoek Sociale samenhang en Welzijn 2019. De eerste vraag heeft betrekking op de bekendheid met MDT (ja/nee) en is voorgelegd aan de bevolking van 15 jaar of ouder. Vervolgens is aan de met MDT grootste overlappende doelgroep, de 15- tot 26-jarigen, gevraagd of ze aan een MDT-project mee zouden willen doen, met de antwoordopties ‘ja’, ‘nee’, ‘weet niet’. Ook is gevraagd naar de waardering van de MDT-projecten. Aan de doelgroep van MDT is gevraagd naar wat men er van zou vinden indien een vriend(in) of kennis met een MDT-project zou meedoen, met als antwoordopties zeer positief, positief, neutraal, negatief en zeer negatief. Aan de 26-plussers zijn deze antwoordopties voorgelegd bij de vraag of jongeren meer kansen krijgen door via de maatschappelijke diensttijd bij te dragen aan maatschappelijke projecten. Aan het onderzoek hebben 7 652 15-plussers meegedaan. Daarvan zijn 1 222 personen in de leeftijd van 15 tot 26 jaar en 6 430 ouder dan 26 jaar. Zie ook Technische Toelichting.2. Bekendheid met maatschappelijke diensttijd
Niet alle bevolkingsgroepen zijn in gelijke mate bekend met MDT. Van alle 15-plussers heeft 46,7 procent gehoord van MDT. Mannen hebben daarover met 49,5 procent vaker over gehoord dan vrouwen (44,0 procent). Opvallend is dat jongeren minder bekend met MDT zijn dan ouderen. Zo heeft slechts een kwart van de 15- tot 26-jarigen daar iets over vernomen. Uit een nadere uitsplitsing van de jongeren blijkt dat de 15- tot 18-jarigen en 18- tot 22-jarigen het minst vaak gehoord hebben van MDT. Dit loopt vervolgens op tot 60 procent bij de 65- tot 75-jarigen, en neemt iets af tot 56 procent bij de 75-plussers.
Leeftijd | percentage (%) |
---|---|
15 tot 18 jaar | 22,0 |
18 tot 22 jaar | 23,7 |
22 tot 26 jaar | 28,7 |
26 tot 35 jaar | 34,7 |
35 tot 45 jaar | 42,5 |
45 tot 55 jaar | 53,8 |
55 tot 65 jaar | 58,5 |
65 tot 75 jaar | 60,2 |
75 jaar of ouder | 56,4 |
Ook opleiding doet ertoe. Van de groep met uitsluitend basisonderwijs is 32 procent en van de vmbo-ers is 35 procent bekend met MDT. Bij de middelbaar opgeleiden is dat 45 procent, bij de hbo-ers 56 procent en bij de universitair geschoolden 65 procent.
Opleiding | (% personen van 15 jaar of ouder) |
---|---|
Basisonderwijs | 32,2 |
Vmbo, avo onderbouw, mbo 1 | 34,9 |
Mbo 2,3,4, havo, vwo | 45,4 |
Hbo-, wo-bachelor | 56,7 |
Hbo-, wo-master, doctor | 65,4 |
Daarnaast lijkt ook inkomen onderscheidend. De bekendheid met MDT loopt op van 38 procent bij de huishoudens met de laagste inkomens tot 54 procent bij de groep die het meest te besteden hebben. Ten slotte is gekeken naar de migratieachtergrond. Waar de groep met een Nederlandse en westerse achtergrond, met respectievelijk 50 en 45 procent, niet sterk verschillen in de mate waarin ze bekend zijn met MDT, hebben daar de mensen met een niet-westerse achtergrond met 29 procent beduidend minder vaak over gehoord.
Aangezien deze bevolkingskenmerken ook onderling gerelateerd zijn, is een analyse uitgevoerd waarbij deze kenmerken samen zijn opgenomen. De resultaten laten zien, vanwege bijvoorbeeld dat hoger opgeleiden doorgaans meer inkomen hebben, dat inkomen dan niet meer relevant is voor de bekendheid met MDT. Blijkbaar is het voor de bekendheid met MDT niet relevant wat men te besteden heeft, maar maakt kennis het verschil aangezien middelbaar en vooral hoger opgeleiden meer bekend zijn met MDT. De correctie zorgt er ook voor dat de bekendheid met MDT vooral toeneemt vanaf 45 jaar.
