Interlandelijke adoptie in Nederland
Leefsituatie, welzijn en zoekgedrag van geadopteerde volwassenenOver deze publicatie
Het CBS heeft, op verzoek van de Commissie onderzoek interlandelijke adoptie in het verleden, een onderzoek uitgevoerd naar de leefsituatie, het welzijn en het zoekgedrag van interlandelijk geadopteerde personen in Nederland die zijn geboren tussen 1970 en 1998.
Samenvatting
Aanleiding
Op verzoek van de Commissie onderzoek interlandelijke adoptie in het verleden heeft het CBS in de eerste helft van 2020 een onderzoek uitgevoerd onder geadopteerde personen in Nederland. Deze commissie is door de minister voor Rechtsbescherming ingesteld om onderzoek te doen naar de rol en verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid bij interlandelijke adoptie in de periode 1967 – 1998 en mogelijke misstanden daarbij. Tijdens dit onderzoek heeft de Commissie tientallen geadopteerde personen gesproken. Naar aanleiding van deze gesprekken ontstond de behoefte om op een breder terrein van leefsituatie, welzijn en zoekgedrag een representatief beeld te verkrijgen van geadopteerde volwassenen. Dit om goede conclusies te kunnen trekken en valide aanbevelingen te kunnen doen aan de minister. Het doel van dit onderzoek is dan ook om een representatief beeld te kunnen schetsen van wat er leeft onder (interlandelijk) geadopteerde personen in Nederland.
Opzet onderzoek
Er bestaat in Nederland geen register van geadopteerde personen. Het CBS heeft dus geen directe informatie over welke personen in Nederland wel en welke niet zijn geadopteerd. Om geadopteerde personen toch te kunnen benaderen voor onderzoek is gewerkt met een zogenaamd afgeleid kader. Dat houdt in dat er een kader is opgesteld met daarin personen die geboren zijn in landen waarvan bekend is dat er veel personen uit geadopteerd zijn naar Nederland terwijl (minimaal één van) de ouders in Nederland geboren zijn (is). Verder mocht de geboortedatum van het kind niet gelijk zijn aan de ingang van het juridische ouderschap van de ouders. Vervolgens is uit dit kader een random steekproef getrokken. Dit betekent dat door middel van toeval bepaald wordt of een persoon al dan niet geselecteerd wordt voor het onderzoek. Dit is essentieel om een representatieve steekproef te kunnen trekken. Indien personen bijvoorbeeld zichzelf (kunnen) aanmelden voor een onderzoek bestaat de kans dat er een vertekend beeld ontstaat. Het doel was om gegevens van minimaal 3 000 geadopteerde personen te verzamelen. Uiteindelijk was de respons hoger dan verwacht en hebben bijna 3 500 geadopteerde personen meegewerkt aan het onderzoek. Om de antwoorden van geadopteerde personen beter te kunnen kaderen, zijn voor dit onderzoek ook niet-geadopteerde personen bevraagd. Omdat de focus van het onderzoek ligt op geadopteerde personen (en deze groep ook in meer detail is bestudeerd in dit rapport – op sommige plekken is bijvoorbeeld onderscheid gemaakt naar geboorteland) kon de steekproef voor niet-geadopteerde personen kleiner zijn dan voor geadopteerde personen. Er hebben iets meer dan 400 niet-geadopteerde personen meegewerkt.
Voor het onderzoek is deels gebruik gemaakt van een vragenlijst die eerder toegepast is in het onderzoek Ouders en Kinderen in Nederland (OKiN). Thema’s die in het onderzoek aan bod zijn gekomen zijn ‘jeugd’ (feitelijke woonsituatie tijdens de jeugd, de band met de ouders, de beleving van de jeugd in het algemeen en de schooltijd), ‘het volwassen leven’ (de huidige band met ouders, huidige gezinssamenstelling en gezondheid en welzijn), ‘houding tegenover adoptie’ (houdingen ten aanzien van interlandelijke adoptie in het algemeen en houdingen ten aanzien van eigen adoptie plus verbondenheid met Nederland en het geboorteland) en de ‘zoektocht’ (naar meer informatie over de adoptie en achtergrond). Personen hebben de vragenlijst op internet in kunnen vullen. Indien verschillen tussen geadopteerde en niet-geadopteerde volwassenen gerapporteerd zijn in dit rapport, is altijd rekening gehouden met achtergrondkenmerken (leeftijd, geslacht, burgerlijke staat, opleiding, inkomen, stedelijkheid en opleiding en sociaaleconomische status van de ouders). In het rapport staan enkel verschillen weergegeven die statistisch significant zijn.
Jeugd
In het eerste inhoudelijke hoofdstuk wordt ingegaan op de jeugd van personen. Vierenzeventig procent van de adoptieouders kon financieel (zeer) gemakkelijk rondkomen in vergelijking met 53% van de ouders van niet-geadopteerde personen. Iets meer dan de helft van de geadopteerde personen (51%) geeft aan een hechte band te hebben gehad met de adoptievader tijdens de jeugd en 61% geeft aan een hechte band te hebben gehad met de adoptiemoeder. Voor niet-geadopteerden waren deze percentages respectievelijk 55% en 80%. Twee op de tien geadopteerde personen (22%) heeft regelmatig tot vaak spanningen en/of conflicten gehad met de adoptievader en drie op de tien met de adoptiemoeder. Voor niet-geadopteerden zijn deze aantallen vooral lager voor conflicten met de moeder (16% met de biologische vader en 11% met de biologische moeder). Bijna 70% van de geadopteerde personen kijkt in het algemeen met plezier terug op hun jeugd. Voor niet-geadopteerde personen ligt dit percentage 10 procentpunt hoger. Geadopteerde volwassenen hebben vaker dan niet-geadopteerde volwassenen de volgende gedachte weleens gehad: ‘was ik maar in een andere familie opgegroeid’ (20% versus 8%). Geadopteerde personen geven significant iets vaker aan gepest te zijn als kind dan niet-geadopteerde personen (34% versus 33%) en geven ook vaker aan zelf andere kinderen gepest te hebben tijdens hun jeugd (19% versus 12%). Verder rapporteerden geadopteerde personen vaker dan niet-geadopteerde personen probleemgedrag tijdens de schooltijd (spijbelen (21% versus 15%), weglopen van huis (15% versus 3%), schorsingen op school (11% versus 7%) en gaven ze vaker aan in aanraking te zijn gekomen met de politie en/of justitie (14% versus 8%). Tot slot rapporteerde 5% van de geadopteerde personen een klas te hebben overgeslagen tijdens zijn/haar schooltijd en 46% gaf aan weleens te zijn blijven zitten. Voor niet-geadopteerden is dit respectievelijk 3% en 38%. Samenvattend was voor veel geadopteerde personen de jeugd in Nederland goed. Zij geven aan een goede band te hebben gehad met de adoptieouders en met plezier terug te kijken op de jeugd. Wel is er vaker sprake geweest van probleemgedrag tijdens de jeugd indien dit vergeleken wordt met volwassenen die niet geadopteerd zijn.
Volwassen leven
Net als tijdens de jeugd, is ook in het volwassen leven de band met de adoptieouders gemiddeld genomen goed bij geadopteerde personen: 58% van de geadopteerde volwassenen geeft aan een (hele) hechte band te hebben met de adoptievader en 67% heeft een (hele) hechte band met de adoptiemoeder. Voor niet-geadopteerde personen liggen deze percentages respectievelijk 4 en 14 procentpunten hoger. Zes procent van de geadopteerde personen ervaart hedendaags regelmatig tot vaak spanningen en/of conflicten met de adoptievader en een kleine 10% met de adoptiemoeder. Voor niet-geadopteerden zijn deze percentages: 6% met de biologische vader en 3% met de biologische moeder. Ondanks het ontbreken van de biologische banden, geeft ongeveer 6 op de 7 geadopteerde personen aan de adoptievader en adoptiemoeder te beschouwen als de (echte) ouders. Tachtig procent geeft aan dat zijn/haar adoptievader zich gedraagt als echte vader en 85% geeft aan dat zijn/haar adoptiemoeder zich gedraagt als echte moeder. Geadopteerde personen hebben iets minder vaak een vaste partner dan niet-geadopteerde personen (61% versus 69%). Geadopteerde personen geven in vergelijking met niet-geadopteerde personen minder vaak aan een (heel) hechte relatie te hebben met hun partner (89% versus 95%), geven vaker aan regelmatig tot vaak spanningen en/of conflicten te hebben met hun partner (13% versus 7%) en minder vaak (heel veel vertrouwen in de toekomst van de relatie te hebben (84% versus 91%). Geadopteerde personen hebben minder vaak zelf biologische kinderen in vergelijking met niet-geadopteerde personen (42% versus 51%). Er is verder in het onderzoek veel aandacht geweest voor het welzijn van personen. Eénentachtig procent van de geadopteerde personen ervaart zijn/haar algemene gezondheid als (zeer) goed. Dit ligt 4 procentpunt lager dan voor niet-geadopteerde personen. Verder geeft 64% van de geadopteerde personen aan psychologische hulp te hebben ontvangen ten opzichte van 48% van de niet-geadopteerde personen. Uit de toelichtingen die personen aan het einde van het onderzoek konden geven, komt de behoefte naar voren aan meer gespecialiseerde psychologische hulp voor geadopteerde personen. Er wordt aangegeven dat het beter zou zijn om hulp te kunnen krijgen van deskundigen op het gebied van adoptie in plaats van de reguliere psychologische zorgverleners. Tot slot blijkt dat geadopteerde personen op een vijfpuntsschaal vaker gevoelens van eenzaamheid (gemiddeld 1,48 versus 1,35) en neerslachtigheid (gemiddeld 2,50 versus 2,38) ervaren dan niet-geadopteerde personen. Dit wordt door sommige respondenten gekoppeld aan het feit dat zij geadopteerd zijn.
Houding ten aanzien van adoptie
Geadopteerde personen zijn gemiddeld genomen overwegend positief over interlandelijke adoptie. Zo geeft 84% aan dat adoptie hen meer kansen heeft gegeven en geeft 70% aan blij te zijn dat hij/zij geadopteerd is. Eénendertig procent geeft aan met gemengde gevoelens terug te kijken op zijn/haar adoptie en 25% heeft soms het gevoel in de steek te zijn gelaten door zijn/haar biologische moeder/vader. Ruim 40% van de geadopteerde personen geeft aan dat het feit dat hij/zij uit een ander land komt een belangrijke rol in zijn/haar leven speelt. Wat betreft de mening over interlandelijke adoptie: bijna de helft (47%) van de geadopteerde personen geeft aan het (helemaal) eens te zijn over het feit dat interlandelijke adoptie altijd beter is dan kinderen in slechte omstandigheden in het geboorteland te laten opgroeien in vergelijking met iets meer dan helft van de niet-geadopteerde personen (53%). Zevenenvijftig procent van de geadopteerden vindt dat de Nederlandse overheid meer hulp moet bieden bij het achterhalen van de afkomst tegenover 41% van de niet-geadopteerde personen. Verder vindt zowel 82% van de geadopteerde volwassenen als niet-geadopteerde volwassenen dat een persoon altijd zijn/haar achtergrond moet kunnen achterhalen en bijna 70% van beide groepen dat interlandelijke adoptie altijd mogelijk moet blijven. Geadopteerde personen geven vaker dan niet-geadopteerde personen aan dat er in de media te negatief geschreven wordt over interlandelijke adoptie (30% versus 13%) en dat zij zelf nooit een kind zouden adopteren (26% versus 24%). Verder geeft 27% van de geadopteerde volwassenen aan dat de band die een kind met zijn/haar biologische ouder heeft door niemand kan worden vervangen. Voor niet-geadopteerde volwassenen is dit percentage 67%. Van de geadopteerde volwassenen geeft 45% aan dat het voor een kind niet uit maakt of hij/zij door een adoptieouder of door een biologische ouder wordt opgevoed. Achtentwintig procent van de niet-geadopteerde volwassenen is het hier (helemaal) mee eens. Tot slot blijkt dat geadopteerde personen zich sterker verbonden voelen met Nederland (85%) dan met het geboorteland (28%), 60% is wel geïnteresseerd in de taal en cultuur van het geboorteland en 56% geeft aan dat zijn/haar karakter kenmerken van de cultuur van het geboorteland heeft.
Zoektocht naar meer informatie over adoptie en achtergrond
Bijna 9 op de 10 geadopteerde volwassenen geeft aan dat de ouders open zijn geweest over de adoptie. De meeste geadopteerde volwassenen (70%) geven aan dat de ouders uit zichzelf informatie gedeeld hebben over hun adoptie en nog eens bijna 20% geeft aan dat de ouders dergelijke informatie gedeeld hebben op het moment dat zij erom vroegen. Informatie of documenten die personen relatief vaak van hun ouders ontvangen hebben zijn naam van het kindertehuis of het ziekenhuis waar ze geboren zijn (69%) en het paspoort van geboorteland (67%). De helft van de geadopteerde volwassenen is zelf op zoek gegaan naar meer informatie over hun adoptie en achtergrond (51%). Van de personen die dit niet gedaan hebben geeft 35% aan (misschien of zeker) wel op zoek te gaan in de toekomst. De meeste geadopteerde personen gingen of gaan dus op zoek naar meer informatie over hun adoptie en achtergrond. De meest voorkomende redenen waarom mensen zelf op zoek zijn gegaan, zijn als volgt: meer willen weten over waar men vandaan komt (82%), over de biologische familie (69%), of ze op familie lijken qua uiterlijk en karakter (61%) en of men broers of zussen heeft (56%). Van de geadopteerde volwassenen die aangeven niet zelf op zoek te zijn gegaan, geeft 73% aan hier geen behoefte aan te hebben. Geadopteerde personen hebben de meeste hulp bij hun zoektocht ontvangen van hun adoptieouders (61%). Deze hulp vond men ook heel nuttig en vaak nuttiger dan de hulp van verschillende organisaties. De zoektocht naar meer informatie kan echter een moeizaam proces zijn. Ongeveer een vijfde van de personen die op zoek zijn geweest geeft aan dat zij alle informatie hebben gevonden die zij zochten. Net zo veel mensen geven echter aan dat zij (nog) niets gevonden hebben en ook bijna een vijfde geeft aan dat zij de zoektocht moesten staken omdat ze niet verder kwamen met de zoektocht. Bovendien blijkt dat er tijdens de zoektocht relatief vaak informatie of documenten naar boven komen die niet kloppen. Ongeveer een derde van alle personen die op zoek zijn geweest, geeft aan dat alle informatie die zij tegen zijn gekomen juist was. Bij alle andere personen is er informatie naar boven gekomen die niet juist bleek te zijn. Het soort informatie dat niet juist blijkt zijn is heel uiteenlopend, bijvoorbeeld de geboorteakte en de naam van de biologische ouders. Uit de toelichtende opmerkingen blijkt dat ook de reden dat personen ter adoptie zijn aangeboden meermaals niet bleek te kloppen. Ruim 70% van de geadopteerde volwassenen waarvan tijdens de zoektocht informatie onjuist bleek te zijn, geeft aan dat ook de adoptieouders niet op de hoogte waren dat er informatie of documenten niet juist waren. In de toelichtingen die respondenten aan het einde van de vragenlijst konden geven, klinkt een oproep door naar één goed informatiepunt waar geadopteerde personen met alle vragen of problemen terecht kunnen. Het zou een informatiepunt moeten zijn waar personen altijd met alle vragen terecht zouden moeten kunnen indien zij meer begeleiding nodig hebben bij hun zoektocht. Ook wordt gesteld dat de overheid de verantwoordelijkheid heeft om meer hulp te bieden bij deze zoektocht en dat de overheid de plicht heeft geadopteerden financieel te ondersteunen bij deze zoektocht.
Zoektocht per adoptieland
Omdat er veel geadopteerde personen hebben meegewerkt aan dit onderzoek kon ook worden gekeken naar verschillen tussen de geadopteerde volwassenen (in plaats van enkel te kijken naar geadopteerden als één groep en naar verschillen tussen geadopteerde en niet-geadopteerde personen). Zo is in dit onderzoek ook bekeken of het voor de zoektocht naar informatie uitmaakt uit welk land personen zijn geadopteerd. Er is zowel gekeken naar de landen waarvan de Commissie de opdracht kreeg om die in ieder geval te onderzoeken (Bangladesh, Brazilië, Colombia, Indonesië en Sri Lanka) als naar andere landen waaruit veel personen in Nederland geadopteerd zijn (China, India en Zuid-Korea). Er blijken grote verschillen te zijn tussen de landen wat betreft de mate waarin personen op zoek gaan en de uitkomst van deze zoektocht. Ruim een kwart van de geadopteerde personen uit China geeft aan op zoek te zijn gegaan naar meer informatie over hun adoptie en achtergrond. Voor de overige onderzochte landen ligt dit percentage tussen de 48% en 56%. Van de geadopteerde personen uit Bangladesh en China die op zoek zijn gegaan naar meer informatie geeft 8% aan alle informatie te hebben gevonden die zij zochten. Voor de overige onderzochte landen lagen deze percentages tussen de 15% en 23%. Gemiddeld genomen geeft 5% van de geadopteerde personen aan tijdens hun zoektocht te zijn tegengewerkt door instellingen in Nederland. Geadopteerde personen uit India of Bangladesh geven vaker aan te zijn tegengewerkt door instellingen in Nederland (respectievelijk 10% en 20%). Van de personen die uit Bangladesh, Zuid-Korea of India geadopteerd zijn, geeft respectievelijk 10%, 11% en 20% aan tegengewerkt te zijn door instellingen uit het geboorteland. Voor de overige onderzochte landen lagen deze percentages tussen de 2% en 4%. Geadopteerde personen uit Brazilië en Colombia geven het vaakst aan (respectievelijk 44% en 34%) dat alle informatie die zij gevonden hebben tijdens hun zoektocht juist is. Personen die geadopteerd zijn uit Bangladesh geven het minst vaak aan dat alle informatie die zij gevonden hebben klopte (3%).
Adoptie en de zoektocht: een meer gedetailleerd beeld
Naast dat onderzocht is of het uitmaakt uit welk land personen geadopteerd zijn, is ook onderzocht of het uitmaakt of personen in hun eerste levensjaar geadopteerd zijn of daarna. Drieënvijftig procent van de personen is in het eerste levensjaar geadopteerd. In vergelijking met personen die na het eerste levensjaar zijn geadopteerd, geven personen die tijdens hun eerste levensjaar geadopteerd zijn vaker aan een gelukkige jeugd te hebben gehad (69% versus 56%), vaker aan gelukkig te zijn in hun volwassen leven (81% versus 76%), minder vaak aan psychologische hulp te hebben gehad (63% versus 66%) en vaker aan positief te zijn over hun adoptie (73% versus 66%). Tot slot is aandacht besteed aan de relatie tussen welzijn en de zoektocht. Geadopteerde personen die aangeven gelukkig te zijn, zijn ook vaker positief over hun adoptie (82% versus 48%) en gaan minder vaak op zoek naar meer informatie over hun adoptie en achtergrond (47% versus 60%). Geadopteerde personen die aangeven gelukkig te zijn geven minder vaak aan gestuit te zijn op foute of onvolledige informatie tijdens hun zoektocht dan personen die aangeven minder gelukkig te zijn (28% versus 44%). Ook geven geadopteerde personen die onjuiste informatie tegengekomen zijn tijdens hun zoektocht minder vaak aan blij te zijn geadopteerd te zijn dan personen die geen onjuiste informatie tegengekomen zijn tijdens deze zoektocht (46% versus 69%).1. Inleiding
1.1 Doel van het onderzoek
Door de minister voor Rechtsbescherming (J&V) is de Commissie onderzoek interlandelijke adoptie in het verleden ingesteld. Deze commissie is gevraagd onderzoek te doen naar de feitelijke gang van zaken rondom adopties vanuit het buitenland in de periode 1967-1998 en de rol en verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid hierbij. Aanleiding is informatie die wijst op mogelijke misstanden bij de adoptie van kinderen in de jaren zeventig en tachtig waarbij Nederlandse overheidsfunctionarissen betrokken zouden zijn geweest. In het onderzoek naar de feitelijke gang van zaken rondom adopties vanuit het buitenland en de rol van de Nederlandse overheid daarbij, heeft de Commissie tientallen geadopteerde volwassenen gesproken. Naast vragen over de feitelijke gang van zaken, waaronder mogelijk opgetreden misstanden, is daarbij ook steeds aan de orde geweest hoe het met hen gaat, hoe zij hun adoptie hebben ervaren, in hoeverre zij op zoek zijn naar hun herkomst en welke problemen zij daarbij ondervinden. Ook heeft de Commissie gevraagd wat hen zou helpen verder te komen. De Commissie acht het voor haar onderzoek essentieel om een zo volledig mogelijk beeld te verkrijgen van interlandelijk geadopteerde personen in Nederland, maar kan in de gegeven tijd niet met alle geadopteerden spreken. Ze heeft daarom het CBS gevraagd aanvullend onderzoek te doen. Met dit onderzoek wil de Commissie nagaan in hoeverre het beeld dat uit de gesprekken naar voren is gekomen ook bij andere geadopteerde volwassenen leeft. Het helpt de Commissie om verantwoorde conclusies te trekken en aanbevelingen te doen aan de minister. Deze rapportage bevat de resultaten van dit aanvullende onderzoek.1.2 Opzet onderzoek
Hieronder staat de belangrijkste informatie over de opzet van het onderzoek. Meer gedetailleerde informatie over de randvoorwaarden van het onderzoek, de steekproef, de vragenlijst, de benaderstrategie en de veldwerkresultaten is te vinden in de separate onderzoeksdocumentatie (de Regt et al., 2021).
Onderzochte populatie/steekproef
De doelpopulatie van het onderzoek is personen die in Nederland wonen, geboren zijn in de periode van 19701) - 1998 en geadopteerd zijn vanuit het buitenland. Er is in Nederland géén adoptieregister. Om geadopteerde personen te kunnen onderzoeken moet daarom gewerkt worden met een afgeleid kader dat naar verwachting veel geadopteerde personen bevat. Hiertoe is een kader opgesteld met personen die tussen 1970 en 1998 geboren zijn in Bangladesh, Brazilië, Bolivia, Chili, China, Colombia, Costa Rica, Dominicaanse Republiek, Ecuador, Ethiopië, Filipijnen, Haïti, Honduras, India, Indonesië, Israël, Korea, Libanon, Mauritius, Nepal, Pakistan, Peru, Sierra Leone, Sri Lanka, Taiwan, Thailand of Vietnam en waarvan minimaal één ouder in Nederland is geboren, maar waar beide ouders niet in het geboorteland van het kind zijn geboren.2) De genoemde geboortelanden zijn landen waarvan uit bestaand onderzoek bekend is dat hier relatief veel kinderen uit werden geadopteerd in deze periode (Hoksbergen, 2006). Verder zijn alleen personen in dit (afgeleide) kader opgenomen indien de datum van de ingang van het juridische ouderschap niet gelijk was aan de geboortedatum van het kind.3) Voor de samenstelling van dit kader maakt het CBS gebruik van informatie in de Basisregistratie Personen (BRP) zoals bijgehouden door gemeenten.4) Vervolgens is een random steekproef getrokken. Dit houdt in dat personen door middel van toeval al dan niet uit het kader geselecteerd zijn om deel te nemen aan het onderzoek. Om een representatief beeld te kunnen krijgen van geadopteerde personen is het essentieel dat de steekproef op deze manier tot stand komt en niet door middel van bijvoorbeeld zelfselectie (dat personen zichzelf kunnen aanmelden voor het onderzoek). Om de antwoorden van de geadopteerde personen beter te kunnen begrijpen en te kaderen zijn in dit onderzoek ook niet-geadopteerde personen (geboren tussen 1970 en 1998) bevraagd. Ook hier zijn mensen door middel van toeval geselecteerd voor het onderzoek en niet door middel van bijvoorbeeld zelfselectie zodat een representatief beeld kan ontstaan.5) Alle benaderde personen, hebben zelf in de vragenlijst aangegeven of zij wel of niet geadopteerd zijn.6)
Vragenlijst
Voor de vragenlijst is deels gebruik gemaakt van de vragenlijst die eerder is gebruikt voor het door het CBS uitgevoerde onderzoek Ouders en Kinderen in Nederland (OKiN, zie (Kalmijn et al., 2018) voor meer informatie).7) Dit is aangevuld met vragen die belangrijk zijn voor dit specifieke onderzoek op verzoek van de Commissie. Thema’s die in de vragenlijst aan bod zijn gekomen zijn:
- De jeugd: het opgroeien in een adoptiegezin in Nederland (versus in een gezin met biologische ouders). Meer specifiek gaat het over de feitelijke woonsituatie tijdens de jeugd, de band tussen (geadopteerde) personen en hun (adoptie)ouders tijdens hun jeugd, de beleving van de jeugd in het algemeen en de schooltijd.
- Volwassenheid: leefsituatie en welzijn van geadopteerden (versus niet-geadopteerden). Onderwerpen die hierbij aan bod komen zijn de huidige band met ouders, huidige gezinssamenstelling en gezondheid en welzijn.
- Houding tegenover adoptie: hieronder vallen de houding ten aanzien van (interlandelijke) adoptie in het algemeen en de houding ten aanzien van eigen adoptie. Ook komt verbondenheid met Nederland en het geboorteland aan bod.
- Op zoek naar de roots: in dit deel van de vragenlijst wordt meer informatie verzameld over de zoektocht die geadopteerde personen al dan niet hebben afgelegd naar meer informatie over hun achtergrond en adoptie.
Aan het einde van de vragenlijst hebben personen de ruimte gekregen om gegeven antwoorden nader toe te lichten en om eventuele opmerkingen over hun adoptie weer te geven.8) Het is belangrijk te realiseren dat doorgaans de personen met de sterkste gevoelens over bepaalde onderwerpen gebruik maken van de ruimte om antwoorden en gevoelens toe te lichten. Aangezien niet iedereen gebruik heeft gemaakt van deze optie zijn deze antwoorden dan ook niet per se representatief voor de hele groep geadopteerde personen. Wel geven ze goed inzicht in zaken die er spelen. Daarom zijn inhoudelijke opmerkingen en toelichtingen die meermaals gegeven zijn door de respondenten in dit rapport verwerkt.
Benaderstrategie9)
Het onderzoek is uitgevoerd via online waarneming. Dit houdt in dat personen online de vragenlijst in konden vullen.10) Men is door middel van een aanschrijfbrief uitgenodigd om deel te nemen aan het onderzoek. Bij deze aanschrijfbrief is een onderzoekspecifieke folder toegevoegd met meer informatie over het onderzoek en de onderzoekscommissie. Er zijn maximaal drie rappels/herinneringen verstuurd door middel van brieven/kaartjes.
Respons geadopteerde en niet-geadopteerde personen
Het doel van het onderzoek was om gegevens van minimaal 3 000 geadopteerde personen te verzamelen. In totaal zijn in dit onderzoek uiteindelijk van 3 454 geadopteerde personen gegevens verzameld.11) Er hebben dus meer geadopteerde personen meegewerkt aan dit onderzoek dan initieel verwacht.12) Daarnaast hebben 436 niet-geadopteerde personen meegewerkt aan het onderzoek.13) Omdat de focus van het onderzoek ligt op geadopteerde personen is de steekproef van (potentieel) geadopteerde personen groter geweest dan de steekproef van (potentieel) niet-geadopteerde personen. Geadopteerde personen zijn in dit onderzoek in meer detail onderzocht dan niet-geadopteerde personen. Zo zijn bij geadopteerde personen bijvoorbeeld uitsplitsingen gemaakt naar geboorteland (zie hoofdstuk 6). Dit is de reden dat voor dit onderzoek meer geadopteerde personen zijn benaderd dan niet-geadopteerde personen.14)
Privacy
De resultaten die in dit rapport weergegeven zijn, zijn gebaseerd op vragenlijsten die personen ingevuld hebben. De privacy van deze personen heeft in het hele onderzoeksproces te allen tijde centraal gestaan. Zo zijn alle herleidbare persoonsgegevens (denk aan namen en adressen) direct ontkoppeld,15) nadat de vragenlijst ingestuurd is door de respondenten. Ook zijn andere persoonsgegevens (zoals e-mailadressen) die in de open antwoorden gegeven zijn, verwijderd voordat het bestand voor analyses opgeleverd is aan de onderzoekers.16) Verder publiceert het CBS nooit informatie waarin individuele personen die meegewerkt hebben aan het onderzoek herkenbaar of herleidbaar zijn. Ook levert het CBS nooit herkenbare persoonsgegevens aan derden. De Commissie heeft deze data dus ook niet ontvangen. Meer informatie over privacy en bescherming van gegevens.
1.3 Leeswijzer
In de volgende hoofdstukken worden de onderzoeksresultaten per thema beschreven. In Hoofdstuk 2 staat het thema jeugd centraal. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de woonsituatie tijdens de jeugd, de band met de (adoptie)ouders tijdens de jeugd, de beleving van de jeugd in het algemeen en de schooltijd. Hoofdstuk 3 gaat over de band met ouders, gezinssamenstelling en gezondheid en welzijn in het volwassen leven. Hoofdstuk 4 gaat in op de houdingen ten aanzien van adoptie. Hier wordt zowel ingegaan op houdingen ten aanzien van adoptie in het algemeen en houdingen ten aanzien van de eigen adoptie. In hoofdstuk 5 wordt het zoeken van geadopteerde personen naar meer informatie over hun achtergrond en adoptie beschreven. In hoeverre zijn geadopteerde personen op zoek gegaan en waarom, door wie zijn zij geholpen bij hun zoektocht en wat was het resultaat van deze zoektocht? In dit hoofdstuk wordt ook ingegaan op welke mate personen tijdens het zoeken informatie of documenten tegenkwamen die niet bleken te kloppen. Dit is het grootste representatieve onderzoek onder geadopteerde personen in Nederland. Hierdoor kan in meer detail gekeken worden naar de groep geadopteerde personen en onderzocht worden of er binnen deze groep verschillen zijn. In hoofdstuk 6 staat per adoptieland weergegeven in hoeverre personen op zoek zijn gegaan naar meer informatie over hun achtergrond en adoptie en wat het resultaat van deze zoektocht was. In hoofdstuk 7 wordt gekeken of de leeftijd waarop men geadopteerd is (binnen het eerste levensjaar of na het eerste levensjaar) invloed heeft op het welzijn tijdens de jeugd en in het volwassen leven, hoe men aankijkt tegen adoptie en of men al dan niet op zoek is gegaan. In dit hoofdstuk wordt ook ingegaan op de relatie tussen welzijn en (het resultaat van) de zoektocht. In het laatste hoofdstuk worden de belangrijke resultaten in samenhang en bredere context beschouwd. In elk hoofdstuk wordt de situatie van geadopteerde personen beschreven. Waar mogelijk wordt aangegeven of, en zo ja hoe, de situatie verschilt van niet-geadopteerde personen. In het rapport staan enkel verschillen genoemd indien deze statistisch significant zijn. Statistisch significant betekent dat ervan uitgegaan kan worden dat het gevonden verschil in de steekproeven/data niet gebaseerd is op toeval, maar dat de populaties (geadopteerde versus niet-geadopteerde personen) ook daadwerkelijk van elkaar verschillen. Voor alle verschillen tussen geadopteerde en niet-geadopteerde personen die in dit rapport vermeld staan is onderzocht of deze verschillen ook statistisch significant zijn indien rekening gehouden wordt met verschillende achtergrondkenmerken: leeftijd, geslacht, burgerlijke staat, opleiding, inkomen, stedelijkheid en opleiding en sociaaleconomische status van de ouders.17,18) Dit zijn kenmerken waarvan bekend is dat ze samenhangen met de uitkomstvariabelen die in dit rapport beschreven zijn (bijvoorbeeld ervaren gezondheid). Door deze kenmerken op te nemen in de analyses wordt getoetst in hoeverre mogelijk geconstateerde (en beschreven) verschillen tussen geadopteerde personen en niet-geadopteerde personen wat betreft de uitkomstvariabelen in dit onderzoek overeind blijven (nog steeds statistisch significant zijn) nadat rekening is gehouden met deze achtergrondkenmerken.Uitdrukkelijk wordt niet gesuggereerd dat er een (eenduidig) causaal verband bestaat tussen de adoptie-ervaring en bepaalde uitkomstmaten. Blijken verschillen tussen geadopteerde en niet-geadopteerde personen statistisch significant, dan nog is niet uit te sluiten dat deze (deels) ook kunnen zijn veroorzaakt door niet gemeten factoren. Ook kunnen op basis van de data die voor dit rapport zijn gebruikt geen uitspraken worden gedaan over de richting van de relatie tussen twee kenmerken. Zo zou bijvoorbeeld iemands algemene welzijn invloed kunnen hebben op de kans dat hij of zij op zoek gaat naar meer informatie over zijn of haar achtergrond en adoptie, maar de zoektocht zou ook juist invloed kunnen hebben op iemands welzijn. Met andere woorden: op basis van de data die voor dit rapport zijn gebruikt, kunnen wél uitspraken worden gedaan over in hoeverre bepaalde zaken met elkaar samenhangen, maar niet over oorzaak en gevolg.
2) Personen zijn dus enkel in het kader opgenomen indien minimaal één ouder in Nederland is geboren en beide ouders niet in het geboorteland van het kind geboren zijn. Het is mogelijk dat personen kinderen adopteren uit het land waar zij zelf geboren zijn. Bij de opzet van dit onderzoek is ervoor gekozen om deze personen niet mee te nemen in het onderzoek/in het kader. Dit omdat de kans op kaderfouten dan te groot werd geacht. Met andere woorden er zouden dan waarschijnlijk te veel personen aangeschreven worden voor het onderzoek die niet geadopteerd zouden zijn.
3) Met andere woorden er wordt een kader gemaakt met personen waarvan verwacht kan worden dat een groot deel geadopteerd is. Het geboorteland van het kind in combinatie met het geboorteland van de ouders én de datum van de ingang van het juridische ouderschap die niet gelijk is aan de geboortedatum van het kind zijn indicatoren dat het mogelijk om geadopteerde personen gaat. Een aanvullende eis was verder dat de ingang van het juridische ouderschap voor beide ouders tegelijkertijd moest zijn zodat bijvoorbeeld mensen uitgesloten worden waarvan een nieuwe partner een kind adopteert.
4) Het CBS ontvangt informatie uit de BRP uitsluitend ten behoeve van de verrichting van zijn wettelijke taak ‘het verrichten van statistisch onderzoek ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap en het openbaar maken van de op grond van zodanig onderzoek samengestelde statistieken’. Zie deze website voor een overzicht van organisaties die gemachtigd zijn informatie uit de BRP te verkrijgen, om welke gegevens dat gaat en waarvoor ze mogen worden gebruikt. Het CBS is opgenomen onder Overige organisaties. Ook alle autorisatiebesluiten staan daar vermeld, zodat tevens zichtbaar is voor welke doel of welke doelen een organisatie gegevens verkrijgt. Gegevens uit het BRP zoals de namen en de adresgegevens zijn enkel gebruikt om personen aan te schrijven/uit te nodigen voor het onderzoek. Deze informatie is ontkoppeld van de antwoorden die personen gegeven hebben. Ook de onderzoekers binnen het CBS die de gegevens geanalyseerd hebben, hadden dus geen toegang tot persoonsgegevens zoals de namen en adressen. Het was voor de onderzoekers dus onmogelijk om te achterhalen wie de personen zijn geweest die deelgenomen hebben aan het onderzoek.
5) Voor meer informatie over de steekproef wordt u verwezen naar de onderzoeksdocumentatie.
6) Het is dus onmogelijk dat personen door dit onderzoek en de daarmee samenhangende communicatie erachter zijn gekomen dat zij geadopteerd zijn.
7) Meer informatie over dit onderzoek is te vinden op deze website.
8) Iets meer dan 1 000 personen (op een totaal van ongeveer 4 000 respondenten) hebben iets ingevuld op de vraag ‘Tot slot. Als u nog opmerkingen heeft over de vragenlijst of zaken wilt toelichten, kunt u deze hieronder noteren.’ en ongeveer 1 500 personen hebben iets ingevuld op de vraag ‘Heeft u verder nog vragen of opmerkingen over uw adoptie, dan horen we deze graag. U kunt deze hieronder invullen.’ Onder deze antwoorden vallen ook personen die ‘nee’ of ‘niet van toepassing’ ingevuld hebben. Een deel van de opmerkingen ging specifiek over het onderzoek en of de vragenlijst. Sommige van deze opmerkingen waren negatief (bijvoorbeeld enkel gesloten vragen zonder ruimte voor toelichting, dat de vragen confronterend of lastig konden zijn of opmerkingen over de lay-out) en andere opmerkingen waren positief (dankbaar dat het onderzoek uitgevoerd werd en/of dat ze mee mochten werken, goed onderzoek en interesse naar de uitkomsten van het onderzoek). Er waren ook meerdere personen die hun contactgegevens achterlieten omdat ze graag mee wilden werken aan eventuele vervolgonderzoeken of beschikbaar waren voor nadere toelichting. Inhoudelijke opmerkingen en toelichtingen die meermaals gegeven zijn door de respondenten zijn in dit rapport verwerkt.
9) Het veldwerk voor dit onderzoek vond plaats van 17 april tot en met 14 juni 2020. Dit was tijdens de lockdown als gevolg van de verspreiding van het COVID-19 virus. Dit heeft natuurlijk (potentieel) een grote impact (gehad) op het (dagelijks) leven van mensen. Na beraad is besloten het veldwerk wel door te laten gaan. Ook het veldwerk van andere belangrijke onderzoeken van het CBS is doorgegaan tijdens deze periode. Alle personen hebben bij de brief die zij ontvingen een speciaal kaartje gekregen waarop uitgelegd staat waarom het CBS (juist) in deze periode doorging met het verzamelen van gegevens. Ook werden de personen en hun naasten gezondheid en sterkte toegewenst. Ook in de brieven is ingegaan op de coronacrisis. Aangegeven is dat sommige vragen over onderwerpen gaan die men nu mogelijk anders ervaart dan eerder. Respondenten wordt gevraagd bij het beantwoorden van de vragen terug te denken aan hoe zij zich voelden voor de coronacrisis. Dit om het effect van corona op de beantwoording van de vragen af te vlakken.
10) Gemiddeld hebben personen 25,7 minuten gedaan over het invullen van de vragenlijst. Voor geadopteerde personen is dit gemiddeld 26,6 minuten en voor niet-geadopteerde personen 17,2 minuten (de vragenlijst voor geadopteerde personen was uiteraard langer dan voor niet-geadopteerde personen aangezien deze laatst groep geen vragen voorgelegd heeft gekregen over hun adoptie). Indien gewenst kan de vragenlijst worden opgevraagd bij het CBS met verwijzing naar dit onderzoeksrapport.
11) Personen konden aan het begin van de vragenlijst aangeven of zij al dan niet geadopteerd zijn. Er zijn 239 personen uit het afgeleide ‘adoptiekader’ die aangegeven hebben niet geadopteerd te zijn (in totaal hebben uit dit kader dus 3 693 personen meegewerkt aan het onderzoek). Deze 239 personen zijn verder niet meegenomen in het onderzoek. Deze zijn voor dit onderzoek dus ook niet toegevoegd aan de groep niet-geadopteerden. Dit omdat niet met zekerheid vastgesteld kan worden dat deze personen daadwerkelijk niet geadopteerd zijn (mogelijk is een deel van deze personen wel geadopteerd, maar weet men dit zelf niet, of wil men dit niet zeggen). Ook had deze groep zeer specifieke kenmerken, deels overlappend met de geadopteerde personen aangezien ze uit hetzelfde kader kwamen. Hierdoor was het voor dit onderzoek niet mogelijk om deze bij de groep niet-geadopteerde volwassenen te voegen aangezien dit een verstorend effect zou hebben op de representativiteit van de onderzochte groep niet-geadopteerden.
12) Het responspercentage bij personen uit het kader voor geadopteerden was meer dan 30%. Dit is hoger dan verwacht. Het is hoger dan bij andere onderzoeken die enkel gebruik maken van cawi-waarneming (online waarneming). Het is ook hoger dan het responspercentage bij het eerder genoemde OKiN. Dit is opvallend aangezien bij het huidige onderzoek, vanwege de gevoeligheid van het onderwerp, geen gebruik werd gemaakt van responsverhogende incentives. Het responspercentage voor niet-geadopteerde personen was 24%. Het is gezien het onderwerp en de daarmee samenhangende communicatie begrijpelijk dat de respons bij deze groep lager was. Ook voor deze groep zijn de antwoorden op basis van dit onderzoek representatief. Voor meer informatie over de respons en weging wordt u verwezen naar de onderzoeksdocumentatie.
13) In totaal hebben uit het kader voor niet-geadopteerde personen 437 personen gerespondeerd/meegewerkt aan het onderzoek. Eén persoon uit deze groep heeft echter aangegeven wel geadopteerd te zijn. Deze persoon is verder niet meegenomen in de analyses die weergegeven zijn in dit rapport aangezien het hier niet om een interlandelijk geadopteerd persoon gaat, maar om een persoon die in Nederland geboren is.
14) In het eerdergenoemde OKiN-onderzoek is een grotere groep niet-geadopteerde personen onderzocht. De resultaten die uit dit onderzoek naar voren kwamen, waren grotendeels vergelijkbaar met de resultaten die naar voren kwamen uit het huidige onderzoek. Met andere woorden ook al was de groep niet-geadopteerde personen in dit onderzoek relatief klein, op basis van de vergelijking met de OKiN-data kan geconcludeerd worden dat er waarschijnlijk geen andere resultaten gevonden zouden worden indien meer niet-geadopteerde personen meegewerkt zouden hebben aan het onderzoek. Voor meer informatie wordt u verwezen naar de onderzoeksdocumentatie.
15) Uit de database halen zodat deze niet zichtbaar zijn voor onderzoekers.
16) Het was vanuit privacy-oogpunt dan ook niet mogelijk dat de onderzoekers contact opnamen met personen naar aanleiding van informatie die zij gegeven hadden op de open vragen.
17) In Bijlage 1 staat per achtergrondkenmerk de verdeling voor zowel geadopteerde als niet-geadopteerde volwassenen weergegeven.
18) Bij alle analyses is gebruik gemaakt van gewogen data. Dit houdt in dat aan ieder persoon in de data een bepaald gewicht toegekend wordt zodat de resultaten meer representatief zijn voor de populatie. Voor meer informatie over de weging wordt u verwezen naar de onderzoeksdocumentatie.
2. Jeugd: het opgroeien in een adoptiegezin in Nederland (versus in een gezin met biologische ouders)
2.1 Woonsituatie tijdens de jeugd
Om inzicht te krijgen hoe respondenten hun jeugd hebben doorgebracht is onderzocht hoe de woonsituatie van geadopteerde personen was tijdens de jeugd in hun adoptiegezin in Nederland, ten opzichte van niet-geadopteerden. Wat betreft de woonsituatie tijdens de jeugd heeft iedere geadopteerde respondent aangegeven met één of twee adoptieouders19) te hebben gewoond tijdens zijn/haar jeugd. Van de niet-geadopteerde volwassenen geeft 98% aan met één of twee van zijn/haar biologische ouders te hebben gewoond. Uit de resultaten komt verder naar voren dat minder dan 1% van de geadopteerden aangeeft ook een periode tijdens hun jeugd bij een andere verzorger dan hun adoptieouders te hebben gewoond. Dit percentage is bijna 2% voor niet-geadopteerden. Verder geeft 1% van de geadopteerden aan in een instelling te hebben gewoond tijdens hun jeugd. Van de niet-geadopteerden geeft minder dan 1% aan in een instelling te hebben gewoond tijdens hun jeugd. Tot slot geeft bijna 90% van de geadopteerde volwassenen aan dat zij 18 jaar of ouder waren toen ze voor het eerst uit huis gingen. Tien procent van de geadopteerde personen is dus uit huis gegaan toen ze jonger waren dan 18 jaar. Bij de niet-geadopteerde volwassenen was 92% volwassen (18 jaar of ouder) toen zij het huis verlieten.In figuur 2.1.1 is te zien dat bijna 74% van de adoptieouders (zeer) gemakkelijk kon rondkomen in vergelijking met ruim 53% van ouders van niet-geadopteerde personen.
Hoe goed konden uw adoptie ouders rondkomen? voor de scheiding/in de periode tussen uw 12e en het moment waarop u voor het eerst zelfstandig ging wonen/ toen u tussen de 12 en 18 jaar oud was/voordat uw vader/moeder overleed Dat wil zeggen, de gebruikelij | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Weet niet | 3,5 | 2,6 |
Zeer moeilijk | 0,7 | 1,3 |
Moeilijk | 3,2 | 7,0 |
Niet moeilijk, maar ook niet gemakkelijk | 18,5 | 35,7 |
Gemakkelijk | 40,1 | 35,9 |
Zeer gemakkelijk | 33,9 | 17,4 |
In figuur 2.1.2 is te zien dat 16% van de adoptieouders is gescheiden of uit elkaar gegaan in vergelijking met 21% van de ouders van niet-geadopteerde personen.