3. Willen meedoen met MDT
Aan de jongeren van 15 tot 26 jaar is gevraagd of zij mee zouden willen doen met de maatschappelijke diensttijd. Van hen gaf 41 procent als antwoord dat ze niet mee zouden doen, 40 procent wist het nog niet en 14 procent gaf aan dat zij mee zouden doen (5 procent gaf geen antwoord op deze vraag). Dat is zonder de ‘geen antwoord optie’ respectievelijk 15 procent die mee wil doen, 42 procent weet het nog niet en 43 procent heeft geen interesse in MDT-projecten.
Vrouwen in de leeftijd van 15 tot 26 jaar geven met 18 procent vaker te kennen dat ze met MDT-project te willen meedoen dan de jonge mannen (13 procent). Onder de jongens en jonge mannen is de groep die aangeeft geen interesse in MDT-projecten te hebben aanmerkelijk groter (48 procent) dan onder jonge vrouwen (37 procent).
De bereidheid om mee te doen met MDT-projecten is met 11 procent minder groot onder de jongsten dan onder de 18- tot 22-jarigen (18 procent) en 22- tot 26-jarigen (16 procent).
geslacht | (% ) |
---|---|
man | 12,7 |
vrouw | 18,1 |
15 tot 18 jaar | 10,5 |
18 tot 22 jaar | 18,0 |
22 tot 25 jaar | 16,1 |
Opleiding is relevant voor de bereidheid om in MDT-projecten te participeren. Van de laagst opgeleiden (basis / vmbo) wil 11 procent meedoen met een MDT-project, van de middelbaar opgeleiden is deze bereidheid met 17 procent al een stuk hoger, en bij de hbo-ers of universitair geschoolden is dat met 23 procent dubbel zoveel als bij de laagst opgeleiden.
Bij inkomen is er geen duidelijk op- of aflopend patroon. De laagste inkomensgroep is met 21 procent het meest bereid om mee te doen met MDT-projecten, en de jongeren die behoren tot het derde inkomenskwartiel zijn daartoe het minst bereid (9 procent). De bereidheid bij de tweede en vierde inkomensgroep is 15 procent.
De migratieachtergrond is niet sterk onderscheidend. De groep met een Nederlandse achtergrond is met 16 procent iets meer bereid om aan MDT-projecten mee te doen dan de groepen met een westerse- of niet-westerse achtergrond (14 procent). Deze verschillen tussen de bevolkingsgroepen blijven grotendeels overeind indien rekening wordt gehouden met de onderlinge relaties tussen deze groepen.
Vervolgens is nagegaan of er een relatie is tussen het mee willen doen met MDT en andere vormen van participatie: de sociale contacten, het geven van hulp aan anderen, inzetten als vrijwilliger voor organisaties en deelname aan verenigingsactiviteiten. Het blijkt dat wekelijkse contacten met familie, vrienden of bekenden, en met buren niet gerelateerd zijn het mee willen doen met MDT-projecten. Wel is er een verband met het geven van hulp aan anderen buiten het eigen huishouden en buiten organisaties: jongeren die dit minstens een keer per maand doen zijn ook meer geïnteresseerd in een MDT-project (38 procent) dan degenen die geen hulp hebben gegeven (21 procent). Een daarmee vergelijkbaar patroon geldt voor het actief zijn in verenigingen: van de groep die minstens een keer maand actief is, wil 30 procent meedoen met een MDT-project, tegenover 23 procent die minder actief is in het verenigingsleven. Ook bij het onderscheid tussen de jongeren die zich niet of wel inzetten als vrijwilliger komt dit beeld naar voren: van de vrijwilligers wil 31 procent meedoen, van de niet-vrijwilligers is dat 23 procent. Uit de eerste bevindingen in het onderzoek naar de praktijk van MDT blijkt dat, ondanks dit gegeven, relatief veel jongeren zonder ervaring met vrijwilligerswerk deelnemen (Rutgers, Steege, Gommans, 2020).
Het wel of geen betaalde baan hebben is niet onderscheidend voor de interesse in MDT.
Ook is nagegaan of er een verband is met het sociale vertrouwen. Van de groep die zegt dat andere mensen over het algemeen te vertrouwen zijn, geeft 31 procent te kennen dat ze met MDT-projecten mee zouden willen doen. Dat is een groter deel dan de 23 procent van de groep die van mening is dat je niet voorzichtig genoeg kunt zijn in de omgang met andere mensen.
4. Waardering voor MDT
15 tot 26 jaar
Aan de jongeren van 15 tot 26 jaar is gevraagd naar hun mening indien een vriend of kennis zou meedoen met een MDT-project. Een duidelijke meerderheid zou dat erg waarderen. Zo geeft 20 procent aan daar zeer positief tegenover te staan, en 43 procent positief. Verder neemt 36 procent een neutraal standpunt in, en staat slechts 1 procent daar (zeer) negatief tegenover.