Zijn uw adoptieouders-biologische ouders ooit van elkaar gescheiden of uit elkaar gegaan? | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Nee, niet gescheiden | 83,6 | 79,1 |
Ja, wel gescheiden | 16,4 | 20,9 |
Aan geadopteerde personen zijn nog aanvullende vragen gesteld over de samenstelling van het gezin tijdens de jeugd. Zo is gevraagd of ze alleen of tegelijk met andere kinderen geadopteerd zijn. In figuur 2.1.3 blijkt dat de meeste geadopteerde personen (82%) aangeven alleen geadopteerd te zijn op het moment dat zij geadopteerd werden. Elf procent van de personen geeft aan dat zij tegelijk met een biologische broer of zus geadopteerd zijn en 6% van de personen is tegelijk met een ander adoptiekind (maar geen broer of zus) geadopteerd.
title | Geadopteerd (%) |
---|---|
Alleen | 82,0 |
Tegelijk met biologische broer/zus | 11,3 |
Tegelijk met ander adoptiekind | 6,3 |
Tegelijk met biologische broer/zus en ander adoptiekind | 0,4 |
In het onderzoek is ook gevraagd of de adoptieouders nadat de respondent was geadopteerd, nog andere biologische kinderen hebben gekregen of andere kinderen hebben geadopteerd. Ongeveer 12% geeft aan dat hun adoptieouders nog biologische kinderen gekregen hebben en 38% geeft aan dat er nog één of meer kinderen geadopteerd zijn (nadat zij geadopteerd zijn in het gezin).
2.2 De band met de (adoptie)ouders tijdens de jeugd
In het onderzoek is de respondenten ook gevraagd naar de band met hun (adoptie)ouders tijdens hun jeugd. Uit figuur 2.2.1 blijkt dat ruim 51% van de geadopteerde personen een (hele) hechte band had met de adoptievader tijdens de jeugd. Voor de niet-geadopteerde personen geldt dat 55% een (hele) hechte band had met zijn/haar biologische vader tijdens de jeugd. Figuur 2.2.2 laat zien dat 22% van de geadopteerde volwassenen regelmatig tot vaak conflicten of spanningen had met zijn/haar adoptievader tijdens de jeugd. Van de niet-geadopteerde volwassenen geeft 16% aan regelmatig tot vaak conflicten of spanningen te hebben gehad met zijn/haar biologische vader tijdens de jeugd.Mate van hechting met adoptievader/biologische vader tijdens de jeugd | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Helemaal niet hecht | 6,8 | 3,9 |
Niet hecht | 16,0 | 14,0 |
Redelijk hecht | 26,0 | 26,9 |
Hecht | 30,8 | 35,0 |
Heel hecht | 20,5 | 20,3 |
Percentage spanningen en/of conflicten tussen kind en vader | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Nooit | 28,1 | 34,2 |
Soms | 50,2 | 49,9 |
Regelmatig | 12,7 | 10,1 |
Vaak | 9,0 | 5,8 |
In figuur 2.2.3 is weergegeven dat 61% van de geadopteerden een (hele) hechte band had met de adoptiemoeder tijdens de jeugd. Voor de niet-geadopteerden geldt dat ruim 80% een (hele) hechte band had met de moeder tijdens de jeugd. Figuur 2.2.4 laat zien dat bijna 30% van de geadopteerde volwassenen aangeeft spanningen of conflicten te hebben gehad met zijn/haar adoptiemoeder tijdens de jeugd. Van de niet-geadopteerde volwassenen geeft 11% aan deze spanningen of conflicten te hebben gehad met zijn/haar moeder.
Mate van hechting met adoptiemoeder/biologische moeder tijdens de jeugd | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Helemaal niet hecht | 7,4 | 2,0 |
Niet hecht | 10,2 | 3,9 |
Redelijk hecht | 21,1 | 13,8 |
Hecht | 34,3 | 43,0 |
Heel hecht | 27,1 | 37,3 |
Percentage spanningen en/of conflicten tussen kind en moeder | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Nooit | 21,5 | 33,8 |
Soms | 48,9 | 55,3 |
Regelmatig | 16,2 | 8,2 |
Vaak | 13,4 | 2,7 |
Geadopteerde personen hebben gemiddeld genomen dus een goede band met zowel de adoptievader als de adoptiemoeder. Ze geven aan dat tijdens hun jeugd de band met de ouders hecht was en er was niet heel vaak sprake van conflicten. Gemiddeld genomen is de relatie tussen geadopteerde personen en hun adoptieouders minder goed dan de relatie tussen niet-geadopteerde personen en hun ouders.
Zoals in de inleiding aangegeven was er aan het einde van de vragenlijst ruimte om gegeven antwoorden nader toe te lichten en om eventuele opmerkingen over de adoptie weer te geven. Het is gezien de aard van de data (uitgeschreven opmerkingen) niet mogelijk om statistische analyses te doen met deze gegevens en uitspraken te doen over de representativiteit van de opmerkingen. Wel geven ze inzicht in zaken die er spelen. Daarom zijn de open antwoorden die meermaals naar voren kwamen in de vragenlijst in dit rapport als aanvulling op de statische analyses van de gesloten vragen toegevoegd. Er zijn meerdere geadopteerde personen die in deze ruimte ingegaan zijn op de vroegere thuissituatie en de relatie met de adoptieouders. Zo geven meerdere personen aan dat zij van mening zijn dat hun adoptieouders eigenlijk nooit kinderen hadden mogen adopteren, omdat zij hier niet toe in staat zouden zijn vanwege bijvoorbeeld psychische problemen, omdat zij reeds overspannen zouden zijn of omdat zij gewelddadig zouden zijn. Er klinkt ook de roep om een betere screening van de adoptieouders. Er wordt aangegeven dat er streng getoetst moet worden of ouders ‘mentaal, emotioneel en financieel’ in staat zijn om adoptiekinderen op te voeden alvorens toestemming voor adoptie gegeven wordt.20)
2.3 Beleving jeugd in het algemeen
De respondenten is verder gevraagd naar hoe zij hun jeugd hebben ervaren. In het onderzoek zijn enkele algemene stellingen voorgelegd aan de respondenten over de algemene jeugdbeleving: 1) Ik kijk meestal met plezier terug op mijn jeugd, 2) Ik denk weleens, was ik maar in een andere familie opgegroeid, 3) Ik heb al met al een gelukkige jeugd gehad, en 4) Ik was opgelucht toen ik uit huis ging. Respondenten konden aangeven in hoeverre ze het eens of oneens waren met deze stellingen.Uit figuur 2.3.1 komt naar voren dat 69% van de geadopteerde volwassenen met plezier terugkijkt op zijn/haar jeugd. Voor de niet-geadopteerde volwassenen is dat 79%. Daarnaast kijkt 17% van de geadopteerde volwassenen niet met plezier terug op zijn/haar jeugd ten opzichte van 8% onder de niet-geadopteerden.
Ik kijk meestal met plezier terug op mijn jeugd | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Helemaal oneens | 6,5 | 2,0 |
Oneens | 10,5 | 6,3 |
Niet oneens, niet eens | 13,6 | 12,8 |
Eens | 31,9 | 35,9 |
Helemaal eens | 37,5 | 43,0 |
Uit figuur 2.3.2 blijkt dat ruim 20% van de geadopteerde volwassenen weleens de volgende gedachte heeft gehad: ‘was ik maar in een andere familie opgegroeid’. Zij zijn het dus (helemaal) eens met deze stelling. Voor de niet-geadopteerde volwassenen is dat 8%. Van de geadopteerde volwassenen geeft 69% aan nooit deze gedachte te hebben gehad ten opzichte van 86% onder de niet-geadopteerden. Zij zijn het dus (helemaal) oneens met deze stelling.
Ik denk weleens, was ik maar in een andere familie opgegroeid | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Helemaal oneens | 49,1 | 60,6 |
Oneens | 19,7 | 25,7 |
Niet oneens, niet eens | 10,9 | 5,2 |
Eens | 12,7 | 6,6 |
Helemaal eens | 7,7 | 1,8 |
Figuur 2.3.3 laat zien dat 72% van de geadopteerde volwassenen aangeeft al met al een gelukkige jeugd te hebben gehad (zij zijn het (helemaal) eens met de stelling). Voor de niet-geadopteerde volwassenen is dat 82%. Van de geadopteerde volwassenen geeft 14% aan al met al geen gelukkige jeugd te hebben gehad ten opzichte van 6% onder de niet-geadopteerde volwassenen (zij zijn het (helemaal) oneens met de stelling).
Ik heb al met al een gelukkige jeugd gehad | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Helemaal oneens | 5,1 | 1,0 |
Oneens | 8,9 | 4,6 |
Niet oneens, niet eens | 13,8 | 12,6 |
Eens | 32,3 | 32,3 |
Helemaal eens | 39,9 | 49,5 |
Uit figuur 2.3.4 komt naar voren dat 36% van de geadopteerde volwassenen aangeeft opgelucht te zijn geweest toen zij uit huis gingen. Voor niet-geadopteerde personen is dat bijna 23%. Bijna 36% van de geadopteerde volwassenen geeft aan dat ze niet opgelucht waren toen ze uit huis gingen ten opzichte van 53% onder de niet-geadopteerden.
Ik was opgelucht toen ik uit huis ging | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Helemaal oneens | 15,4 | 23,4 |
Oneens | 20,3 | 29,8 |
Niet oneens, niet eens | 28,4 | 24,2 |
Eens | 19,9 | 16,0 |
Helemaal eens | 16,0 | 6,6 |
Samenvattend geven geadopteerde personen aan gemiddeld genomen een fijne jeugd te hebben gehad. De meeste geadopteerde personen kijken met plezier terug op hun jeugd en geven aan al met al een gelukkige jeugd te hebben gehad. Verder geven de meeste geadopteerde personen niet aan weleens te wensen dat ze in een andere familie opgegroeid zouden zijn. Gemiddeld genomen kijken geadopteerde personen met iets minder plezier terug op de jeugd dan niet-geadopteerde personen.
2.4 Schooltijd
Het laatste onderdeel van het hoofdstuk jeugd gaat in op de ervaring van de schooltijd. In het onderzoek zijn meerdere stellingen voorgelegd aan de respondenten over de ervaringen tijdens hun schooltijd. Er is ingegaan op de relaties van personen met docenten en leeftijdsgenoten, pestgedrag, prestaties op school en probleemgedrag tijdens de jeugd/op school.
Uit figuur 2.4.1 komt naar voren dat bijna 84% van de geadopteerde volwassenen aangeeft het goed met leraren te kunnen vinden tijdens zijn/haar schooltijd. Voor niet-geadopteerden is dit bijna 90%.
Ik kon het goed vinden met leraren | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Niet van toepassing | 3,2 | 1,6 |
Nee | 12,5 | 10,4 |
Ja | 84,3 | 88,0 |
Uit figuur 2.4.2 komt naar voren dat 73% van de geadopteerden aangeeft veel vrienden te hebben gehad tijdens zijn/haar schooltijd. Voor niet-geadopteerden is dit 70%. Na controle voor de verschillende achtergrondkenmerken (zie bijlage 1) zijn de verschillen tussen geadopteerde personen en niet-geadopteerde personen niet statistisch significant.
Ik had veel vrienden | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Niet van toepassing | 1,5 | 0,7 |
Nee | 25,6 | 29,2 |
Ja | 72,9 | 70,1 |
In het onderzoek is ook gevraagd naar pestgedrag: werden personen gepest op school en/of pestten zij zelf andere kinderen op school? Uit figuur 2.4.3 komt naar voren dat 34% van de geadopteerde volwassenen aangeeft dat ze door andere kinderen gepest werden tijdens hun schooltijd. Voor niet-geadopteerde volwassenen is dit 33%.
Ik werd gepest door andere kinderen | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Niet van toepassing | 2,0 | 0,6 |
Nee | 64,1 | 66,0 |
Ja | 33,9 | 33,4 |
Figuur 2.4.4 toont dat 19% van de geadopteerde personen aangeeft andere kinderen te hebben gepest tijdens zijn/haar schooltijd. Voor niet-geadopteerde personen is dit 12%. Kortom, geadopteerde volwassenen geven significant iets vaker aan gepest te zijn als kind. Zij geven ook vaker aan zelf andere kinderen gepest te hebben tijdens hun jeugd.21)
Ik heb andere kinderen gepest | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Niet van toepassing | 2,7 | 1,5 |
Nee | 78,2 | 87,0 |
Ja | 19,1 | 11,5 |
Voor probleemgedrag tijdens de jeugd/op school is gevraagd naar of personen al dan niet vaak gespijbeld hebben, of zij weleens zijn weggelopen van huis, of zij weleens van school gestuurd zijn of geschorst werden en of ze weleens in aanraking zijn gekomen met politie en/of justitie. Uit figuur 2.4.5 komt naar voren dat 21% van de geadopteerden aangeeft vaak te hebben gespijbeld tijdens zijn/haar schooltijd. Voor niet-geadopteerden is dit 15%.
Ik heb vaak gespijbeld | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Niet van toepassing | 3,6 | 1,7 |
Nee | 75,5 | 83,8 |
Ja | 20,9 | 14,5 |
Zoals in figuur 2.4.6 te zien is geeft 15% van de geadopteerden aan weg te zijn gelopen van huis tijdens zijn/haar schooltijd. Voor niet-geadopteerden is dit 3%.
Ik ben weggelopen van huis | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Niet van toepassing | 2,6 | 0,6 |
Nee | 82,2 | 96,1 |
Ja | 15,1 | 3,3 |
Uit figuur 2.4.7 komt naar voren dat 11% van de geadopteerde volwassenen aangeeft van school gestuurd te zijn of te zijn geschorst tijdens de schoolperiode. Voor niet-geadopteerden is dit 7%.
Ik werd van school gestuurd of geschorst | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Niet van toepassing | 2,3 | 0,6 |
Nee | 86,3 | 92,6 |
Ja | 11,4 | 6,8 |
Figuur 2.4.8 toont dat 14% van de geadopteerden aangeeft in aanraking te zijn gekomen met politie en/of justitie tijdens zijn/haar schoolperiode. Voor niet-geadopteerden is dit 8%.
Ik ben in aanraking gekomen met politie en/of justitie | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Niet van toepassing | 2,8 | 1,3 |
Nee | 82,8 | 90,7 |
Ja | 14,3 | 8,0 |
Er blijkt bij geadopteerde personen dus vaker sprake te zijn geweest van probleemgedrag tijdens de jeugd. Zij geven vaker aan veel gespijbeld te hebben, van huis te zijn weggelopen, van school te zijn gestuurd of geschorst en vaker in aanraking te zijn gekomen met politie en/of justitie dan niet-geadopteerde personen.
Zoals eerder aangeven was er in het onderzoek aan het einde van de vragenlijst de ruimte om bepaalde antwoorden toe te lichten en/of om meer informatie te geven over bijvoorbeeld de adoptie. Er zijn meerdere geadopteerde personen die in deze ruimte ingegaan zijn op de beleving van de jeugd en eventuele problemen vroeger thuis. Meerdere geadopteerde personen geven aan dat ze vinden dat er meer hulp geboden moet worden aan adoptiegezinnen. Dit zou standaard (meer) moeten gebeuren zo wordt beargumenteerd. Er wordt aangegeven dat er een betere voorlichting moet komen over de impact van adopteren. Er zijn ook geadopteerden die van mening zijn dat de adoptieouders zich meer zouden moeten verdiepen in de taal en cultuur van het geboorteland van het adoptiekind alvorens zij een kind adopteren. Verder zou er na de adoptie (dus tijdens de jeugd) standaard meer nazorg en pedagogische begeleiding moeten komen. Ook benoemen respondenten dat regelmatige controles bij adoptiegezinnen en gesprekken met direct betrokkenen (ouders en kinderen) waardevol zouden zijn. Dit om meer inzicht en begeleiding te geven aan adoptiegezinnen over bijvoorbeeld adoptie en hechting. De belangen van het adoptiekind, en niet van de adoptieouders, moeten altijd centraal staan, zo wordt opgemerkt.
Tot slot is nog in het algemeen ingegaan op schoolprestaties. Meer specifiek is gevraagd of personen weleens zijn blijven zitten en of zij weleens een klas hebben overgeslagen. Uit figuur 2.4.9 komt naar voren dat 46% van de geadopteerde volwassenen aangeeft te zijn blijven zitten tijdens zijn/haar schooltijd. Voor niet-geadopteerden is dit 38%.
Ik ben blijven zitten | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Niet van toepassing | 1,8 | 2,8 |
Nee | 52,4 | 59,4 |
Ja | 45,7 | 37,8 |
Uit figuur 2.4.10 komt naar voren dat 5% van de geadopteerden aangeeft een klas te hebben overgeslagen tijdens zijn/haar schooltijd. Voor niet-geadopteerden is dit 3%. Kortom, geadopteerde personen zijn op school vaker blijven zitten, maar hebben ook vaker een klas overgeslagen dan niet-geadopteerde personen.
Ik heb een klas overgeslagen | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Niet van toepassing | 2,9 | 1,9 |
Nee | 91,8 | 95,0 |
Ja | 5,3 | 3,1 |
20) Voor een beschrijving van de huidige adoptieprocedure in Nederland zie Ter Meulen (2019).
21) Uit eerder onderzoek is gebleken dat veel leerlingen die pesten, zelf ook gepest worden. Uit het Landelijk onderzoek pesten 2012 (Van der Gaag en Duiven, 2013) blijkt dat op de basisschool 15% van de pesters zelf ook wordt gepest.
3. Volwassenheid: leefsituatie en welzijn van geadopteerden (versus niet-geadopteerden)
3.1 Huidige band met ouders
Als eerste wordt in dit hoofdstuk gekeken naar de relatie die personen tijdens hun volwassen leven hebben met de ouders. In het vorige hoofdstuk kwam naar voren dat geadopteerde personen in hun jeugd in het algemeen een goede relatie bleken te hebben met hun adoptieouders. Wel is de relatie met de ouders iets minder goed dan bij niet-geadopteerde personen. Hoe goed is de relatie met de (adoptie)ouders in het volwassen leven?In het onderzoek zijn enkele algemene stellingen voorgelegd aan de respondenten over de band met de ouders: 1) Ik denk vaak aan mijn (adoptie)ouders, 2) Ik vertel mijn (adoptie)ouders veel over mijn leven, 3) Ik heb vaak dat bepaalde dingen me doen denken aan mijn (adoptie)ouders, 4) Ik ben geïnteresseerd in het leven van mijn (adoptie)ouders en 5) Ik voel me helemaal op mijn plek in mijn (adoptie)gezin. Respondenten kunnen aangeven in hoeverre ze het eens of oneens zijn met deze stellingen. De antwoorden op deze vijf stellingen zijn samengevoegd om de algemene band met de ouders te meten. Het kan robuuster (beter) zijn om een bepaald kenmerk, in dit geval de band van de ouders, te meten door middel van antwoorden op meerdere stellingen in plaats van door middel van één afzonderlijke stelling. Op deze manier ontstaat een meer dekkende meting van dit kenmerk. Door de antwoorden op de vijf afzonderlijke stellingen te combineren wordt een zogenoemde schaal gemaakt om de band met de ouders te meten. Samen vormen deze items een betrouwbare schaal om de globale band met de (adoptie)ouders te meten (zie bijlage 2 voor meer informatie hierover). Een hoge score op deze schaal (5) staat voor een goede band met de ouders en een lage score (1) voor een slechte band met de ouders. Gemiddeld genomen scoren geadopteerde volwassenen 3,69 op deze vijfpuntsschaal. Dit geeft aan dat geadopteerde volwassenen gemiddeld genomen een redelijk goede band hebben met de adoptieouders. Niet-geadopteerde personen scoren gemiddeld genomen 3,93 op de schaal. Dit betekent dat niet-geadopteerde personen een iets betere, maar niet heel veel betere band met de ouders blijken te hebben in vergelijking met geadopteerde volwassenen.
Aan geadopteerde volwassenen uit adoptiegezinnen met ook biologische kinderen is ook nog de stelling voorgelegd ‘Mijn ouders maken geen onderscheid tussen hun biologisch(e) kind(eren) en adoptiekind(eren)’. 3.1.1 laat zien dat een grote meerderheid (80%) van de personen die opgegroeid is in een gezin met zowel adoptiekinderen als biologische kinderen aangeeft het (helemaal) eens te zijn met de stelling dat hun ouders geen onderscheid maken tussen hun biologische kind(eren) en adoptiekind. Van de personen die opgegroeid zijn in een gezin met zowel adoptiekinderen als biologische kinderen geeft 12% aan dat er wel een onderscheid gemaakt werd (zij zijn het (helemaal) oneens met de stelling).
Mijn ouders maken geen onderscheid tussen hun biologisch(e) kind(eren) en hun adoptiekind(eren) | Geadopteerd (%) |
---|---|
Helemaal oneens | 6,6 |
Oneens | 4,9 |
Niet eens,niet oneens | 8,3 |
Eens | 21,6 |
Helemaal eens | 58,6 |
Relatie met de adoptievader
In het onderzoek zijn ook enkele vragen gesteld specifiek over de band met de vader. Zo is respondenten gevraagd hoe hecht de band met de vader is op het moment van het invullen van de vragenlijst.Uit figuur 3.1.2 komt naar voren dat de meeste geadopteerde volwassenen aangeven een goede band te hebben met de vader. Meer dan de helft (58%) van de geadopteerde volwassenen geeft aan een (hele) hechte band te hebben met de vader. In totaal heeft meer dan driekwart van de geadopteerde volwassenen een (redelijk tot heel) hechte band met de vader. Een minderheid (13%) geeft aan geen goede band te hebben met de vader. Minder dan 10% van de geadopteerde volwassenen geeft aan helemaal geen contact te hebben met de vader. Gemiddeld genomen is de band met de vader voor geadopteerde personen iets minder hecht dan voor niet-geadopteerde personen.
Hoe hecht is de band met uw adoptie-vader op dit moment? | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Er is geen contact | 9,3 | 6,2 |
Helemaal niet hecht | 4,0 | 3,6 |
Niet hecht | 9,3 | 7,9 |
Redelijk hecht | 19,9 | 20,8 |
Hecht | 31,9 | 39,0 |
Heel hecht | 25,6 | 22,5 |
Figuur 3.1.3 laat zien dat meer dan de helft (52%) van de geadopteerde volwassenen aangeeft nooit conflicten en/of spanningen te ervaren met de vader en 42% geeft aan dat dergelijke conflicten en spanningen er soms zijn. Zes procent van de geadopteerde volwassenen geeft aan regelmatig of vaak conflicten te hebben met de vader. Niet-geadopteerde volwassenen geven ongeveer even vaak aan conflicten en/of spanningen te hebben met de vader dan geadopteerde volwassenen.
Zijn er weleens spanningen en/of conflicten tussen u en uw adoptie-vader? | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Nooit | 52,1 | 59,7 |
Soms | 42,2 | 34,7 |
Regelmatig | 4,0 | 3,6 |
Vaak | 1,8 | 1,9 |
Zoals hierboven aangegeven heeft een deel van de volwassenen geen contact met de vader. In het onderzoek is ook gevraagd waarom er geen contact (meer) is. Figuur 3.1.4 laat zien dat de meest genoemde reden is dat geadopteerde personen de vader niet meer willen zien (44%). Ook voor niet-geadopteerde volwassenen is de vader niet meer willen zien de meest genoemde reden dat er geen contact meer is met de vader (47%).
Waarom is er geen contact meer? Kies de voor u belangrijkste reden. | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
We zijn uit elkaar gegroeid | 7,0 | 1,9 |
Er is ruzie geweest | 19,8 | 25,0 |
Ik wil hem niet meer zien | 44,1 | 46,8 |
Hij wil mij niet meer zien | 8,9 | 3,8 |
Er zijn wettelijke beperkingen | 0,4 | 0,0 |
Het is zo gegaan, er is geen duidelijke reden | 9,8 | 3,1 |
Er was eigenlijk nooit contact | 9,9 | 19,4 |
Tot slot zijn aan geadopteerde volwassenen nog twee stellingen voorgelegd over de adoptievader: 1) Ik beschouw hem als mijn vader en 2) Hij gedraagt zich tegenover mij als een echte vader. Respondenten konden op een 5-puntschaal aangeven in hoeverre ze het eens of oneens waren met deze stellingen. Uit figuur 3.1.5 komt naar voren dat 85% van de geadopteerde volwassenen aangeeft de adoptievader als hun vader te beschouwen. Bijna 70% geeft aan het hier helemaal mee eens te zijn. Ook geeft een grote meerderheid (80%) aan dat de adoptievader zich gedraagt als een echte vader (figuur 3.1.6).
Ik beschouw hem als mijn vader | Geadopteerd (%) |
---|---|
Helemaal oneens | 5,5 |
Oneens | 3,3 |
Niet eens, niet oneens | 6,4 |
Eens | 18,0 |
Helemaal eens | 66,7 |
Hij gedraagt zich tegenover mij als een echte vader | Geadopteerd (%) |
---|---|
Helemaal oneens | 7,4 |
Oneens | 5,6 |
Niet eens, niet oneens | 7,2 |
Eens | 15,4 |
Helemaal eens | 64,4 |
Samenvattend, is de relatie tussen geadopteerde volwassenen en hun adoptievader vaak goed. De meeste geadopteerde volwassenen geven aan een (hele) hechte band te hebben met de adoptievader, niet vaak conflicten te hebben met de adoptievader en hem te beschouwen als hun vader. De relatie met de vader blijkt bij geadopteerde volwassenen gemiddeld genomen iets minder goed te zijn dan bij niet-geadopteerde volwassenen.
Relatie met de adoptiemoeder
Bovenstaande vragen zijn ook gesteld met betrekking tot de moeder. De relatie met de adoptiemoeder is in het algemeen (nog) beter dan met de adoptievader (figuur 3.1.7). Meer dan een derde van de geadopteerde volwassenen geeft aan een hele hechte band te hebben met de adoptiemoeder en meer dan 30% geeft aan een hechte band te hebben. Ongeveer 6% van de geadopteerde volwassenen geeft aan geen contact te hebben met moeder. Niet-geadopteerde volwassenen hebben gemiddeld genomen een hechtere band met hun moeder dan geadopteerde volwassenen.Hoe hecht is de band met uw adoptie-moeder op dit moment? | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Er is geen contact | 6,2 | 1,4 |
Helemaal niet hecht | 4,0 | 1,8 |
Niet hecht | 6,0 | 3,6 |
Redelijk hecht | 17,2 | 12,5 |
Hecht | 30,4 | 40,9 |
Heel hecht | 36,2 | 39,9 |
In figuur 3.1.8 staat weergegeven hoe vaak geadopteerde volwassenen conflicten hebben met hun moeder. Geadopteerde volwassen geven vaker aan regelmatig tot vaak conflicten te hebben met hun adoptiemoeder dan met hun adoptievader (10% versus 6%). Slechts een kleine minderheid heeft regelmatig of vaak conflicten met de moeder. Vergelijkbaar bij de adoptievader, geven niet-geadopteerde volwassenen minder vaak aan dat er spanningen en/of conflicten zijn met de moeder dan geadopteerde volwassenen. De verschillen tussen geadopteerde en niet-geadopteerde volwassenen lijken bij de moeder groter te zijn dan bij de vader. Ongeveer 63% van de niet-geadopteerde volwassenen geeft aan nooit conflicten en/of spanningen te hebben met de moeder tegenover 44% van de geadopteerde volwassenen (bij de vader was dit respectievelijk 60% en 52%).
Zijn er weleens spanningen en/of conflicten tussen u en uw adoptie-moeder? | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Nooit | 43,9 | 63,2 |
Soms | 46,5 | 34,1 |
Regelmatig | 7,1 | 2,5 |
Vaak | 2,4 | 0,3 |
Ook voor de moeder is gevraagd waarom er geen contact meer is met de adoptiemoeder indien respondenten aangaven dat er geen contact meer is (figuur 3.1.9). Opnieuw is de reden ‘ik wil haar niet meer zien’ de meest voorkomende reden (47%). De aantallen voor de niet-geadopteerde volwassenen zijn in dit geval te klein om een betrouwbare vergelijking te kunnen maken tussen geadopteerde en niet-geadopteerde volwassenen.
Waarom is er geen contact meer? Kies de voor u belangrijkste reden. | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
We zijn uit elkaar gegroeid | 5,0 | 0,0 |
Er is ruzie geweest | 30,7 | 0,0 |
Ik wil haar niet meer zien | 47,2 | 74,2 |
Zij wil mij niet meer zien | 6,4 | 0,0 |
Er zijn wettelijke beperkingen | 2,0 | 0,0 |
Het is zo gegaan, er is geen duidelijke reden | 2,1 | 25,8 |
Er was eigenlijk nooit contact | 6,5 | 0,0 |
Tot slot hebben de geadopteerde volwassenen ook over hun adoptiemoeder aangegeven in hoeverre zij haar beschouwen als hun moeder en in hoeverre zij zich gedraagt als een echte moeder. Ook in de figuren 3.1.10 en 3.1.11 zien we dat de 87% van de geadopteerde volwassenen aangeeft hun adoptiemoeder als hun moeder te beschouwen en 85% geeft aan dat zij zich ook als een echte moeder gedraagt.
Ik beschouw haar als mijn moeder | Geadopteerd (%) |
---|---|
Helemaal oneens | 4,4 |
Oneens | 3,1 |
Niet eens, niet oneens | 5,7 |
Eens | 16,3 |
Helemaal eens | 70,5 |
Zij gedraagt zich tegenover mij als een echte moeder | Geadopteerd (%) |
---|---|
Helemaal oneens | 5,3 |
Oneens | 4,1 |
Niet eens, niet oneens | 5,9 |
Eens | 14,4 |
Helemaal eens | 70,3 |
Net als bij de vader zien we ook voor de moeder dat de relatie tussen de adoptiemoeder en geadopteerde volwassenen vaak goed is. Ook hier geeft een meerderheid aan een hechte relatie met de moeder te hebben en dat er niet vaak conflicten en/of spanningen zijn. De relatie met de moeder blijkt voor geadopteerde volwassenen gemiddeld genomen iets minder goed dan voor niet-geadopteerde volwassenen. In het vorige hoofdstuk kwam naar voren dat geadopteerde volwassenen tijdens hun jeugd aangaven een minder hechte band te hebben gehad met hun ouders dan niet-geadopteerde personen. Deze verschillen zijn ook zichtbaar in het volwassen leven.
3.2 Huidige gezinssamenstelling
Hierboven is ingegaan op de relatie die volwassenen hebben met hun ouders. Hieronder wordt beschreven in hoeverre personen zelf een gezin, dat wil zeggen een partner en/of kinderen, hebben.22) Ook wordt ingegaan op de kwaliteit van de relatie met de partner.Van de geadopteerde respondenten heeft 61% langer dan zes maanden een vaste partner. Dit is minder vaak dan de niet-geadopteerde volwassenen (in dezelfde leeftijdscategorie). Van de niet-geadopteerde volwassenen die deelgenomen hebben aan het onderzoek geeft 69% aan een vaste partner te hebben. In het onderzoek is ook gevraagd hoe hecht de band met de partner is. Figuur 3.2.1 laat zien dat de meeste personen aangeven dat de relatie met de partner (heel) hecht is (89% en 95%). Niet-geadopteerde personen geven vaker aan dat de relatie met de partner heel hecht is (73%) dan geadopteerde personen (63%).
Hoe hecht is uw band met uw partner? | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Helemaal niet hecht | 0,4 | 0,0 |
Niet hecht | 1,3 | 1,0 |
Redelijk hecht | 9,1 | 4,0 |
Hecht | 26,0 | 22,1 |
Heel hecht | 63,1 | 72,9 |
Indien gekeken wordt naar hoe vaak er conflicten en/of spanningen in de relatie zijn, is hetzelfde beeld te zien: de meeste mensen geven aan dat de relatie met de partner goed is in de zin dat er niet vaak sprake is van conflicten en/of spanningen (figuur 3.2.2). Niet-geadopteerde volwassenen geven vaker aan nooit spanningen en/of conflicten te hebben met de partner (24%) dan geadopteerde volwassenen (17%).
Zijn er weleens spanningen en/of conflicten tussen u en uw partner? | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Nooit | 17,0 | 24,2 |
Soms | 69,6 | 68,8 |
Regelmatig | 10,8 | 5,3 |
Vaak | 2,6 | 1,7 |
Verder is in het onderzoek gevraagd in welke mate men vertrouwen heeft in de toekomst van de relatie met de partner. Figuur 3.2.3 laat zien dat in het algemeen de meeste personen aangeven veel of heel veel vertrouwen te hebben in de relatie. Dit geldt zowel voor geadopteerde als voor niet-geadopteerde volwassenen (84% en 91%). Ook hier geven niet-geadopteerde personen vaker aan heel veel vertrouwen te hebben in de toekomst van de relatie (63%) dan geadopteerde personen (52%).
In welke mate heeft u vertrouwen in de toekomst van uw relatie met uw partner? | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Weinig of geen vertrouwen | 0,7 | 0,8 |
Niet zo veel vertrouwen | 3,3 | 1,0 |
Niet veel en niet weinig vertrouwen | 9,0 | 6,8 |
Veel vertrouwen | 31,9 | 28,1 |
Heel veel vertrouwen | 52,3 | 62,9 |
Wil ik niet zeggen | 2,7 | 0,5 |
Door middel van een schaal (samenvoeging van antwoorden op meerdere stellingen) is aan personen gevraagd in hoeverre zij vertrouwen hebben in andere mensen. Meer specifiek is respondenten gevraagd in hoeverre zij het eens of oneens waren met de volgende stellingen: 1) De meeste mensen zijn wel te vertrouwen, 2) Als je anderen helpt kom je vaak bedrogen uit, 3) Ik vind/vond het in een relatie moeilijk om mijn partner te vertrouwen, 4) Het is riskant om je open te stellen voor anderen en 5) In relaties twijfel ik vaak of het wel goed zal blijven gaan. De antwoorden op deze vijf stellingen worden samengevoegd in één schaal om algemeen vertrouwen te meten (de items vormen een betrouwbare schaal, zie bijlage 2). Het eerste item is positief geformuleerd in de zin dat wanneer mensen het eens zijn met de stelling dit betekent dat ze veel vertrouwen hebben in mensen om hen heen. De andere items zijn negatief geformuleerd in de zin dat wanneer personen het eens zijn met deze stellingen dit duidt op weinig vertrouwen in mensen om hen heen. Door zowel positief als negatief geformuleerde items af te wisselen in een vragenlijst wordt de kans verkleind dat de respondenten routinematig de vragen beantwoorden (bijvoorbeeld door altijd eens aan te vinken) en wordt de kans vergroot dat respondenten beter nadenken over de stelling alvorens hun antwoord te geven. Om de items te kunnen combineren in één schaal om algemeen vertrouwen in mensen te meten, moeten de items in de analysefase gehercodeerd worden. Dit houdt in dat de antwoorden op alle items zo gecodeerd worden dat een hoge score op alle items hetzelfde betekent. In dit geval betekent een lage score op de schaal (1) dat personen veel moeite hebben om mensen te vertrouwen en een hoge score op de schaal (5) geeft aan dat personen in het algemeen veel vertrouwen hebben in mensen om hen heen. Op basis van deze analyses hebben geadopteerde personen meer moeite om mensen te vertrouwen dan niet-geadopteerde personen (gemiddelde is respectievelijk 3,33 en 3,63).
In de beschikbare ruimte aan het einde van de vragenlijst geven meerdere geadopteerde personen aan dat zij het gevoel hebben dat hun adoptie invloed heeft op de relaties die zij aangaan met mensen. Meer specifiek geven meerdere mensen aan verlatingsangst te hebben die zij koppelen aan het feit dat zij geadopteerd zijn.
In het onderzoek is ook gevraagd naar hoe vaak men in het verleden lange relaties gehad heeft. Iets meer dan 40% van de geadopteerde volwassenen heeft in het verleden 1 of 2 lange relaties gehad en iets meer dan 30% van de geadopteerde volwassenen geeft aan in het verleden geen lange relatie gehad te hebben (figuur 3.2.4).
Heeft u in het verleden een relatie gehad die tenminste 6 maanden heeft geduurd? | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Geen eerdere relaties | 32,1 | 37,7 |
1-2 | 42,5 | 30,7 |
3-6 | 18,1 | 19,7 |
7-9 | 1,8 | 0,8 |
10 of meer | 5,5 | 11,0 |
Tot slot is nog gevraagd of personen al dan niet kinderen hebben. Van de geadopteerde volwassenen geeft 42% aan biologische kinderen te hebben. Dit is minder vaak dan bij niet-geadopteerde volwassenen (51%). Het zelf adopteren van kinderen gebeurt iets vaker bij geadopteerde volwassenen (ongeveer 1%) dan bij niet-geadopteerde volwassenen, maar na controle voor de verschillende achtergrondkenmerken zijn deze verschillen tussen geadopteerde volwassenen en niet-geadopteerde volwassenen statistisch niet meer significant.
3.3 Gezondheid en welzijn23)
In het onderzoek is verder ingegaan op de gezondheid en het welzijn van geadopteerde volwassenen. Om algemeen welzijn te onderzoeken zijn aan respondenten de volgende drie stellingen voorgelegd: 1) Mijn leven is ideaal in de meeste opzichten, 2) Mijn levensomstandigheden zijn uitstekend, en 3) Ik ben tevreden met mijn leven, alles bij elkaar genomen. Hier is een schaal van gemaakt (door de antwoorden op bovengenoemde drie stellingen te combineren) waar een hoge score staat voor een hoger welzijn (1 = ‘helemaal oneens’ met alle stellingen en 5 = ‘helemaal eens’ met alle stellingen). Het welzijn onder geadopteerde personen is in het algemeen hoog (gemiddelde = 3,91 dus gemiddeld ‘eens’ met de stellingen). Wel zijn zij minder tevreden met het leven in het algemeen in vergelijking met niet-geadopteerde volwassenen (gemiddeld 4,02). Hoewel deze verschillen klein lijken, verschillen de twee groepen wel statistisch significant van elkaar voor wat betreft tevredenheid met het leven.Verder is respondenten gevraagd hoe goed de gezondheid in het algemeen is (1 = ‘zeer slecht’ en 5 = ‘zeer goed’). Figuur 3.3.1 toont dat de meeste geadopteerde volwassenen aangeven dat hun gezondheid in het algemeen goed is. Eénentachtig procent geeft aan dat de gezondheid (heel) goed is. Wel geven geadopteerde volwassenen iets minder vaak aan dat de gezondheid goed is in vergelijking met niet-geadopteerde volwassenen (85%). Dus in het algemeen vinden veel geadopteerde personen hun gezondheid goed, maar niet-geadopteerde personen geven statistisch significant vaker aan een goede gezondheid te hebben dan geadopteerde personen.
Hoe is over het algemeen uw gezondheid? | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Zeer slecht | 0,8 | 0,0 |
Slecht | 3,3 | 1,2 |
Gaat wel | 15,2 | 13,4 |
Goed | 50,8 | 56,4 |
Zeer goed | 29,9 | 28,9 |
3.4 Zorggebruik psychisch welzijn
In het onderzoek is uitgebreid aandacht geweest voor het psychisch welzijn van (geadopteerde) volwassenen. Er is onder andere gevraagd of men zelf weleens contact heeft gehad met een psycholoog, psychiater of psychotherapeut. Hier zijn duidelijke verschillen te zien tussen geadopteerde volwassenen en niet-geadopteerde volwassenen. Figuur 3.4.1 toont dat van de niet-geadopteerde volwassenen minder dan de helft aangeeft weleens contact te hebben gehad met een psycholoog, psychiater of psychotherapeut (48%). Bij geadopteerde volwassenen is dit 64%.Percentage dat weleens contact heeft gehad met een psycholoog psychiater of psychotherapeut | geadopteerd (%) | niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Ja | 64,2 | 47,7 |
Meerdere geadopteerde personen schrijven in het open veld aan het einde van de vragenlijst over de psychologische hulpverlening. Er wordt aangegeven dat de standaard (GGZ-)hulp niet altijd volstaat en dat meer specifieke hulp gericht op geadopteerde personen gewenst is. Het gevaar bestaat, zo wordt aangegeven, dat door de reguliere psychologische zorgverlening verkeerde diagnoses worden gesteld, omdat er niet voldoende begrip en kennis over interlandelijke adoptie aanwezig is bij de zorgverleners. Geadopteerde personen geven aan dat zij hierdoor mogelijk juist extra schade op kunnen lopen door de behandeling. Er zouden meer adoptiespecialisten en adoptiecoaches beschikbaar moeten zijn voor psychologische hulp en vragen (mogelijk ook in de vorm van ervaringsdeskundigen). Ook wordt gesteld dat er een budget beschikbaar zou moeten zijn waaruit dergelijke hulp standaard gefinancierd zou moeten worden.
In het onderzoek is verder gevraagd of personen ooit professionele hulp hebben gekregen voor een verslaving, bijvoorbeeld voor een alcohol-, drugs- of gokverslaving. Ook hier zijn er verschillen tussen geadopteerde en niet-geadopteerde volwassenen. Van de geadopteerde personen geeft 6% aan weleens professionele hulp te hebben gekregen voor een verslaving terwijl dit bij niet-geadopteerde volwassenen 2% is.
3.5 Psychisch welzijn
In deze paragraaf worden achtereenvolgend verschillen in persoonlijkheidskenmerken, gevoelens van eenzaamheid en depressieve gevoelens tussen geadopteerde volwassenen en niet-geadopteerde volwassenen weergegeven. In Tabel 3.5.1 zijn de verschillen in persoonlijkheidskenmerken gepresenteerd. Hieruit valt op te maken dat de meerderheid van de geadopteerde volwassenen zichzelf ziet als een persoon die sociaal/op de omgeving gericht is, kritisch is op anderen en geïnteresseerd is in anderen. In vergelijking met niet-geadopteerde volwassenen geven geadopteerde volwassenen vaker aan zichzelf terughoudend/gereserveerd te vinden en snel nerveus en onzeker te zijn. Ook geven geadopteerde volwassenen minder vaak aan dan niet-geadopteerde personen andere personen makkelijk te vertrouwen/te geloven in het goede van mensen. Na controle voor de verschillende achtergrondkenmerken (zie bijlage 1) verschillen de groepen niet statistisch significant van elkaar op het kenmerk: ‘ontspannen zijn en niet te snel gestrest worden’.Geadopteerd | Niet-geadopteerd | |
---|---|---|
Terughoudend/gereserveerd | 41,7 | 39,3 |
Andere makkelijk vertrouwen/geloven in het goede van mensen | 48,9 | 53,8 |
Ontspannen/niet snel gestrest | 53,2 | 52,2 |
Sociaal/op de omgeving gericht zijn | 79,1 | 78,8 |
Kritisch op anderen zijn | 53,3 | 51,1 |
Snel nerveus/onzeker | 29,6 | 21,3 |
Geïnteresseerd zijn in anderen | 84,8 | 78,8 |
Verder is in het onderzoek, door middel van twee schalen, ook ingegaan op gevoelens van eenzaamheid en depressie. Om gevoelens van eenzaamheid in kaart te brengen zijn aan respondenten de volgende zes stellingen voorgelegd: 1) Ik ervaar een leegte om me heen, 2) Er zijn genoeg mensen waarop ik in geval van narigheid kan terugvallen, 3) Ik heb veel mensen op wie ik volledig kan vertrouwen, 4) Er zijn voldoende mensen met wie ik mij nauw verbonden voel, 5) Ik mis mensen om me heen, 6) Vaak voel ik me in de steek gelaten. Respondenten konden aangeven in hoeverre deze uitspraken van toepassing waren op hoe zij zich de laatste tijd voelden (ja, min of meer of nee). Alle items zijn in de analysefase gehercodeerd zodat een hoge score staat voor (meer) gevoelens van eenzaamheid. De antwoorden op de zes stellingen zijn vervolgens samengevoegd in één schaal om gevoelens van eenzaamheid te meten. Op de uiteindelijke schaal (1 = ‘niet eenzaam’ en 3 =’ heel eenzaam’) scoorden geadopteerde volwassenen gemiddeld een 1,48 en niet-geadopteerde volwassenen gemiddeld een 1,35. Met andere woorden, geadopteerde volwassenen zijn gemiddeld genomen niet heel eenzaam. Wel geven zij vaker aan gevoelens van eenzaamheid te hebben dan niet-geadopteerde volwassenen.
Tot slot is door middel van een schaal onderzocht in welke mate personen zich de afgelopen (vier) weken neerslachtig hebben gevoeld.24) Meer specifiek zijn respondenten de volgende vragen voorgelegd over de laatste weken: 1) Voelde u zich erg zenuwachtig?, 2) Zat u zo erg in de put dat niets u kon opvrolijken?, 3) Voelde u zich kalm en rustig?, 4) Voelde u zich neerslachtig en somber?, 5) Voelde u zich gelukkig? en 6) Had u veel energie? Respondenten konden aangeven hoe vaak zij deze gevoelens hadden. Ook hier zijn de antwoorden op deze vragen samengevoegd om een robuuste meting te krijgen van gevoelens van neerslachtigheid (zie bijlage 2 voor meer informatie over de betrouwbaarheid van de schaal). Voor de analyses zijn de items zo gehercodeerd dat een hoge score staat voor meer sombere gevoelens van neerslachtigheid (1 = ‘geen neerslachtige gevoelens’ en 6 = ‘heel veel neerslachtige gevoelens’). Gemiddeld genomen blijken geadopteerde personen dus geen hele sterke gevoelens van neerslachtigheid te hebben. Wel blijken geadopteerde volwassenen vaker sombere gevoelens van neerslachtigheid te hebben (gemiddelde is 2,50) dan niet-geadopteerde volwassenen (gemiddelde is 2,38).
In het open veld aan het einde van de vragenlijst om eerdere antwoorden toe te lichten of opmerkingen te plaatsen, zijn meerdere personen ingegaan op gevoelens van eenzaamheid. Zo zegt iemand ‘mijn ervaring als geadopteerde is dat je altijd een leegte voelt’. Redenen voor deze gevoelens die genoemd worden zijn onder andere het niet kennen van de biologische ouders, het ‘losgerukt’ zijn van de biologische familie en de hoeveelheid onbeantwoorde vragen die mensen hebben. Een onderwerp dat in dit open veld regelmatig aan bod komt is ervaren discriminatie. Er zijn meerdere geadopteerde personen die aangeven te maken hebben gehad met discriminatie, in hun jeugd of tijdens het volwassen leven. Dit omdat zij bijvoorbeeld een andere huidskleur hebben (dan bijvoorbeeld de adoptieouders, collega’s of buurtbewoners). Het zijn ook dergelijke uiterlijke kenmerken waardoor geadopteerden, zo wordt aangegeven, elke keer als ‘anders’ gezien of behandeld worden en waardoor zij er steeds (op een negatieve manier) aan herinnerd worden geadopteerd te zijn.