Jonge vrouwen geven vaker te kennen dat ze het zouden waarderen indien een vriend(in) of kennis zou meedoen met een MDT-project dan jonge mannen (tabel 2). Ook neemt de waardering toe met het vorderen van de leeftijd. Zo neemt het aandeel met een positieve waardering voor deelname van een vriend of kennis aan MDT respectievelijk toe van 58, via 63 naar 68 procent bij de leeftijdsgroepen 15-17, 18-21 en 22-25. Opleiding is ook onderscheidend. De waardering voor MDT neemt geleidelijk toe van 59 procent bij de groep met een laag opgeleiden (basis / vmbo) uitsluitend basisonderwijs tot 70 procent bij de hoger opgeleiden (hbo / universiteit).
Zowel de laagste als hoogste inkomensgroep geeft vaker aan het positief te vinden indien een vriend(in) zou meedoen met een MDT-project dan de beide groepen met een iets lager of iets hoger dan gemiddelde inkomen. Tevens blijkt dat de waardering onder de jongeren met een Nederlandse migratieachtergrond iets positiever is dan die van de jongeren met een westerse of niet-westerse achtergrond.
Indien rekening wordt gehouden met de onderlinge verbanden tussen deze bevolkingskenmerken dan is alleen nog geslacht (vrouwen zijn positiever) en migratieachtergrond (mensen met Nederlandse achtergrond zijn positiever) relevant.
Vervolgens is onderzocht of er relaties zijn tussen de waardering voor MDT-projecten en aspecten van participatie. Zulke verbanden blijven beperkt tot wel/geen wekelijks contact met een familielid (67 versus 51 procent) en het geven van hulp aan anderen (68 versus 61 procent). Daarnaast is het vertrouwen in de medemens relevant: jongeren die anderen vertrouwen staan positiever tegenover MDT (67 procent) dan jongeren die anderen wantrouwen (60 procent).
26-plussers
Aan de 26-plussers is de waarderingsvraag iets anders geformuleerd. Gevraagd is naar hun mening over dat jongeren via MDT meer kansen krijgen om bij te dragen aan maatschappelijke projecten. Daar staat een overgrote meerderheid positief tegenover: 52 procent is positief en 30 procent zelfs zeer positief. Het overige deel staat daar meestal neutraal in (17 procent) en de rest (2 procent) is daar negatief over.
Vrouwen vinden het iets belangrijker dat jongeren via MDT-projecten bijdragen aan de samenleving dan mannen: 83 tegenover 80 procent (tabel 1). Leeftijd doet weinig: de waardering varieert van 79 procent onder de 45- tot 55-jarigen tot 84 procent onder de 65- tot 75-jarigen. Ook opleiding is niet sterk onderscheidend, waarbij vooral de laagstopgeleiden iets minder waardering etaleren. Inkomen doet ook weinig: de laagste inkomens geven aan dat iets minder positief staan tegenover MDT dan de andere inkomensgroepen. Migratieachtergrond maakt weinig verschil in de mening over het belang dat jongeren via MDT een bijdrage leveren aan de samenleving: de groep met een niet-westerse achtergrond is daar iets positiever over dan de groep met een Nederlandse achtergrond.
Ook indien rekening wordt gehouden met de onderlinge verwevenheid van de bevolkingsgroepen blijven deze, meestal zwakke, verbanden grotendeels intact. Vrouwen zijn positiever over MDT dan mannen, en de leeftijdsgroep van 65 tot 75 heeft meer waardering voor MDT dan de groep van 26 tot 35 en 45 tot 55 jaar. Voorts blijkt dat waardering voor MDT toeneemt naarmate het opleidingsniveau hoger is, dat de groep met het laagste inkomen minder positief is dan de groepen die meer te besteden hebben, en dat niet-westerse migranten positiever over MDT-projecten zijn dan de groep met een Nederlandse achtergrond.
Samenhang tussen bekendheid en waardering
Voor beide waarderingskenmerken is onderzocht in welke mate de waardering samenhangt met de bekendheid met MDT-projecten. Voor de groep 15 tot 26 jaar is de samenhang beperkt (r = 0,12): de waardering is iets positiever indien men gehoord heeft van MDT. Dat is ook het geval voor de 26-plussers (r = 0.10).Referenties
Rutgers, E., Steege, N., van der, en Gommans, T. (2020). Onderzoeksrapport Maatschappelijke diensttijd. Een ontdekkingsreis naar de beste versie van MDT. GV543/Rapportage. Den Haag: AEF/ Significant/ Rebelgroup.