3.6 Special need adoptie
In dit onderzoek gaf bijna 8% van de geadopteerde personen aan dat er bij hun adoptie sprake was van een zogenoemde special need adoptie. Dit houdt in dat kinderen een medische aandoening of een verhoogd risico op medische of andere beperkingen hebben. Dit kan uiteraard invloed hebben op de ervaren gezondheid en welzijn als volwassene. Daarom is in dit onderzoek in meer detail gekeken naar de relatie tussen special need adoptie en gezondheid en welzijn. Personen die aangeven dat er bij hun adoptie sprake was van een special need adoptie geven aan over het algemeen een slechtere gezondheid te hebben dan personen die aangeven dat hier bij hun adoptie geen sprake van was. Bij geadopteerden waar geen sprake is geweest van special need geeft 83% aan een (zeer) goede gezondheid te ervaren, in vergelijking met 72% van geadopteerden waar hiervan wel sprake is geweest. Ook geven geadopteerde personen met een special need adoptie vaker aan psychologische hulp (70% versus 64%) en professionele hulp voor een verslaving (11% versus 5%) te hebben gehad. Verder geven geadopteerde personen bij wie sprake was van een special need adoptie op een vijfpuntsschaal aan minder tevreden te zijn met hun leven (gemiddeld 3,70 versus 3,96, waarbij een hogere score een hogere mate van tevredenheid indiceert), vaker eenzaam te zijn (gemiddeld 2,66 versus 2,45, waarbij een hogere score een hogere mate van eenzaamheid indiceert) en vaker neerslachtig te zijn (gemiddeld 1,54 versus 1,46, waarbij een hogere score een hogere mate van neerslachtigheid indiceert) dan personen die aangeven dat er bij hun adoptie geen sprake was van een special need adoptie.Hierboven zijn verschillen tussen geadopteerde volwassenen en niet-geadopteerde volwassenen beschreven wat betreft gezondheid en welzijn. Gemiddeld genomen is de gezondheid en het welzijn van geadopteerde personen lager dan van niet-geadopteerde personen. Dit kan deels veroorzaakt worden doordat er bij een deel van de geadopteerde personen sprake was van een special need adoptie (aangezien de gezondheid en welzijn voor deze specifieke groep geadopteerden lager is). Daarom is in het onderzoek nogmaals gekeken of de gezondheid en het welzijn van geadopteerde personen lager is dan die van niet-geadopteerde personen indien de groep geadopteerden met een special need adoptie buiten beschouwing wordt gelaten. Ook indien de groep geadopteerden bij wie sprake was van een special need buiten beschouwing wordt gelaten ervaren geadopteerde personen, in vergelijking met niet-geadopteerde personen, hun gezondheid als minder goed, maken ze vaker gebruik van psychologische hulp en professionele hulp voor verslaving en zijn ze minder tevreden met hun leven en vaker eenzaam en neerslachtig.
23) Zoals aangegeven heeft het veldwerk/de dataverzameling van dit onderzoek plaatsgevonden tijdens de lockdown als gevolg van de verspreiding het coronavirus. Dit heeft mogelijk een invloed gehad op hoe mensen denken over zaken zoals gezondheid. Doorlopende onderzoeken van het CBS tonen in deze periode echter aan dat er, gemiddeld genomen, geen drastische verschuivingen hebben plaatsgevonden door corona wat betreft ervaren gezondheid en psychische gesteldheid.
24) Zoals eerder aangegeven lijkt de coronacrisis geen drastische invloed te hebben gehad op het gemiddelde gerapporteerde welzijn. Het percentage psychisch ongezonde mensen was dit jaar hetzelfde als een jaar eerder.
4. Houding tegenover adoptie
4.1 Houdingen ten aanzien van adoptie algemeen
Om algemene gevoelens ten aanzien van interlandelijke adoptie te onderzoeken hebben geadopteerde en niet-geadopteerde personen de volgende zeven stellingen voorgelegd gekregen: 1) Interlandelijke adoptie is altijd beter dan kinderen in slechte omstandigheden in het geboorteland te laten opgroeien, 2) Een persoon moet altijd zijn of haar achtergrond kunnen achterhalen, 3) Er wordt in de media te negatief geschreven over interlandelijke adoptie, 4) Al met al zou het beter zijn om kinderen in het geboorteland en de eigen cultuur te laten opgroeien, 5) De Nederlandse overheid moet meer hulp bieden bij het achterhalen van de afkomst van geadopteerden, 6) Ik zou zelf nooit een kind adopteren en 7) Interlandelijke adoptie moet altijd mogelijk blijven. Respondenten konden aangeven in hoeverre ze het eens of oneens waren met de stellingen. Hieronder wordt per stelling aangegeven in hoeverre geadopteerde personen het eens of oneens waren met deze stelling en in hoeverre zij hierin verschillen van niet-geadopteerde personen.
De eerste stelling was ‘Interlandelijke adoptie is altijd beter dan kinderen in slechte omstandigheden in het geboorteland te laten opgroeien’. Figuur 4.1.1 laat zien dat 47% van de geadopteerde personen het (helemaal) eens is met deze stelling. Iets meer dan een kwart (28%) geeft aan het niet eens en niet oneens te zijn met de stelling. De minderheid van de geadopteerde personen geeft aan het (helemaal) oneens te zijn met de stelling dat interlandelijke adoptie beter is dan kinderen in slechte omstandigheden in het geboorteland te laten opgroeien (5%). Niet-geadopteerde personen geven vaker aan geen mening te hebben over deze stelling (14% versus 8%). In het algemeen zijn niet-geadopteerde personen het iets vaker (helemaal) eens met deze stelling dan geadopteerde personen (53% versus 47%).
Interlandelijke adoptie is altijd beter dan kinderen in slechte omstandigheden in het geboorteland te laten opgroeien | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Weet niet | 8,4 | 14,4 |
Helemaal oneens | 5,0 | 2,6 |
Oneens | 12,2 | 7,8 |
Niet eens, niet oneens | 27,6 | 22,8 |
Eens | 29,1 | 38,4 |
Helemaal eens | 17,6 | 14,1 |
Vervolgens is respondenten gevraagd in hoeverre ze het eens of oneens waren met de stelling ‘Een persoon moet altijd zijn of haar achtergrond kunnen achterhalen’. Geadopteerde personen zijn het veelal (helemaal) eens met deze stelling. Tweeëntachtig procent is het (helemaal) eens met de stelling dat personen altijd hun achtergrond moet kunnen achterhalen. Niet-geadopteerde personen geven iets vaker aan het niet te weten en waren het gemiddeld genomen minder vaak helemaal eens met deze stelling dan geadopteerde personen (figuur 4.1.2).
Een persoon moet altijd zijn of haar achtergrond kunnen achterhalen | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Weet niet | 2,9 | 6,3 |
Helemaal oneens | 0,8 | 0,4 |
Oneens | 2,9 | 3,2 |
Niet eens, niet oneens | 11,0 | 7,9 |
Eens | 41,2 | 49,3 |
Helemaal eens | 41,2 | 32,9 |
Vervolgens is respondenten gevraagd naar hun mening over de stelling ‘Er wordt in de media te negatief geschreven over interlandelijke adoptie’. Figuur 4.1.3 laat zien dat de meningen over deze stelling verdeeld zijn. Dertig procent van de geadopteerde personen geeft aan het (helemaal) eens te zijn met de stelling dat er in de media te negatief geschreven wordt over interlandelijke adoptie. Verder geven geadopteerde personen het meest aan het niet eens of oneens te zijn met de stelling (31%). Er zijn grote verschillen tussen geadopteerde personen en niet-geadopteerde personen. Vooral het grote aantal niet-geadopteerde personen dat aangeeft niet te weten of ze het eens of oneens zijn met deze stelling valt op (42% versus 25%). Indien ‘weet niet’ buiten beschouwing wordt gelaten zijn geadopteerde personen gemiddeld genomen het vaker eens met deze stelling dan niet-geadopteerde personen.
Er wordt in de media te negatief geschreven over interlandelijke adoptie | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Weet niet | 24,6 | 41,9 |
Helemaal oneens | 4,0 | 1,5 |
Oneens | 10,8 | 11,0 |
Niet eens, niet oneens | 30,6 | 32,8 |
Eens | 19,2 | 11,3 |
Helemaal eens | 10,9 | 1,6 |
Al met al zou het beter zijn om kinderen in het geboorteland en de eigen cultuur te laten opgroeien’ was de volgende stelling die personen voorgelegd hebben gekregen in het onderzoek. Ook bij deze stelling zien we dat geadopteerde personen sterk verdeeld zijn (figuur 4.1.4). Ruim 30% is het (helemaal) eens met deze stelling, 30% is het niet eens en niet oneens met de stelling en nog eens ruim 30% is het (helemaal) oneens met de stelling. Niet-geadopteerde personen geven vaker ‘weet niet’ als antwoord op deze stelling en waren het minder vaak helemaal eens met de stelling dan geadopteerde volwassenen.
Al met al zou het beter zijn om kinderen in het geboorteland en de eigen cultuur te laten opgroeien | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Weet niet | 7,4 | 12,1 |
Helemaal oneens | 8,0 | 1,5 |
Oneens | 23,5 | 25,9 |
Niet eens, niet oneens | 30,1 | 30,8 |
Eens | 18,4 | 24,4 |
Helemaal eens | 12,5 | 5,3 |
Over de rol van de overheid hebben de respondenten de volgende stelling voorgelegd gekregen ‘De Nederlandse overheid moet meer hulp bieden bij het achterhalen van de afkomst van geadopteerden’. Uit figuur 4.1.5 komt naar voren dat 57% van de geadopteerde volwassenen het (helemaal) eens is met deze stelling, bijna een kwart is neutraal en 9% van de geadopteerde personen is het niet eens met de stelling. Geadopteerde personen zijn het vaker helemaal eens met deze stelling dan niet-geadopteerde personen (respectievelijk 28% en 9%). Niet-geadopteerde personen geven vaker aan niet te weten of ze het eens of oneens zijn met de stelling dan geadopteerde personen (10% versus 22%).
De Nederlandse overheid moet meer hulp bieden bij het achterhalen van de afkomst van geadopteerden | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Weet niet | 10,3 | 22,3 |
Helemaal oneens | 1,9 | 1,9 |
Oneens | 7,5 | 9,6 |
Niet eens, niet oneens | 23,1 | 25,7 |
Eens | 28,9 | 31,3 |
Helemaal eens | 28,2 | 9,2 |
De een-na-laatste stelling over adoptie die zowel geadopteerde als niet-geadopteerde personen voorgelegd hebben gekregen is ‘Ik zou zelf nooit een kind adopteren’. Geadopteerde personen zijn verdeeld, maar het eerder oneens dan eens. Bijna 40% van de geadopteerde volwassenen geeft aan het (helemaal) oneens te zijn met de stelling zelf nooit een kind te adopteren ten opzichte van 34% van niet-geadopteerde volwassenen. Ook hier is te zien dat niet-geadopteerde personen vaker aangeven het niet te weten en het iets minder vaak helemaal eens waren met de stelling (figuur 4.1.6).
Ik zou zelf nooit een kind adopteren | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Weet niet | 13,3 | 19,4 |
Helemaal oneens | 17,6 | 12,8 |
Oneens | 21,7 | 21,5 |
Niet eens, niet oneens | 21,2 | 22,6 |
Eens | 11,2 | 13,2 |
Helemaal eens | 15,0 | 10,5 |
De laatste stelling die personen voorgelegd hebben gekregen om algemene attitudes ten aanzien van adoptie te onderzoeken is ‘Interlandelijke adoptie moet altijd mogelijk blijven’. Figuur 4.1.7 laat zien dat geadopteerde volwassenen het overwegend eens waren met deze stelling. Bijna 70% van de geadopteerde en niet-geadopteerde volwassenen was het (helemaal) eens met de stelling dat interlandelijke adoptie mogelijk moet blijven. Indien ‘weet niet’ buiten beschouwing wordt gelaten (dus wanneer enkel gekeken wordt naar respondenten die in het in bepaalde mate eens of oneens zijn met de stelling en niet naar de respondenten die geen mening hebben) zijn niet-geadopteerde volwassenen het niet statistisch significant vaker eens of oneens met deze stelling. Na controle voor de verschillende achtergrondkenmerken verschillen de groepen niet statistisch significant van elkaar op deze stelling.
Interlandelijke adoptie moet altijd mogelijk blijven | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Weet niet | 6,6 | 9,6 |
Helemaal oneens | 3,4 | 1,2 |
Oneens | 3,5 | 0,7 |
Niet eens, niet oneens | 17,3 | 19,2 |
Eens | 40,1 | 48,7 |
Helemaal eens | 29,3 | 20,6 |
Samengevat zijn geadopteerde volwassenen gemiddeld genomen overwegend positief over adoptie. Zo vinden de meeste geadopteerde personen dat interlandelijke adoptie altijd beter is dan kinderen in slechte omstandigheden in het geboorteland te laten opgroeien en vindt de meerderheid dat interlandelijke adoptie altijd mogelijk moet blijven. Wel vinden geadopteerde personen dat een persoon altijd zijn of haar achtergrond moet kunnen achterhalen en verwachten zij meer hulp van de overheid bij het achterhalen van de achtergrond van geadopteerde personen. Niet-geadopteerde personen hebben vaker geen mening over stellingen over interlandelijke adoptie, maar verder zijn de verschillen tussen geadopteerde en niet-geadopteerde personen wat betreft algemene houding ten aanzien van adoptie inhoudelijk relatief beperkt.
4.2 Houding ten aanzien van biologische relaties
Geadopteerde en niet-geadopteerde personen hebben ook drie stellingen voorgelegd gekregen over biologische relaties. De eerste stelling was ‘Relaties kunnen komen en gaan, maar biologische banden zijn voor altijd’. Respondenten konden aangeven in hoeverre ze het eens of oneens waren met deze stelling. Figuur 4.2.1 laat zien dat geadopteerde volwassenen verdeeld zijn over deze stelling, maar het iets vaker oneens dan eens zijn met deze stelling. Hierin verschillen zij duidelijk van niet-geadopteerde personen waar 67% van de personen aangeeft het (helemaal) eens te zijn met de stelling ten opzichte van 33% van de geadopteerde personen.
Relaties kunnen komen en gaan, maar biologische banden zijn voor altijd | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Helemaal oneens | 15,7 | 3,7 |
Oneens | 23,2 | 11,9 |
Niet eens, niet oneens | 27,7 | 17,1 |
Eens | 17,9 | 34,8 |
Helemaal eens | 15,4 | 32,5 |
De tweede stelling die personen voorgelegd hebben gekregen, is ‘De band die een biologische ouder met zijn/haar kind heeft kan niemand vervangen’. Figuur 4.2.2 toont dat 27% van de geadopteerde personen het (helemaal) eens is met deze stelling. Ongeveer de helft van de geadopteerde volwassenen is het (helemaal) oneens met deze stelling. Van de niet-geadopteerde personen geeft 57% aan dat de band met een biologische ouder niet kan worden vervangen door iemand anders.
De band die een biologische ouder met zijn/haar kind heeft kan niemand vervangen | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Helemaal oneens | 22,1 | 5,5 |
Oneens | 28,4 | 17,6 |
Niet eens, niet oneens | 22,2 | 19,9 |
Eens | 14,3 | 32,4 |
Helemaal eens | 13,1 | 24,6 |
De laatste stelling over biologische banden is ‘Voor een kind maakt het niet uit of hij/zij door een adoptieouder of door een biologische ouder wordt opgevoed’. Geadopteerde personen zijn verdeeld over deze stelling, maar zijn het iets vaker (helemaal) eens (45%) dan (helemaal) oneens (33%) met de stelling. Voor niet-geadopteerde personen zijn deze percentages respectievelijk 27% en 31%. Niet-geadopteerde personen geven relatief vaak (41%) aan het niet eens of oneens te zijn met deze stelling (figuur 4.2.3). Geadopteerde personen zijn dus verdeeld over het exacte belang van biologische relaties. In het algemeen hechten zij hier minder waarde aan dan niet-geadopteerde personen.
Voor een kind maakt het niet uit of hij/zij door een adoptieouder of door een biologische ouder wordt opgevoed | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Helemaal oneens | 15,1 | 7,1 |
Oneens | 17,7 | 24,3 |
Niet eens, niet oneens | 22,4 | 41,2 |
Eens | 22,1 | 19,0 |
Helemaal eens | 22,8 | 8,5 |
4.3 Houdingen ten aanzien van eigen adoptie
Hierboven zijn de houdingen van zowel geadopteerde als niet-geadopteerde personen ten aanzien van adoptie in het algemeen beschreven. Hieronder wordt ingegaan op houdingen van geadopteerde personen ten aanzien van hun eigen adoptie. De eerste stelling die aan geadopteerde volwassenen is voorgelegd is ‘Het is heel jammer dat ik geen (hechte) band heb met mijn biologische moeder/vader’. Figuur 4.3.1 laat zien dat geadopteerde personen verdeeld reageren op deze stelling. Gemiddeld genomen geven zij vaker aan het (helemaal) oneens dan (helemaal) eens te zijn met de stelling het jammer te vinden geen hechte band te hebben met de biologische ouders (41% versus 30%).
Het is heel jammer dat ik geen (hechte) band heb met mijn biologische moeder/vader | Geadopteerd (%) |
---|---|
Niet van toepassing | 9,3 |
Helemaal oneens | 23,1 |
Oneens | 18,1 |
Niet eens, niet oneens | 20,0 |
Eens | 17,3 |
Helemaal eens | 12,2 |
De tweede stelling met betrekking tot de eigen adoptie die voorgelegd is aan geadopteerde volwassenen is: ‘Het voelt soms alsof ik in de steek gelaten ben door mijn biologische moeder/vader’. Bij deze stelling is duidelijk te zien dat geadopteerde personen het vaker (helemaal) oneens dan (helemaal) eens zijn. Achtenvijftig procent van de geadopteerde personen is het (helemaal) oneens en 25% is het (helemaal) eens met de stelling dat zij zich in de steek gelaten voelen door de biologische vader/moeder (figuur 4.3.2).
Het voelt soms alsof ik in de steek gelaten ben door mijn biologische moeder/vader | Geadopteerd (%) |
---|---|
Niet van toepassing | 4,1 |
Helemaal oneens | 35,7 |
Oneens | 21,9 |
Niet eens, niet oneens | 13,7 |
Eens | 14,2 |
Helemaal eens | 10,3 |
De derde stelling is ‘Zonder de band met mijn biologische moeder/vader ontbreekt er iets in mijn leven’. In figuur 4.3.3 is hetzelfde patroon te zien: geadopteerde volwassen zijn het vaker (helemaal) oneens dan (helemaal) eens met deze stelling. Bijna 60% van de geadopteerde personen geeft aan het (helemaal) oneens te zijn met de stelling dat er zonder de band met de biologische moeder/vader iets ontbreekt in zijn/haar leven.
Zonder de band met mijn biologische moeder/vader ontbreekt er iets in mijn leven | Geadopteerd (%) |
---|---|
Niet van toepassing | 4,5 |
Helemaal oneens | 34,2 |
Oneens | 24,1 |
Niet eens, niet oneens | 15,3 |
Eens | 12,8 |
Helemaal eens | 9,2 |
‘Ik kijk met gemengde gevoelens terug op mijn adoptie’ is de volgende stelling die personen hebben beantwoord. Ook hier is te zien dat geadopteerde volwassenen het vaker (helemaal) oneens zijn met deze stelling in plaats van (helemaal) eens. De meerderheid (53%) van de geadopteerde volwassenen geeft aan niet met gemengde gevoelens terug te kijken op hun adoptie, minder dan een derde (31%) doet dit wel (figuur 4.3.4).
Ik kijk met gemengde gevoelens terug op mijn adoptie | Geadopteerd (%) |
---|---|
Niet van toepassing | 3,5 |
Helemaal oneens | 33,4 |
Oneens | 19,7 |
Niet eens, niet oneens | 12,2 |
Eens | 17,6 |
Helemaal eens | 13,7 |
De een-na-laatste stelling met betrekking tot de eigen adoptie is ‘Mijn adoptie heeft mij meer kansen gegeven in mijn leven’. Figuur 4.3.5 laat zien dat 84% van de geadopteerde volwassenen het (helemaal) eens is met de stelling. Bijna 60% is het helemaal eens met de stelling dat adoptie hen meer kansen heeft gegeven in het leven. Minder dan 5% is het (helemaal) oneens met deze stelling.
Mijn adoptie heeft mij meer kansen gegeven in mijn leven | Geadopteerd (%) |
---|---|
Niet van toepassing | 1,5 |
Helemaal oneens | 2,5 |
Oneens | 2,2 |
Niet eens, niet oneens | 10,2 |
Eens | 25,0 |
Helemaal eens | 58,7 |
De laatste stelling was ‘Ik ben blij dat ik geadopteerd ben’. Figuur 4.3.6 toont dat ook hier de meerderheid van de personen het eens is met de stelling: 70% van de geadopteerde personen is het (helemaal) eens met de stelling ‘ik ben blij dat ik geadopteerd ben’.
Ik ben blij dat ik geadopteerd ben | Geadopteerd (%) |
---|---|
Niet van toepassing | 1,7 |
Helemaal oneens | 4,5 |
Oneens | 3,7 |
Niet eens, niet oneens | 20,6 |
Eens | 24,3 |
Helemaal eens | 45,2 |
De meerderheid van de geadopteerde personen staat in het algemeen positief ten aanzien van hun eigen adoptie. Zo geeft de meerderheid van de geadopteerde volwassenen aan meer kansen te hebben gekregen door de adoptie en blij te zijn geadopteerd te zijn. Verder vindt de meerderheid van de geadopteerde volwassenen dat het niet hebben van een band met de biologische ouders niet zorgt voor het gevoel dat er iets ontbreekt in hun leven en geven de meeste geadopteerde volwassenen aan zich niet in de steek gelaten te voelen door hun biologische ouders.
In de open antwoorden die respondenten konden geven aan het einde van de vragenlijst zijn meerdere personen ingegaan op gevoelens ten aanzien van hun eigen adoptie. Zoals eerder aangegeven zijn er meerdere geadopteerde personen die problemen samenhangend met hun adoptie beschreven hebben in deze open ruimte (bijvoorbeeld dat ze niet in goede gezinnen terecht zijn gekomen en problemen met de (standaard) psychologische hulpverlening)). Er zijn echter ook meerdere geadopteerde personen die expliciet hebben aangegeven te vinden dat er vaak te negatief wordt gesproken over adoptie.
4.4 Verbondenheid Nederland en geboorteland
Tot slot is er nog een aantal vragen voorgelegd aan geadopteerde volwassenen over de mate waarin zij zich verbonden voelen met Nederland en hun geboorteland. Vijfentachtig procent van de geadopteerde personen geeft aan zich (heel) sterk verbonden te voelen met Nederland (figuur 4.4.1). Minder dan 5% geeft aan zichzelf (helemaal) niet verbonden te voelen met Nederland. De verbondenheid met Nederland is hiermee groter dan de verbondenheid met het geboorteland (figuur 4.4.2). Achtentwintig procent van de geadopteerde volwassenen geeft aan zich (heel) sterk verbonden te voelen met zijn/haar geboorteland en 42% geeft aan zich een beetje verbonden te voelen met zijn/haar geboorteland. Dertig procent geeft aan zich (helemaal) niet verbonden te voelen met zijn/haar geboorteland.
In hoeverre voelt u zich verbonden met Nederland? | Geadopteerd (%) |
---|---|
Helemaal niet | 1,7 |
Niet | 2,1 |
Een beetje | 11,3 |
Sterk | 35,7 |
Heel sterk | 49,2 |
In hoeverre voelt u zich verbonden met uw geboorteland? | Geadopteerd (%) |
---|---|
Helemaal niet | 12,7 |
Niet | 17,3 |
Een beetje | 41,9 |
Sterk | 20,0 |
Heel sterk | 8,2 |
Door middel van drie aanvullende items is meer in detail in kaart gebracht welke rol het geboorteland speelt in het leven van geadopteerde volwassenen in Nederland. Figuur 4.4.3 laat zien dat geadopteerde personen in het algemeen geïnteresseerd zijn in de taal en cultuur van het geboorteland (60%). Ook geeft 56% van de geadopteerde personen aan dat zijn/haar karakter kenmerken heeft van de cultuur van hun geboorteland (figuur 4.4.4). Over de vraag of het een belangrijke rol speelt in hun leven dat ze uit een ander land komen, zijn de meningen verdeeld (figuur 4.4.5).
Ik ben geïnteresseerd in de taal en cultuur van mijn geboorteland | Geadopteerd (%) |
---|---|
Weet niet | 0,8 |
Helemaal oneens | 8,4 |
Oneens | 11,5 |
Niet eens, niet oneens | 19,2 |
Eens | 35,9 |
Helemaal eens | 24,1 |
Mijn karakter heeft kenmerken van de cultuur van mijn geboorteland | Geadopteerd (%) |
---|---|
Weet niet | 13,6 |
Helemaal oneens | 6,9 |
Oneens | 9,4 |
Niet eens, niet oneens | 14,6 |
Eens | 35,2 |
Helemaal eens | 20,3 |
Dat ik uit een ander land kom, speelt een belangrijke rol in mijn leven | Geadopteerd (%) |
---|---|
Weet niet | 1,4 |
Helemaal oneens | 13,0 |
Oneens | 22,4 |
Niet eens, niet oneens | 22,8 |
Eens | 24,1 |
Helemaal eens | 16,3 |
Samenvattend, de verbondenheid die geadopteerde personen met Nederland voelen is groot. De meeste geadopteerde personen geven aan zich (heel) sterk verbonden te voelen met Nederland. De verbondenheid met het geboorteland is minder groot. Toch is er ook enige verbondenheid met het geboorteland. Er is interesse in de taal en cultuur van het geboorteland en geadopteerde personen hebben het idee dat hun karakter kenmerken heeft van de cultuur van hun geboorteland. De opmerking die een respondent gaf in het open veld aan het einde van de vragenlijst ‘de wortels liggen daar, maar de boom staat hier’ sluit goed aan bij deze conclusie.
5. Op zoek naar de roots
5.1 Informatie van adoptieouders
Als eerste is geadopteerde volwassenen gevraagd in welke mate de adoptieouders open zijn geweest over de adoptie. De meerderheid van de geadopteerde volwassenen geeft aan dat de ouders open zijn geweest over de adoptie. Bijna 9 op de 10 geadopteerde volwassenen is het (helemaal) eens met de stelling dat ouders open zijn geweest over de adoptie (figuur 5.1.1).Mijn adoptieouders zijn altijd heel open geweest over mijn adoptie. In hoeverre bent u het hiermee eens of oneens? | Geadopteerd (%) |
---|---|
Helemaal mee oneens | 2,8 |
Mee oneens | 3,0 |
Niet mee eens, niet mee oneens | 4,9 |
Mee eens | 16,7 |
Helemaal mee eens | 72,7 |
De meerderheid van de geadopteerde volwassenen geeft ook aan dat de adoptieouders informatie en/of documenten over de adoptie gedeeld hebben. Figuur 5.1.2 laat zien dat de meeste geadopteerde volwassenen (70%) aangeven dat de ouders deze informatie uit zichzelf gedeeld hebben en nog eens bijna 20% geeft aan dat de ouders dergelijke informatie gedeeld hebben op het moment dat zij erom vroegen.
Hebben uw adoptieouders informatie en documenten die zij hebben over uw adoptie met u gedeeld? | Geadopteerd (%) |
---|---|
Er waren geen documenten | 1,9 |
Zij hebben niets met mij gedeeld | 3,4 |
Zij wilden het met me delen, maar ik had er geen interesse in | 5,2 |
Ze hebben informatie met mij gedeeld toen ik erom vroeg | 19,8 |
Ze hebben informatie uit zichzelf met mij gedeeld | 69,7 |
In het onderzoek is ook gevraagd naar welke informatie of documenten de ouders gedeeld hebben. De naam van het kindertehuis of ziekenhuis waar men geboren is (69%), het paspoort van het geboorteland (67%), de geboorteakte (59%), de rechtbankdocumenten van Nederland (59%), andere informatie (zoals krantenknipsels, dagboekjes, bonnetjes, kleertjes, voorwerpen, namen) (55%) en de rechtbankdocumenten van het geboorteland (52%) worden het meest gedeeld (figuur 5.1.3). Meer dan de helft van de geadopteerde volwassenen geeft aan deze informatie gekregen te hebben van hun adoptieouders. Ook de naam van de biologische vader of moeder is relatief vaak gedeeld (49%). Geadopteerde personen ontvingen het minst vaak een foto (23%) en het adres van de biologische ouder(s) (16%).
Welke informatie is gedeeld door de adoptieouders | Geadopteerd (%) |
---|---|
Naam kindertehuis of ziekenhuis waar u bent geboren | 68,5 |
Paspoort van geboorteland | 66,5 |
Geboorteakte | 59,4 |
Rechtbankdocumenten Nederland | 58,7 |
Andere informatie, bijv. krantenknipsels, dagboekjes, bonnetjes, kleertjes, voorwerpen, namen etc. | 55,2 |
Rechtbankdocumenten geboorteland | 52,3 |
Naam biologische moeder/vader | 49,2 |
Andere documenten | 45,8 |
Afstandsbewijs | 32,1 |
Machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) | 29,5 |
Beginseltoestemming | 28,7 |
Foto van biologische ouder(s) | 22,9 |
Adres biologische moeder/vader | 16,0 |
5.2 Eigen zoektocht naar informatie
Veel geadopteerde volwassenen geven aan informatie te hebben gekregen van hun adoptieouders. In het onderzoek is ook aan bod gekomen of personen zelf op zoek zijn gegaan naar meer informatie over hun achtergrond. Figuur 5.2.1 toont dat ongeveer de helft van de geadopteerde volwassenen aangeeft wel op zoek te zijn gegaan naar informatie over hun achtergrond en ongeveer net zo veel mensen geven aan niet zelf op zoek te zijn gegaan naar meer informatie (51% versus 49%).Bent u zelf op zoek gegaan naar meer informatie over uw achtergrond? | Geadopteerd (%) |
---|---|
Nee | 48,9 |
Ja | 51,1 |
In het onderzoek is ook aan bod gekomen waarom geadopteerde volwassenen wel of niet op zoek zijn gegaan naar meer informatie over hun achtergrond. Onder geadopteerde personen die niet op zoek gingen is gevraagd wat de reden is geweest dat ze niet op zoek zijn gegaan. De meest genoemde reden om niet op zoek te gaan naar meer informatie is dat personen daar geen behoefte aan hebben (73%). Bijna driekwart van de geadopteerde volwassenen geeft dit als reden om niet op zoek te gaan (figuur 5.2.2).
Reden om niet op zoek te willen gaan naar meer informatie over zijn/haar achtergrond | Geadopteerd (%) |
---|---|
Ik heb hier geen behoefte aan | 73,4 |
Ik weet niet waar ik moet beginnen | 17,4 |
Andere reden | 16,0 |
Ik vind dat emotioneel te zwaar | 9,7 |
Vanwege de hoge kosten | 8,0 |
Uit figuur 5.2.3 komt naar voren dat, van de geadopteerde personen die hebben aangegeven niet op zoek te zijn gegaan naar meer informatie, 35% aangeeft in de toekomst (zeker of misschien) wel op zoek te gaan naar informatie, 31% geeft aan van niet en 34% geeft aan het niet te weten.
Denkt u dat u in de toekomst wel op zoek zal gaan naar informatie over uw achtergrond? | Geadopteerd (%) |
---|---|
Weet niet | 34,0 |
Nee, zeker niet | 31,4 |
Ja, misschien | 27,1 |
Ja, zeker | 7,5 |
Zoals aangegeven, is ongeveer de helft van de geadopteerde volwassenen wel op zoek gegaan naar meer informatie over hun achtergrond. Zij hadden verschillende redenen om dit te doen (figuur 5.2.4). De reden die geadopteerde volwassenen het meest geven om op zoek te gaan naar hun roots is dat zij graag meer wilden weten over waar ze vandaan komen. Tweeëntachtig procent van de geadopteerde volwassenen die zelf op zoek is gegaan naar meer informatie over hun achtergrond geeft dit als reden. Andere relatief vaak genoemde redenen zijn meer te willen weten over de biologische familie (69%), of ze op hun familie lijken wat betreft uiterlijk en karakter (61%) en of ze broers of zussen hebben (56%). Een band opbouwen met de biologische familie (25%), meer informatie over mogelijke erfelijke aandoeningen (24%) en het willen krijgen of hebben van kinderen (13%) wordt het minst vaak genoemd als reden om op zoek te zijn gegaan naar meer informatie over de achtergrond.
Reden om wel op zoek te gaan naar meer informatie over zijn/haar achtergrond | Geadopteerd (%) |
---|---|
Meer weten over waar ik vandaan kom | 82,3 |
Meer weten over mijn biologische familie | 68,7 |
Weten of ik op mijn familieleden lijk qua uiterlijk en karakter | 61,4 |
Weten of ik broers en zussen heb | 55,6 |
Het gevoel dat er iets in mijn leven ontbrak | 46,1 |
De reden van mijn adoptie weten | 45,9 |
Een band opbouwen met mijn biologische familieleden | 25,1 |
Meer weten over mogelijke erfelijke aandoeningen | 23,6 |
Andere reden | 15,2 |
Omdat ik zelf kinderen wilde krijgen of al kinderen had | 13,0 |
Aan de personen die op zoek zijn gegaan naar meer informatie over hun achtergrond is gevraagd of zij hierbij hulp hebben gekregen en zo ja, van wie. De meeste personen geven aan inderdaad hulp te hebben gekregen. Ongeveer 1 op de 5 geadopteerde volwassenen die zelf op zoek zijn gegaan naar hun roots geeft aan geen hulp te hebben gekregen. Bijna de helft van de personen die geen hulp hebben gekregen, geeft aan wel behoefte te hebben aan hulp. De personen die wel hulp hebben gekregen, hebben dit meestal van hun adoptieouders ontvangen. Eénenzestig procent geeft aan hulp van zijn/haar adoptieouders te hebben ontvangen. Ook bemiddelende organisaties en adoptieverenigingen hebben relatief vaak geholpen bij de zoektocht (respectievelijk 20% en 15%). Minder dan 2% geeft aan hulp te hebben gekregen van een Nederlandse overheidsorganisatie (figuur 5.2.5).
Van wie hij/zij hulp heeft gekregen bij het op zoek gaan naar meer informatie over zijn/haar achtergrond | Geadopteerd (%) |
---|---|
Ja, van mijn adoptieouders | 60,7 |
Ja, van een andere organisatie | 21,3 |
Ja, van een bemiddelende organisatie | 20,1 |
Nee, ik heb geen hulp gekregen | 19,5 |
Ja, van een adoptievereniging | 15,2 |
Ja, van een belangengroep of Facebookgroep | 7,8 |
Ja, van een overheidsorganisatie uit mijn geboorteland | 7,5 |
Ja, van FIOM | 7,4 |
Ja, van een Nederlandse overheidsorganisatie | 1,7 |
Vervolgens is in kaart gebracht hoe nuttig personen deze hulp gevonden hebben (1 = ‘helemaal niet nuttig’ en 5 = ‘heel nuttig’). In het algemeen zijn personen tevreden over de hulp die zij ontvangen hebben bij hun zoektocht. Meestal wordt deze hulp als (heel) nuttig ervaren. Het minst tevreden is men over de hulp van Fiom. 25) Hoewel ook hier meer mensen de hulp wel dan niet nuttig vonden. Ook over de hulp van een belangengroep of Facebookgroep en de hulp van een Nederlandse overheidsorganisatie is men relatief minder tevreden. Over de hulp van de adoptieouders en overige organisaties is men het meest tevreden (figuur 5.2.6).
Of men de hulp nuttig vond. | Geadopteerd (gemiddelde) |
---|---|
Mijn adoptieouders | 4,23 |
Een andere organisatie | 4,20 |
Een overheidsorganisatie uit mijn geboorteland | 4,10 |
Een bemiddelende organisatie | 4,06 |
Een adoptievereniging | 4,01 |
Een belangengroep of Facebookgroep | 3,89 |
Een Nederlandse overheidsorganisatie | 3,75 |
FIOM | 3,19 |
In de toelichtingen die respondenten aan het einde van de vragenlijst konden geven, klinkt een oproep door naar één goed informatiepunt waar geadopteerde personen met alle vragen of problemen terecht kunnen. Het zou een informatiepunt moeten zijn waar personen altijd met alle vragen terecht moeten kunnen indien zij meer begeleiding nodig hebben bij hun zoektocht. Men vindt dat deze hulp/een dergelijk informatiepunt op dit moment niet beschikbaar is. Ook wordt geopperd dat de overheid de verantwoordelijkheid heeft om meer hulp te bieden bij hun zoektocht en dat de overheid de plicht heeft geadopteerden daarbij financieel te ondersteunen.
5.3 Onjuiste informatie
Ongeveer de helft van de geadopteerde volwassenen is op zoek gegaan naar informatie over hun achtergrond en adoptie. De vraag is in hoeverre zij tijdens die zoektocht erachter zijn gekomen dat bepaalde informatie of documenten over hun adoptie niet klopt. Uit dit onderzoek komt naar voren dat het regelmatig voorkomt dat bepaalde informatie en/of documenten niet juist zijn. Ongeveer 1 op de 3 personen die op zoek is gegaan naar meer informatie over de eigen achtergrond en adoptie geeft aan dat alle informatie juist is. Bij andere personen is er informatie naar boven gekomen tijdens de zoektocht die niet juist bleek te zijn. Figuur 5.3.1 laat zien dat 13% aangeeft dat de geboorteakte niet bleek te kloppen. De naam van de biologische ouders bleek bij 11% niet te kloppen. Ongeveer 1 op de 5 geadopteerde personen heeft aangegeven dat ‘andere informatie’ niet juist bleek te zijn. Zij konden vervolgens aangeven welke informatie niet juist bleek te zijn. De antwoorden die hier gegeven werden waren zeer uiteenlopend. Voorbeelden zijn informatie over de geboorteplaats, de datum van vertrek uit het geboorteland, de gezondheidstoestand op het moment van adoptie, gegevens over broers/zussen, grootouders en contactpersonen/ tussenpersonen, het beroep van de biologische ouders, de huwelijkse staat van de biologische ouders en of de biologische ouders nog in leven waren. Ook noemen relatief veel geadopteerde personen dat de geboortedatum niet bleek te kloppen waardoor zij niet weten hoe oud zij exact zijn. Ten slotte zijn er vrij veel geadopteerden die aangeven dat de reden waarom zij ter adoptie zijn aangeboden niet bleek te kloppen, bijvoorbeeld omdat de biologische ouders misleid zijn of dat het verhaal was dat zij te vondeling gelegd waren terwijl dit niet zo bleek te zijn.Percentage per document/informatie dat niet bleek te kloppen tijdens de zoektocht naar meer informatie over zijn/haar achtergrond | Geadopteerd (%) |
---|---|
Andere informatie | 19,1 |
Geboorteakte | 12,9 |
Naam biologische moeder/vader | 11,1 |
Afstandsbewijs | 7,9 |
Adres biologische moeder/vader | 6,8 |
Rechtbankdocumenten geboorteland | 5,8 |
Naam kindertehuis of ziekenhuis waar u bent geboren | 4,9 |
Paspoort van geboorteland | 3,7 |
Het komt dus regelmatig voor dat er tijdens de zoektocht van geadopteerde personen informatie of documenten naar boven zijn gekomen die onjuist bleken te zijn. Ook voor de adoptieouders blijkt dit als een verrassing te komen volgens de meeste geadopteerden. Tweeënzeventig procent van de geadopteerde personen geeft aan dat hun adoptieouders niet wisten dat bepaalde informatie of documenten niet juist zouden zijn (figuur 5.3.2).
Waren uw adoptieouders ervan op de hoogte dat deze informatie of documenten niet kloppen? | Geadopteerd (%) |
---|---|
Weet niet | 14,7 |
Nee, ze wisten dat niet | 72,2 |
Ja, ze wisten dat er iets niet klopte | 13,0 |
5.4 Resultaten zoektocht
Tot slot zijn in het onderzoek meerdere vragen gesteld over hoe de zoektocht is verlopen. Ongeveer een derde van de geadopteerde volwassenen die op zoek zijn gegaan geeft aan meer informatie te hebben gevonden over hun adoptie en/of over hun biologische vader of moeder. Eén op de vijf personen die op zoek zijn gegaan, geeft aan (nog) niets te hebben gevonden en ongeveer net zoveel personen geven aan alle informatie te hebben gevonden die zij zochten. Negentien procent van de geadopteerde volwassen geeft aan dat zij de zoektocht hebben moeten staken, omdat zij niet verder kwamen (figuur 5.4.1).Hoe de zoektocht verlopen is | Geadopteerd (%) |
---|---|
Ik heb meer informatie gevonden over mijn biologische moeder of vader | 33,4 |
Ik heb meer informatie gevonden over mijn adoptie | 32,7 |
Ik heb alle informatie gevonden die ik zocht | 19,8 |
Ik heb mijn zoektocht moeten staken omdat ik niet verder kom | 18,8 |
Ik heb nog niets gevonden | 20,1 |
Figuur 5.4.2 toont aan dat iets meer dan een derde van de geadopteerde volwassenen die op zoek is gegaan naar meer informatie over hun achtergrond aangeeft contact te hebben gehad met hun biologische vader of moeder (35%) en met overige biologische familieleden (36%).
Of hij/zij contact heeft gehad met zijn/haar biologische familie | Geadopteerd (%) |
---|---|
Ik heb contact gehad met andere biologische familieleden | 35,6 |
Ik heb contact gehad met mijn biologische moeder of vader | 34,7 |
Figuur 5.4.3 laat zien dat er relatief weinig geadopteerde volwassenen zijn die aangeven te zijn tegengewerkt tijdens hun zoektocht. Van de personen die op zoek zijn gegaan naar meer informatie over hun roots geeft 7% aan te zijn tegengewerkt door instellingen in hun geboorteland en 4% geeft aan tegen te zijn gewerkt door instellingen in Nederland.
Of hij/zij is tegengewerkt tijdens de zoektocht | Geadopteerd (%) |
---|---|
Ik ben tegengewerkt bij mijn zoektocht door instellingen in mijn geboorteland | 6,5 |
Ik ben tegengewerkt bij mijn zoektocht door instellingen in Nederland | 3,6 |
Tot slot is aan personen die op zoek zijn geweest naar meer informatie over hun achtergrond gevraagd of zij ooit DNA afgestaan hebben voor een verwantschapsonderzoek. De meeste personen (82%) geven aan dit nooit gedaan te hebben. Dertien procent geeft aan dit gedaan te hebben om (meer) familieleden te vinden via internationale DNA-databanken en 7% geeft aan dit gedaan te hebben om te controleren of biologische familieleden inderdaad verwant waren (figuur 5.4.4).
Percentage dat een DNA test heeft gedaan tijdens de zoektocht naar meer informatie | Geadopteerd (%) |
---|---|
Nee, ik heb geen DNA-test gedaan | 82,4 |
Ja, om (meer) familieleden te vinden via internationale DNA databanken | 12,6 |
Ja, om te controleren of gevonden biologische familieleden inderdaad verwant zijn | 7,4 |
Samengevat geeft ongeveer de helft van de geadopteerde personen aan wel op zoek te zijn geweest naar meer informatie over hun adoptie en/of achtergrond en ongeveer de helft geeft aan dit niet gedaan te hebben. Het is duidelijk dat de adoptieouders een belangrijke rol hebben gespeeld indien personen wel op zoek zijn gegaan. De meerderheid van de geadopteerde personen geeft aan dat hun adoptieouders heel open zijn geweest over hun adoptie en dat zij, al dan niet gevraagd, informatie met hun gedeeld hebben over de adoptie. Het zijn ook de adoptieouders die het meest geholpen hebben indien geadopteerde personen op zoek zijn gegaan naar meer informatie over hun adoptie en/of achtergrond. Geadopteerde personen geven ook aan de hulp van de adoptieouders nuttig te vinden, vaak nuttiger dan de hulp van verschillende organisaties. De zoektocht naar meer informatie over de adoptie of de achtergrond blijkt een moeizaam proces te kunnen zijn. Slechts een derde van de personen die op zoek zijn gegaan geeft aan dat alle informatie die zij gevonden hebben juist bleek te zijn. De overige personen zijn informatie of documenten (zoals de geboorteakte) tegengekomen die niet bleken te kloppen. De meeste geadopteerde personen geven aan dat ook hun adoptieouders niet op de hoogte waren dat deze informatie en documenten niet juist waren.