Bekend met MDT | Jongeren via MDT bijdragen | |
---|---|---|
% Ja | % (zeer) positief | |
Totaal | 46,7 | 81,7 |
Geslacht | ||
man | 49,5 | 79,9 |
vrouw | 44,0 | 83,4 |
Leeftijd | ||
15-17 | 22,0 | . |
18-21 | 23,7 | . |
22-25 | 28,7 | . |
26-34 | 34,7 | 81,4 |
35-44 | 42,5 | 81,7 |
45-54 | 53,8 | 79,3 |
55-64 | 58,5 | 82,3 |
65-74 | 60,2 | 84,3 |
75+ | 56,4 | 81,5 |
Opleiding | ||
Basisonderwijs | 32,2 | 76,6 |
Vmbo, avo onderbouw, mbo 1 | 34,9 | 80,9 |
Mbo 2,3,4, havo, vwo | 45,4 | 81,2 |
Hbo-, wo-bachelor | 56,7 | 84,8 |
Hbo-, wo-master, doctor | 65,4 | 83,0 |
Inkomen huishouden | ||
Eerste (laagste) kwartiel | 37,7 | 77,9 |
Tweede kwartiel | 43,0 | 81,4 |
Derde kwartiel | 48,1 | 82,3 |
Vierde (hoogste) kwartiel | 54,1 | 83,0 |
Migratieachtergrond | ||
Nederlandse achtergrond | 49,8 | 81,3 |
westers | 44,8 | 82,0 |
niet-westers | 28,7 | 84,0 |
Mee willen doen | waardering meedoen vriend/kennis | |
---|---|---|
% Ja | % (zeer) positief | |
Totaal | 15,3 | 63,3 |
Geslacht | ||
man | 12,7 | 58,8 |
vrouw | 18,1 | 68,1 |
Leeftijd | ||
15-17 | 10,5 | 58,4 |
18-21 | 18,0 | 62,6 |
22-25 | 16,1 | 67,9 |
Opleiding | ||
Laag | 10,8 | 59,0 |
Middelbaar | 17,0 | 64,8 |
Hoog | 22,7 | 69,6 |
Inkomen huishouden | ||
Eerste (laagste) kwartiel | 20,7 | 65,9 |
Tweede kwartiel | 15,4 | 57,7 |
Derde kwartiel | 9,4 | 60,4 |
Vierde (hoogste) kwartiel | 15,0 | 67,9 |
Migratieachtergrond | ||
Nederlandse achtergrond | 16,0 | 65,8 |
Niet-Nederlands | 13,5 | 56,4 |
Technische toelichting
Data
Voor dit rapport is gebruik gemaakt van gegevens uit het onderzoek Sociale samenhang en welzijn (S&W) 2019. In dit onderzoek is onder meer gevraagd naar de sociale, maatschappelijke en politieke participatie, het vertrouwen in anderen en in instituties van mensen van 15 jaar of ouder. In 2019 zijn ook vier vragen die betrekking hebben op maatschappelijke diensttijd opgenomen. Aan dit onderzoek hebben 7 652 personen meegedaan.Maatschappelijke Diensttijd
De volgende vragen zijn in het onderzoek opgenomen:
- Heeft u gehoord van de maatschappelijke diensttijd?
Antwoordopties:
Ja
Nee
- Zou u mee willen doen met de maatschappelijke diensttijd?
Antwoordopties:
Ja
Nee
Weet ik niet
- Hoe zou u het vinden als een vriend of kennis mee zou doen aan de maatschappelijke diensttijd?
Antwoordopties:
Zeer positief
Positief
Neutraal
Negatief
Zeer negatief
- Wat vindt u ervan dat jongeren via de maatschappelijke diensttijd meer kansen krijgen om bij te dragen aan maatschappelijke projecten?
Antwoordopties:
Zeer positief
Positief
Neutraal
Negatief
Zeer negatief
Persoonskenmerken
Informatie over herkomst en het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen (ingedeeld in kwartielgroepen) is afkomstig uit registers en is aan de enquêtegegevens gekoppeld. Respondenten is gevraagd naar hun geslacht, leeftijd en hoogst voltooide opleidingsniveau. Het hoogst voltooide opleidingsniveau bestaat uit de categorieën ‘basisonderwijs’, ’vmbo, avo onderbouw, mbo1’, ‘mbo2, 3, 4, havo, vwo’, ‘hbo, wo bachelor’ en ‘wo, master, doctor’.