6. De zoektocht per adoptieland
6.1 Adoptielanden
Zoals in de inleiding aangegeven hebben 3 454 geadopteerde personen aan dit onderzoek meegedaan. Deze zijn uit verschillende landen geadopteerd. De Commissie heeft de opdracht gekregen om in ieder geval onderzoek te doen naar Bangladesh, Brazilië, Colombia, Indonesië en Sri Lanka. Daarom wordt in dit hoofdstuk in meer detail gekeken hoe personen uit deze landen tegen hun adoptie aankijken, of zij al dan niet op zoek zijn gegaan naar meer informatie over hun adoptie en wat het resultaat van deze zoektocht was. Naast deze landen zijn China, India en Zuid-Korea landen waar veel geadopteerde personen vandaan kwamen (relatief veel personen uit deze landen hebben meegewerkt aan dit onderzoek).26) Daarom worden ook deze landen apart onderzocht in dit rapport. In Tabel 6.1.1 staat weergegeven hoeveel personen uit deze adoptielanden exact meegewerkt hebben aan het onderzoek.Aantal respondenten | ||
---|---|---|
Zuid-Korea | 555 | |
Colombia | 551 | |
Sri Lanka | 470 | |
Indonesië | 443 | |
India | 402 | |
China | 276 | |
Brazilië | 147 | |
Bangladesh | 61 | |
6.2 Houding ten aanzien van eigen adoptie per adoptieland
Als eerste wordt in kaart gebracht of het uitmaakt uit welk land personen zijn geadopteerd wat betreft hoe zij tegen hun eigen adoptie aankijken. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het item ‘Ik ben blij dat ik geadopteerd ben’. Voor deze analyses staat een lage score voor helemaal oneens met de stelling (1) en een hoge score voor helemaal eens (5). In figuur 6.2.1 staat de gemiddelde score op deze stelling per adoptieland weergegeven. Er zijn kleine verschillen zichtbaar tussen de adoptielanden in de mate waarin personen blij zijn dat zij geadopteerd zijn. Voor alle landen geldt dat personen gemiddeld genomen aangeven blij te zijn dat ze geadopteerd zijn. Personen die uit China (4,29) en India (4,19) geadopteerd zijn geven gemiddeld genomen het vaakst aan blij te zijn met hun adoptie. Personen uit Bangladesh (3,67) en Zuid-Korea (3,70) geven het minst vaak aan blij te zijn met hun adoptie.Ik ben blij dat ik geaopteerd ben | geadopteerd (gemiddelde) |
---|---|
Colombia | 4,0 |
Brazilie | 4,0 |
China | 4,3 |
Indonesie | 4,0 |
Zuid-Korea | 3,7 |
Sri lanka | 4,1 |
India | 4,2 |
Bangladesh | 3,7 |
6.3 Ondernemen zoektocht per adoptieland
De volgende vraag is of op zoek zijn gegaan naar meer informatie over hun adoptie en achtergrond afhankelijk is van het land waaruit men geadopteerd is. Zoals in het vorige hoofdstuk staat beschreven, gaf van alle geadopteerde volwassenen gemiddeld ongeveer de helft aan wel op zoek te zijn geweest naar meer informatie en de andere helft gaf aan niet op zoek te zijn geweest naar meer informatie over de adoptie. In figuur 6.3.1 staat weergegeven of het wel of niet op zoek zijn geweest samenhangt met uit welk land men geadopteerd is. Het figuur toont dat vooral personen die uit China geadopteerd zijn aangeven niet zelf op zoek te zijn gegaan naar meer informatie over hun achtergrond. Waar uit andere landen ongeveer de helft aangeeft op zoek te zijn geweest, is dit uit China ongeveer een kwart. Personen die uit China geadopteerd zijn geven dus beduidend minder vaak aan op zoek te zijn geweest naar meer informatie over hun adoptie en achtergrond dan personen die uit andere landen geadopteerd zijn.Bent u zelf op zoek gegaan naar meer informatie over uw achtergrond? | geadopteerd (%) |
---|---|
Colombia | 56,3 |
Brazilie | 54,4 |
China | 26,0 |
Indonesie | 54,2 |
Zuid-Korea | 51,6 |
Sri lanka | 55,8 |
India | 47,9 |
Bangladesh | 52,4 |
6.4 Resultaat zoektocht per adoptieland
Ook indien gekeken wordt naar het resultaat van de zoektocht springen personen die uit China geadopteerd zijn eruit. Gemiddeld genomen geeft ongeveer 1 op de 5 geadopteerde volwassenen aan alle informatie gevonden te hebben en ongeveer evenveel personen geven aan nog niets gevonden te hebben (figuur 6.4.1 en 6.4.2). Personen die uit China geadopteerd zijn geven minder vaak aan alle informatie gevonden te hebben die zij zochten (8%) en vaker aan nog niets gevonden te hebben (bijna de helft). Naast China valt ook Bangladesh op indien gekeken wordt naar het resultaat van de zoektocht. In vergelijking met de andere adoptielanden geven personen die uit Bangladesh geadopteerd zijn ook relatief weinig aan dat zij alle informatie gevonden hebben die zij zochten (net als bij China is dit 8%).
-> Ik heb alle informatie gevonden die ik zocht | Geadopteerd (%) |
---|---|
Colombia | 23,2 |
Brazilie | 21,0 |
China | 8,2 |
Indonesie | 18,6 |
Zuid-Korea | 14,6 |
Sri lanka | 23,0 |
India | 15,1 |
Bangladesh | 8,0 |
-> Ik heb nog niets gevonden | geadopteerd (%) |
---|---|
Colombia | 17,9 |
Brazilie | 18,4 |
China | 47,5 |
Indonesie | 23,6 |
Zuid-Korea | 14,5 |
Sri lanka | 14,1 |
India | 24,7 |
Bangladesh | 30,5 |
Zoals in het vorige hoofdstuk te lezen is, geven relatief weinig personen aan tijdens hun zoektocht te zijn tegengewerkt door instellingen in Nederland of door instellingen uit het geboorteland. In de figuren 6.4.3 en 6.4.4 staat per adoptieland aangegeven in hoeverre personen tijdens hun zoektocht tegengewerkt zijn door instellingen in Nederland of door instellingen in hun geboorteland. Personen die geadopteerd zijn uit Bangladesh en India geven relatief vaak aan dat zij tijdens hun zoektocht zijn tegengewerkt door instellingen in Nederland. Verder geeft één op de vijf personen die uit India geadopteerd zijn aan te zijn tegengewerkt door instellingen uit het geboorteland. Ook voor personen die uit Bangladesh en Zuid-Korea geadopteerd zijn, ligt dit percentage relatief hoog (rond de 10%).
-> Ik ben tegengewerkt bij mijn zoektocht door instellingen in Nederland | geadopteerd (%) |
---|---|
Colombia | 3,2 |
Brazilie | 3,1 |
China | 0,0 |
Indonesie | 0,9 |
Zuid-Korea | 2,2 |
Sri lanka | 3,3 |
India | 10,2 |
Bangladesh | 20,7 |
-> Ik ben tegengewerkt bij mijn zoektocht door instellingen in mijn geboorteland | geadopteerd (%) |
---|---|
Colombia | 3,6 |
Brazilie | 3,5 |
China | 2,7 |
Indonesie | 2,3 |
Zuid-Korea | 10,9 |
Sri lanka | 4,4 |
India | 20,0 |
Bangladesh | 9,8 |
6.5 Onjuiste informatie per adoptieland
In het vorige hoofdstuk werd duidelijk dat er regelmatig onjuiste informatie naar boven kwam tijdens de zoektocht. In deze paragraaf wordt weergegeven of er verschillen zijn tussen de adoptielanden wat betreft de mate waarin foute documenten naar boven komen tijdens de zoektocht. In figuur 6.5.1 is te zien dat relatief weinig personen die uit Bangladesh of China zijn geadopteerd (en op zoek zijn geweest) aangeven dat alle informatie die zij gevonden hebben juist is (respectievelijk 3 en 15%). Bij personen die geadopteerd zijn uit Colombia of Brazilië is dit percentage relatief hoog. Meer dan een derde van de personen die uit Colombia zijn geadopteerd geeft aan dat zij tijdens hun zoektocht niet gestuit zijn op onjuiste informatie en voor Brazilië is dit meer dan 40%. Dit is vaker dan bij personen die uit de andere landen geadopteerd zijn.
-> Nee, alles klopt | geadopteerd (%) |
---|---|
Colombia | 34,0 |
Brazilie | 43,7 |
China | 14,6 |
Indonesie | 24,4 |
Zuid-Korea | 23,9 |
Sri lanka | 29,3 |
India | 27,1 |
Bangladesh | 3,4 |
Indien per adoptieland gekeken wordt welke onjuiste informatie personen tegen zijn gekomen tijdens hun zoektocht zijn de verschillen tussen landen vrij groot.27) Figuur 6.5.2 laat zien dat vooral personen die uit Bangladesh zijn geadopteerd relatief vaak aangeven dat verschillende documenten en informatie die zij tegen zijn gekomen tijdens hun zoektocht onjuist bleken te zijn. Zo geeft meer dan 30% van de personen die geadopteerd zijn uit Bangladesh dat het afstandsbewijs onjuist bleek te zijn. Ook de naam van de biologische ouders blijkt bij 1 op de 3 personen die geadopteerd is uit Bangladesh en op zoek is gegaan niet te kloppen. Ook bij Sri Lanka blijken documenten die gevonden zijn tijdens de zoektocht relatief vaak niet te kloppen. Zo geeft ongeveer 1 op de 5 personen, die uit Sri Lanka geadopteerd is en op zoek is gegaan naar meer informatie, aan dat de geboorteakte niet juist blijkt te zijn. Ook de naam van de biologische ouder en het adres van de biologische ouders blijken relatief vaak onjuist. Hierbij dient opgemerkt te worden dat in het onderzoek gevraagd is aan alle personen die op zoek zijn gegaan naar meer informatie over hun adoptie en achtergrond of zij foutieve informatie of documenten tegen zijn gekomen in hun zoektocht. Des te vaker documenten zijn opgespoord, des te groter is in het algemeen de kans dat informatie niet blijkt te kloppen. Met andere woorden, bovenstaande cijfers tonen niet per se aan dat documenten uit Bangladesh en Sri Lanka vaker onjuist zijn (mogelijk zijn deze simpelweg vaker gevonden tijdens de zoektocht). Dit kan ook een reden zijn dat personen die uit China geadopteerd zijn relatief niet vaak aangeven foutieve informatie tegen te zijn gekomen. Zoals eerder in dit hoofdstuk beschreven, hebben personen uit China überhaupt minder vaak informatie over de adoptie gevonden.
Foute documenten uitgesplitst naar adoptieland | Colombia (%) | Brazilië (%) | China (%) | Indonesië (%) | Zuid-Korea (%) | Sri Lanka (%) | India (%) | Bangladesh (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Afstandsbewijs | 7,4 | 9,5 | 4,1 | 11,2 | 4,6 | 10,3 | 4,5 | 30,5 |
Geboorteakte | 14,0 | 15,3 | 5,0 | 13,4 | 11,3 | 20,8 | 4,2 | 12,6 |
Paspoort van geboorteland | 3,1 | 0,6 | 0,0 | 1,6 | 2,6 | 9,2 | 2,5 | 19,0 |
Rechtbankdocumenten geboorteland | 4,9 | 6,5 | 2,2 | 6,8 | 1,6 | 12,8 | 2,3 | 21,3 |
Naam biologische moeder/vader | 7,3 | 8,1 | 0,0 | 11,7 | 12,7 | 22,9 | 4,1 | 30,5 |
Adres biologische moeder/vader | 1,9 | 6,1 | 0,0 | 12,0 | 5,4 | 17,4 | 1,2 | 17,8 |
Naam kindertehuis of ziekenhuis waar u bent geboren | 2,1 | 1,7 | 2,2 | 4,2 | 3,8 | 11,8 | 7,2 | 8,0 |
Samenvattend blijken er dus verschillen te zijn tussen adoptielanden indien de zoektocht van geadopteerden naar meer informatie over de adoptie en de achtergrond in meer detail bestudeerd wordt. Zo wordt duidelijk dat personen die uit China geadopteerd zijn minder vaak op zoek gaan naar meer informatie over hun adoptie en achtergrond dan personen die uit andere landen geadopteerd zijn. Ook indien gekeken wordt naar het resultaat van de zoektocht zijn er verschillen tussen de landen. Indien personen op zoek gaan, geven personen uit China minder vaak aan alle informatie gevonden te hebben die zij zochten. Dit geldt ook voor personen die uit Bangladesh geadopteerd zijn. In het algemeen zijn er weinig geadopteerde personen die aangeven tijdens hun zoektocht te zijn tegen gewerkt door overheidsinstellingen. Personen die uit Bangladesh, India of Zuid-Korea geadopteerd zijn geven relatief vaak aan tegengewerkt te zijn tijdens hun zoektocht door instellingen uit het geboorteland. Tot slot blijken er ook verschillen te zijn tussen de landen wat betreft de mate waarin documenten die gevonden worden tijdens de zoektocht onjuist blijken te zijn. Personen die geadopteerd zijn uit Brazilië of Colombia komen relatief minder vaak informatie tegen tijdens hun zoektocht die onjuist blijkt te zijn. Personen die geadopteerd zijn uit Bangladesh en China geven juist minder vaak aan dat alle informatie die zij gevonden hebben tijdens de zoektocht bleek te kloppen.
27) Afwijkende schaal in verband met de leesbaarheid van de figuur.
7. Adoptie en de zoektocht: een meer gedetailleerd beeld
7.1 Invloed van leeftijd waarop men is geadopteerd
Van alle personen die meegedaan hebben aan het onderzoek is net iets meer dan de helft in het eerste levensjaar geadopteerd (53%). Net iets minder dan de helft (47%) is na het eerste levensjaar geadopteerd. In deze paragraaf wordt gekeken of al dan niet in het eerste levensjaar geadopteerd zijn invloed heeft op hoe gelukkig men was tijdens de jeugd en hoe gelukkig men in het volwassen leven is en in hoeverre dit de houding ten aanzien van de eigen adoptie en zoekgedrag beïnvloedt.Om te kijken naar hoe gelukkig men in het algemeen in de jeugd was wordt gebruik gemaakt van het item ‘ik heb al met al een gelukkig jeugd gehad’. Er blijkt een duidelijke relatie tussen de leeftijd waarop personen geadopteerd zijn en de mate waarin men aangeeft een gelukkige jeugd te hebben gehad. Personen die in het eerste levensjaar geadopteerd zijn, geven vaker aan dat zij een gelukkige jeugd gehad hebben dan personen die na hun eerste levensjaar geadopteerd zijn (figuur 7.1.1). Bijna 70% van de geadopteerde volwassenen die in hun eerste levensjaar geadopteerd zijn geeft aan een gelukkige jeugd te hebben gehad. Voor geadopteerde volwassenen die na hun eerste levensjaar zijn geadopteerd was dit 56%.
Ik heb al met al een gelukkige jeugd gehad | In eerste levensjaar geadopteerd (%) | Na eerste levensjaar geadopteerd (%) |
---|---|---|
Helemaal oneens | 4,2 | 7,9 |
Oneens | 11,7 | 14,5 |
Niet eens, niet oneens | 15,3 | 21,7 |
Eens | 34,3 | 32,5 |
Helemaal eens | 34,4 | 23,4 |
Verder is onderzocht in hoeverre er ook een relatie is tussen de leeftijd waarop men geadopteerd is en hoe gelukkig men is tijdens het volwassen leven. Hiervoor wordt gekeken naar het item ‘Ik ben tevreden met mijn leven alles bij elkaar genomen’. Figuur 7.1.2 laat zien dat, net als bij geluk tijdens de jeugd, de leeftijd waarop men geadopteerd is (al dan niet in het eerste levensjaar) invloed heeft op hoe gelukkig men tijdens het volwassen leven is. Personen die in het eerste levensjaar geadopteerd zijn, geven vaker aan tevreden te zijn met hun leven dan personen die na het eerste levensjaar geadopteerd zijn (81% versus 76%).
Ik ben tevreden met mijn leven, alles bij elkaar genomen | In eerste levensjaar geadopteerd (%) | Na eerste levensjaar geadopteerd (%) |
---|---|---|
Helemaal oneens | 1,9 | 2,6 |
Oneens | 7,4 | 9,0 |
Niet eens, niet oneens | 10,1 | 12,4 |
Eens | 46,2 | 46,7 |
Helemaal eens | 34,4 | 29,4 |
In lijn met deze bevindingen is er ook een relatie tussen leeftijd waarop men geadopteerd is en de mate waarin men ooit contact heeft gehad met een psycholoog, psychiater of psychotherapeut. Personen die na het eerste levensjaar geadopteerd zijn, hebben vaker psychologische hulp gehad (66%) dan personen die in het eerste levensjaar geadopteerd zijn (63%).
Heeft u ooit voor uzelf contact gehad met een psycholoog, psychiater of psychoterapeut? | In eerste levensjaar geadopteerd (%) | Na eerste levensjaar geadopteerd (%) |
---|---|---|
Niet beantwoord | 1,6 | 1,7 |
Nee | 35,7 | 32,5 |
Ja | 62,7 | 65,8 |
Er is ook duidelijk een relatie tussen de leeftijd waarop men geadopteerd is en hoe blij men is dat hij/zij geadopteerd is. Figuur 7.1.4 laat zien dat geadopteerde personen die in het eerste levensjaar geadopteerd zijn vaker aangeven het (helemaal) eens te zijn met de stelling blij te zijn dat ze geadopteerd zijn dan personen die na het eerste levensjaar geadopteerd zijn (73% versus 66%).
Ik ben blij dat ik geadopteerd ben | In eerste levensjaar geadopteerd (%) | Na eerste levensjaar geadopteerd (%) |
---|---|---|
n.v.t. | 1,2 | 1,4 |
Helemaal oneens | 3,2 | 6,7 |
Oneens | 3,3 | 4,1 |
Niet eens, niet oneens | 19,6 | 21,5 |
Eens | 23,8 | 25,3 |
Helemaal eens | 48,9 | 41,0 |
De relatie tussen de leeftijd waarop men geadopteerd is en of men wel of niet op zoek is gegaan naar meer informatie over de achtergrond is kleiner (figuur 7.1.5). Personen die in het eerste levensjaar geadopteerd zijn, geven iets vaker aan zelf op zoek te zijn gegaan naar meer informatie over zijn/haar achtergrond (53% versus 49%).
Bent u zelf op zoek gegaan naar meer informatie over uw achtergrond? | In eerste levensjaar geadopteerd (%) | Na eerste levensjaar geadopteerd (%) |
---|---|---|
Ja | 53,1 | 49,4 |
7.2 Welzijn en zoekgedrag
Uit hoofdstuk 3 komt naar voren dat het welzijn van geadopteerde personen in Nederland in het algemeen hoog is en dat geadopteerde volwassenen in het algemeen positief staan ten opzichte van hun eigen adoptie (hoofdstuk 4). Tegelijkertijd is duidelijk dat veel geadopteerde personen op zoek zijn naar hun roots en dat veel personen hier problemen bij ondervinden doordat zij foute documenten tegenkomen tijdens hun zoektocht (hoofdstuk 5). Tot slot wordt in dit onderzoek nog ingegaan op de relatie tussen algemeen welzijn en houding ten aanzien van hun eigen adoptie en de zoektocht naar meer informatie. Mensen die het eens of helemaal eens zijn met de volgende drie items: 1) Mijn leven is ideaal in de meeste opzichten, 2) Mijn levensomstandigheden zijn uitstekend, en 3) Ik ben tevreden met mijn leven alles bij elkaar genomen, worden gekenmerkt als gelukkig (63%) en de overige personen als minder gelukkig (37%).Het is duidelijk dat algemeen welzijn hand in hand gaat met een positieve houding ten aanzien van de eigen adoptie. Figuur 7.2.1 laat zien dat personen die aangegeven hebben in het algemeen gelukkig te zijn, vaker aangeven blij te zijn geadopteerd te zijn dan personen die minder gelukkig zijn (82% versus 48%).
Ik ben blij dat ik geadopteerd ben | Minder gelukkig (%) | Gelukkig (%) |
---|---|---|
n.v.t. | 1,7 | 1,0 |
Helemaal oneens | 11,6 | 1,0 |
Oneens | 7,8 | 1,3 |
Niet eens, niet oneens | 30,7 | 14,6 |
Eens | 22,2 | 25,8 |
Helemaal eens | 25,9 | 56,3 |
Er is ook duidelijk een relatie tussen de mate waarin geadopteerde personen gelukkig zijn en de mate waarin zij op zoek zijn gegaan naar meer informatie over hun adoptie en achtergrond. Van de geadopteerde personen die aangegeven hebben gelukkig te zijn met hun leven is minder dan de helft (47%) op zoek gegaan naar meer informatie over hun adoptie en achtergrond. Van de geadopteerde personen die minder gelukkig zijn met hun leven is dit bijna 60% (figuur 7.2.2).
Bent u zelf op zoek gegaan naar meer informatie over uw achtergrond? | Minder gelukkig (%) | Gelukkig (%) |
---|---|---|
Ja | 59,6 | 46,6 |
Tot slot wordt in dit onderzoek gekeken of er een relatie is tussen algemeen welzijn en of personen tijdens hun zoektocht foute informatie tegen zijn gekomen. Figuur 7.2.3 laat duidelijk een relatie zien tussen hoe gelukkig geadopteerde personen zijn met hun leven en of zij tijdens hun zoektocht informatie tegen zijn gekomen die onjuist bleek te zijn. Achtentwintig procent van de geadopteerde personen die op zoek zijn gegaan en aangeven gelukkig te zijn met hun leven is informatie tegengekomen die onjuist bleek te zijn. Bij personen die aangeven minder gelukkig te zijn met hun leven is 44% informatie tegengekomen die niet bleek te kloppen. Geadopteerde personen die aangeven foute informatie tegen te zijn gekomen, geven dus significant vaker aan minder gelukkig te zijn.
Persoon is tijdens de zoektocht onjuiste informatie tegengekomen | Minder gelukkig (%) | Gelukkig (%) |
---|---|---|
Ja | 43,8 | 27,5 |
Ook is er duidelijk een relatie tussen het tegengekomen zijn van foute documenten tijdens de zoektocht en de mate waarin men blij is geadopteerd te zijn. Figuur 7.2.4 laat zien dat personen die aangeven geen foute documenten tegengekomen te zijn tijdens hun zoektocht duidelijk vaker aangeven blij te zijn geadopteerd te zijn dan personen die wel foute documenten tegen zijn gekomen tijdens hun zoektocht (69% versus 46%).
Ik ben blij dat ik geaopteerd ben | Geen onjuiste informatie tegengekomen (%) | Onjuiste informatie tegengekomen (%) |
---|---|---|
Helemaal oneens | 5,2 | 11,2 |
Oneens | 5,2 | 7,7 |
Niet eens, niet oneens | 20,6 | 35,3 |
Eens | 27,3 | 22,1 |
Helemaal eens | 41,7 | 23,8 |
De resultaten in dit hoofdstuk tonen dat er binnen de groep interlandelijk geadopteerde personen in Nederland ook verschillen zijn. Zo maakt het uit voor het welzijn vroeger en nu, de houding ten aanzien van de eigen adoptie en de zoektocht of iemand al dan niet in het eerste levensjaar geadopteerd is. Personen die in het eerste levensjaar geadopteerd zijn, blijken in de jeugd en nu gelukkiger te zijn, positiever te zijn over hun adoptie en iets vaker op zoek te zijn gegaan. Verder is duidelijk dat hoewel het welzijn van interlandelijk geadopteerde personen in Nederland gemiddeld genomen hoog is, er een duidelijke relatie is tussen welzijn en de zoektocht en de resultaten van de zoektocht. Geadopteerde personen die gelukkig zijn gaan minder vaak op zoek dan geadopteerde personen die minder gelukkig zijn. Verder geven geadopteerde personen die tijdens hun zoektocht gestuit zijn op onjuiste informatie aan minder gelukkig te zijn dan geadopteerde personen die tijdens hun zoektocht geen foute informatie tegengekomen zijn. Ook zijn zij minder positief over hun eigen adoptie.
8. Samenvatting en conclusie
8.1 Samenvatting
Hieronder staan puntsgewijs de belangrijkste kenmerken en resultaten van dit onderzoek weergegeven.
1. Aanleiding en opzet onderzoek
• Het onderzoek is in 2020 uitgevoerd op verzoek van de Commissie onderzoek interlandelijke adoptie in het verleden.
• Doel van het onderzoek is om te kijken in hoeverre het beeld dat naar voren kwam uit gesprekken die de Commissie met geadopteerde personen voerde, bij een grote(re) groep geadopteerden leeft.
• Om een steekproef van geadopteerde volwassenen te kunnen trekken is gewerkt met een afgeleid kader. Er is in Nederland geen register van geadopteerden.
• De steekproef is tot stand gekomen door middel van random selectie (selectie op basis van toeval) en niet door middel van bijvoorbeeld zelfselectie (dat personen zichzelf kunnen aanmelden voor het onderzoek). Dit is belangrijk om tot een representatieve steekproef te komen.
• Het doel was om gegevens van minimaal 3 000 geadopteerde personen te verzamelen. Uiteindelijk hebben bijna 3 500 geadopteerde personen meegewerkt aan het onderzoek.
• Om de antwoorden van geadopteerde volwassenen beter te kunnen kaderen en begrijpen, zijn voor dit onderzoek ook niet-geadopteerde volwassenen bevraagd. Er hebben iets meer dan 400 niet-geadopteerde personen meegewerkt.
• Voor dit onderzoek is deels gebruik gemaakt van een vragenlijst die eerder toegepast is in het onderzoek Ouders en Kinderen in Nederland (OKiN). Hierdoor was reeds informatie beschikbaar over de betrouwbaarheid van de schalen die gebruikt worden in deze vragenlijst. Ook is ervaring opgedaan met het onderzoeken van deze populatie over dit thema.
• Personen hebben de vragenlijst op internet in kunnen vullen.
• Indien verschillen tussen geadopteerde en niet-geadopteerde volwassenen in kaart gebracht zijn, is altijd rekening gehouden met verschillen in achtergrondkenmerken (leeftijd, geslacht, burgerlijke staat, opleiding, inkomen, stedelijkheid en opleiding en sociaaleconomische status van de ouders).
2. Jeugd
• Vierenzeventig procent van de adoptieouders kon financieel (zeer) gemakkelijk rondkomen in vergelijking met 53% van de ouders van niet-geadopteerden.
• Van de adoptieouders is 16% gescheiden of uit elkaar gegaan in vergelijking met 21% van de ouders van niet-geadopteerden.
• De meerderheid van de geadopteerde personen is alleen geadopteerd geweest (82%) en niet samen met andere kinderen.
• Ruim de helft van de geadopteerde personen (51%) heeft een goede band met de adoptievader tijdens hun jeugd. In 22% van de gevallen is regelmatig tot vaak sprake van spanningen en/of conflicten. Voor niet-geadopteerden zijn deze cijfers respectievelijk 55% en 16%.
• Hetzelfde beeld is zichtbaar voor de moeder. Van de geadopteerde personen geeft 61% aan een (hele) hechte band met de adoptiemoeder te hebben gehad en 30% geeft aan spanningen en/of conflicten te hebben gehad met zijn/haar adoptiemoeder. Voor niet-geadopteerden zijn deze cijfers respectievelijk 80% en 11%.
• Negenenzestig procent van de geadopteerde personen kijkt over het algemeen met plezier terug op hun jeugd. Voor niet-geadopteerde personen betreft dit 79%.
• Geadopteerde volwassenen hebben ten opzichte van niet-geadopteerde volwassenen vaker de volgende gedachte weleens gehad: ‘was ik maar in een andere familie opgegroeid’ (20% versus 8%).
• Geadopteerde personen geven iets vaker aan dan niet-geadopteerde personen gepest te zijn als kind (34% versus 33%). Van de geadopteerde personen geeft 19% aan andere kinderen te hebben gepest in vergelijking met 12% van de niet-geadopteerden.
• Geadopteerde personen gaven vaker dan niet-geadopteerde personen aan probleemgedrag te hebben vertoond tijdens de schoolperiode: spijbelen (21% versus 15%), weglopen van huis (15% versus 3%), schorsingen op school (11 versus 7%) en in aanraking gekomen met de politie en/of justitie (14% versus 8%).
• Vijf procent van de geadopteerde personen heeft een klas overgeslagen tijdens zijn/haar schooltijd en 46% is weleens blijven zitten. Voor niet-geadopteerden zijn deze cijfers respectievelijk 3% en 38%.
3. Volwassenheid
• Ook in het volwassen leven hebben geadopteerde personen een hechte band met de vader. Meer dan de helft (58%) van de geadopteerde volwassenen geeft aan een (hele) hechte band te hebben met de adoptievader. Bijna 6% ervaart regelmatig tot vaak spanningen en/of conflicten met de vader. Voor niet-geadopteerden zijn deze cijfers respectievelijk 62% en bijna 6%. Bijna 85% van de geadopteerde personen geeft aan zijn/haar adoptievader te beschouwen als zijn/haar vader en 80% geeft aan dat de vader zich ook gedraagt als een echte vader.
• Bijna 67% van de geadopteerde personen beschrijft een (hele) hechte band met de moeder. Voor de niet-geadopteerden is dit bijna 81%. Bijna 1 op de 10 geadopteerde personen geeft aan dat er weleens spanningen en/of conflicten zijn met zijn/haar moeder. Voor niet-geadopteerde volwassenen is dit bijna 3%. Bijna 87% van de geadopteerde personen geeft aan zijn/haar adoptiemoeder te beschouwen als zijn/haar moeder en 85% geeft aan dat de moeder zich ook gedraagt als een echte moeder.
• Indien geadopteerde personen een relatie hebben is deze in het algemeen goed. Geadopteerde personen hebben iets minder vaak een vaste partner dan niet-geadopteerde personen (61% versus 69%). Verder geven geadopteerde personen in vergelijking met niet-geadopteerde personen minder vaak aan een hechte relatie te hebben met hun partner (89% versus 95%), vaker spanningen en/of conflicten te hebben met hun partner (13% versus 7%) en iets minder vertrouwen in de toekomst van de relatie te hebben (4% versus 2% heeft hierin geen tot niet zo veel vertrouwen).
• Geadopteerde personen hebben minder vaak zelf biologische kinderen in vergelijking met niet-geadopteerde personen (42% versus 51%).
• Bijna 81% van de geadopteerde personen ervaart zijn/haar algemene gezondheid als (zeer) goed. Dit ligt vier procentpunt lager dan voor niet-geadopteerde personen.
• Het welzijn onder geadopteerde personen is in het algemeen hoog. Wel zijn zij minder tevreden met het leven in het algemeen in vergelijking met niet-geadopteerde volwassenen (gemiddeld 3.91 versus 4,02 op een vijfpuntsschaal).
• Verder geeft 64% van de geadopteerde personen aan psychologische hulp te hebben ontvangen ten opzichte van 48% van de niet-geadopteerde personen.
• Gemiddeld genomen hebben geadopteerde personen niet hele sterke gevoelens van eenzaamheid of neerslachtigheid. Op een vijfpuntsschaal blijkt dat geadopteerde personen gemiddeld meer sombere gevoelens van eenzaamheid (1,48 versus 1,35) en neerslachtigheid (2,50 versus 2,38) ervaren dan niet-geadopteerde personen.
4. Houding tegenover adoptie
• Bijna de helft van de geadopteerde personen geeft aan het (helemaal) eens te zijn met de stelling dat interlandelijke adoptie altijd beter is dan kinderen in slechte omstandigheden in het geboorteland te laten opgroeien en dit geldt voor iets meer dan helft van de niet-geadopteerden (47% versus 53%). Zevenenvijftig procent van de geadopteerden vindt dat de Nederlandse overheid meer hulp moet bieden bij het achterhalen van de afkomst en dit geldt voor 40% van de niet-geadopteerden.
• Zowel 82% van de geadopteerde als niet-geadopteerde personen vinden dat een persoon altijd zijn/ haar achtergrond moet kunnen achterhalen en 69% geeft aan dat interlandelijke adoptie altijd mogelijk moet blijven.
• Geadopteerde personen geven vaker dan niet-geadopteerde personen aan dat er in de media te negatief geschreven wordt over interlandelijke adoptie (30% versus 13%) en dat zij zelf nooit een kind zouden adopteren (26% versus 24%).
• Verder geeft 27% van de geadopteerde volwassenen aan dat de band die een kind met zijn/haar biologische ouder heeft niemand kan vervangen. Voor niet-geadopteerde volwassenen is dit percentage 57%.
• Van de geadopteerde volwassenen geeft 45% aan dat het voor een kind niet uitmaakt of hij/zij door een adoptieouder of door een biologische ouder wordt opgevoed. Ruim 27% van de niet-geadopteerde volwassenen is het hier (helemaal) mee eens.
• Geadopteerde personen kijken in het algemeen positief naar hun eigen adoptie. Zo geeft de meerderheid (84%) aan dat adoptie hen meer kansen heeft gegeven en geeft de meerderheid (70%) aan blij te zijn men geadopteerd is.
• Ruim 31% geeft aan met gemengde gevoelens terug te kijken op zijn/haar adoptie en bijna 25% heeft soms het gevoel in de steek te zijn gelaten door zijn/haar biologische moeder/vader. Ruim 40% van de geadopteerde personen geeft aan dat het feit dat hij/zij uit een ander land komt een belangrijke rol in zijn/haar leven speelt.
• Geadopteerde personen blijken zich sterker verbonden te voelen met Nederland (85%) dan met het geboorteland (28%). Zestig procent is wel geïnteresseerd in de taal en cultuur van het geboorteland.
5. Op zoek naar de roots
• Bijna 9 op de 10 geadopteerde volwassenen geeft aan dat de ouders open zijn geweest over de adoptie.
• De meeste geadopteerde volwassenen (70%) geven aan dat de ouders uit zichzelf informatie over de adoptie gedeeld hebben en nog eens bijna 20% geeft aan dat de ouders dergelijke informatie gedeeld hebben op het moment dat zij erom vroegen.
• Top drie van meest ontvangen documenten zijn de naam van het kindertehuis of het ziekenhuis waar men geboren is (69%), het paspoort van het geboorteland (67%) en de geboorteakte (59%).
• Geadopteerde personen ontvangen minder vaak het adres (16%) en/of een foto van de biologische ouder(s) (23%).
• De helft van de geadopteerden is zelf op zoek gegaan naar meer informatie over hun adoptie en achtergrond. Van de personen die dit niet gedaan hebben, geeft 35% aan (misschien of zeker) wel op zoek te gaan in de toekomst.
• De meeste voorkomende redenen waarom mensen zelf op zoek zijn gegaan zijn als volgt: meer willen weten over waar men vandaan komt (82%), over de biologische familie (69%), of men op familie lijkt qua uiterlijk en karakter (61%) en of men broers of zussen heeft (56%).
• Ongeveer een vijfde van de personen die op zoek zijn geweest geeft aan dat zij alle informatie hebben gevonden die zij zochten. Net zo veel mensen geven echter aan dat zij (nog) niets gevonden hebben en een bijna even grote groep dat zij de zoektocht moesten staken omdat ze niet verder kwamen met de zoektocht.
• Van de geadopteerde volwassenen die aangaven niet zelf op zoek te zijn gegaan, geeft 73% aan dit niet te doen omdat hij/zij hier geen behoefte aan heeft.
• Geadopteerde personen hebben de meeste hulp bij hun zoektocht ontvangen van hun adoptieouders (61%). Deze hulp vindt men heel nuttig en over het algemeen nuttiger dan de hulp van verschillende organisaties.
• Bij 2/3e van de geadopteerde personen die op zoek is gegaan naar informatie over hun achtergrond blijkt dat er informatie niet juist is zoals de geboorteakte of de naam van de biologische moeder/vader. Ruim 72% van de geadopteerden waar informatie over hun achtergrond niet juist bleek te zijn, geeft aan dat de adoptieouders niet hebben geweten dat bepaalde documenten niet juist zijn.
6. Zoektocht per adoptieland
• Ruim een kwart van de geadopteerde personen uit China geeft aan niet zelf op zoek te zijn gegaan naar meer informatie over hun adoptie en achtergrond. Voor de overige onderzochte landen ligt dit percentage tussen de 48% en 56%.
• Van de geadopteerde personen uit Bangladesh en China die wel op zoek zijn gegaan naar meer informatie geeft 8% aan alle informatie te hebben gevonden die zij zochten. Voor de overige onderzochte landen lagen deze percentages tussen de 15% en 23%.
• Gemiddeld genomen over de onderzochte landen geeft 5% van de geadopteerde personen aan tijdens hun zoektocht te zijn tegengewerkt door instellingen in Nederland. Geadopteerde personen uit India of Bangladesh geven vaker aan te zijn tegengewerkt door instellingen in Nederland (respectievelijk 10% en 20%).
• Van de personen die uit Bangladesh, Zuid-Korea of India geadopteerd zijn, geeft respectievelijk 10%, 11% en 20% aan tegengewerkt te zijn door instellingen uit het geboorteland. Voor de overige onderzochte landen lagen deze percentages tussen de 2% en 4%.
• Van de geadopteerde personen uit Brazilië of Colombia geeft respectievelijk 44% en 34% aan dat alle informatie die zij gevonden hebben tijdens hun zoektocht juist is. Personen die geadopteerd zijn uit Bangladesh geven het minst vaak aan dat alle informatie die zij hebben gevonden klopt (3%).
7. Adoptie en de zoektocht: een meer gedetailleerd beeld
• Bijna 53% van de geadopteerde personen is in het eerste levensjaar geadopteerd.
• In vergelijking met personen die na het eerste levensjaar zijn geadopteerd, geven personen die tijdens hun eerste levensjaar geadopteerd zijn vaker aan een gelukkige jeugd te hebben gehad (69% versus 56%), vaker aan gelukkig te zijn in hun volwassen leven (81% versus 76%), minder vaak aan psychologische hulp te hebben gehad (63% versus 66%) en vaker aan positief te zijn over hun adoptie (73% versus 66%).
• Geadopteerde personen die aangeven gelukkig te zijn, zijn ook vaker positief over hun adoptie (82% versus 48%) en gaan minder vaak op zoek naar meer informatie over hun adoptie en achtergrond (47% versus 60%).
• Geadopteerde personen die aangeven gelukkig te zijn geven minder vaak aan gestuit te zijn op foute of onvolledige informatie tijdens hun zoektocht dan personen die aangeven minder gelukkig te zijn (28% versus 44%).Ook zijn geadopteerde personen die onjuiste informatie tegengekomen zijn tijdens hun zoektocht minder positief over hun adoptie dan personen die geen onjuiste informatie tegengekomen zijn tijdens deze zoektocht (46% versus 69%).
8.2 Conclusie
In dit onderzoek is gebruik gemaakt van vragenlijsten (survey-onderzoek) om een beeld te krijgen van interlandelijk geadopteerde personen in Nederland. Dit type onderzoek leent zich, in vergelijking met bijvoorbeeld diepte-interviews, minder goed om de achterliggende motivaties, gevoelens, gedachten en verwachtingen van personen in kaart te brengen. Survey-onderzoek is echter wel bij uitstek geschikt om een representatief beeld te krijgen van de onderzoekspopulatie (in dit geval interlandelijk geadopteerde personen in Nederland). Zoals eerder aangeven heeft de Commissie in het kader van haar onderzoeksopdracht tientallen diepte-interviews met geadopteerde personen afgenomen. Om te kijken of het beeld dat hieruit naar voren kwam representatief is voor alle geadopteerde personen in Nederland achtte de Commissie het van belang om dit onderzoek aan te vullen met survey-onderzoek zoals in dit document beschreven. Er waren bijvoorbeeld reeds sterke aanwijzingen dat er in het verleden fouten gemaakt zijn tijdens adoptieprocedures (dit is immers de aanleiding voor de onderzoeksopdracht van de Commissie), maar hoeveel procent van de geadopteerde personen is daadwerkelijk foute informatie tegengekomen? Met andere woorden, hoe groot (in de zin van vaak voorkomend) is dit probleem? En komen bij personen uit het ene adoptieland meer problemen naar voren dan bij personen die uit een ander land geadopteerd zijn? Om dergelijke vragen te kunnen beantwoorden is grootschalig survey-onderzoek bij uitstek geschikt. Deze inzichten zijn niet mogelijk om te verkrijgen op basis van diepte-interviews, simpelweg omdat er dan te weinig personen bevraagd worden om representatieve uitspraken te kunnen doen. Op basis van dit onderzoek is dus meer inzicht verkregen in de zoektocht van geadopteerde personen in Nederland en de mate waarin dit een moeizaam proces is omdat men bijvoorbeeld op informatie stuitte die onjuist is. Vragen over welzijn tijdens de jeugd en het volwassen leven zijn op verzoek van de Commissie gesteld om meer kennis en inzicht te krijgen van geadopteerde personen in Nederland om zo meer afgewogen aanbevelingen te kunnen doen aan de minister.Er is in Nederland eerder onderzoek uitgevoerd naar welzijn van geadopteerde personen in Nederland (ter Meulen et al., 2019). Er zat echter altijd mogelijk een bepaalde mate van selectie in de totstandkoming van de steekproeven van deze onderzoeken, bijvoorbeeld doordat de respondenten geworven werden via organisaties die bemiddelen bij adoptie. De representativiteit van de onderzoeksresultaten heeft in het huidige onderzoek daarom altijd centraal gestaan. Zoals aangeven, is dit de reden dat ervoor is gekozen om survey-onderzoek uit te voeren in plaats van verdiepende interviews. Ook bij de totstandkoming van de steekproef is representativiteit het centrale uitgangspunt geweest. Zo is in de eerste plaats een kader opgesteld waarin potentieel alle geadopteerde personen uit een bepaalde periode en geboorteland zaten en waaruit vervolgens op basis van random selectie (toeval) bepaald is welke personen uitgenodigd werden voor het onderzoek. Op deze manier komt een representatieve steekproef tot stand. In de onderzoeksfase is vervolgens getracht zo veel mogelijk mensen mee te laten werken aan het onderzoek door middel van passende communicatie. Zo is bij alle uitnodigingen een folder toegevoegd met meer uitleg over de inhoud en het belang van het onderzoek. Er is altijd getracht begrijpelijk taalgebruik te hanteren (taalniveau B1) in alle communicatie om (letterlijk en figuurlijk) zoveel mogelijk mensen aan te spreken. Dit geldt ook voor de formulering van de vragenlijst. Door veel aandacht te besteden aan het passend en begrijpelijk formuleren van vragen voorkom je dat mensen stoppen met het invullen van de vragenlijst en dat daardoor vertekening van de resultaten ontstaat. De respons van dit onderzoek onder geadopteerde personen was uiteindelijk ook boven verwachting. Het doel was om gegevens van 3 000 geadopteerde personen in Nederland te verzamelen, maar vanwege de (boven verwachting) goede respons hebben uiteindelijk bijna 3 500 geadopteerde personen meegewerkt aan dit onderzoek. Het is onvermijdelijk dat er in de responsfase toch een bepaalde mate van selectiviteit optreedt. Het is bekend vanuit wetenschappelijke literatuur dat bepaalde (groepen) mensen eerder geneigd zijn om mee te werken aan onderzoeken. Dit was logischerwijs ook het geval bij dit onderzoek. Er heeft echter een uitgebreide responsanalyse plaatsgevonden om te kijken in welke mate er mogelijk sprake was van selectiviteit van de respons.28) Vervolgens is door middel van een proces van weging gezorgd dat voor deze selectiviteit zo goed mogelijk werd gecorrigeerd. Dit gebeurt door een technisch proces wat inhoudt dat personen die ondervertegenwoordigd zijn in de respons (groepen die minder vaak meegewerkt hebben aan het onderzoek) een groter gewicht krijgen tijdens de analyses. Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat de onderzoeksresultaten zo representatief mogelijk zijn voor de populatie die wordt onderzocht; in dit geval interlandelijk geadopteerde personen in Nederland. Voor meer informatie over de responsanalyses en weging wordt u verwezen naar de separate onderzoeksdocumentatie. Hiermee is door middel van dit onderzoek een representatief 29) beeld ontstaan van interlandelijk geadopteerde personen in Nederland en de mate waarin zoektochten werden ondernomen en de informatie die tijdens deze zoektocht(en) naar boven is gekomen.
29) Met andere woorden: de resultaten uit dit rapport kunnen gegeneraliseerd worden naar de onderzoekspopulaties.
Gebruikte bronnen
Gaag, M. van der & Duiven, R. (2013). Landelijk onderzoek Pesten 2012. Primair onderwijs. Zwolle: School & Innovatie Groep.
Hoksbergen, R. (2006). Vijftig jaar adoptie in Nederland. Een historisch-statistische beschouwing. Utrecht: Universiteit Utrecht.
Kalmijn, M., Ivanova, K., Gaalen, R.I.A. van, Leeuw, S.G. de, Houdt, K. van, Spijker, F. van & Hornstra, M. (2018). A Multi-Actor Study of Adult Children and their Parents in Complex Families: Design and Content of the OKiN Survey. European Sociological Review, 34(4), 452-470.
Meulen, G., ter (2019). Adoption in the Netherlands. Preparation and post-care of adoptees, biological parents, adoption applicants and adoptive families in the Dutch adoption practice. Deutsches Jugendinstitut e.V.
Meulen, G. ter, Smeets, D. & Juffer, F. (2019). The relation between adult adoptees’ feelings about relinquishment, adoption and satisfaction with life. Adoption & Fostering, 43(2), 192-209.
Regt, S.J.S. de & Wingen, M. (2021). Interlandelijke Adoptie in Nederland - Onderzoeksdocumentatie. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Relevante links
Bijlagen
B.1 Verdeling controlevariabelen
Op verzoek van de Commissie heeft het CBS naast geadopteerde personen ook niet-geadopteerde personen onderzocht. Dit om de antwoorden van de geadopteerde personen beter te kunnen kaderen. Het is belangrijk om te realiseren dat een vergelijking tussen geadopteerde personen en niet-geadopteerde personen methodologisch gezien nooit 100% zuiver is. Om een methodologisch 100% zuivere vergelijking te kunnen maken zou een experiment noodzakelijk zijn waarin op basis van toeval bepaald wordt dat een deel van de gezinnen wel een kind adopteert en een ander gedeelte niet. Enkel dan zijn de gezinnen waarin wel kinderen geadopteerd worden en gezinnen waarin geen kinderen geadopteerd worden methodologisch 100% vergelijkbaar. Dit is in de praktijk uiteraard niet het geval. Het is dus onvermijdelijk dat geadopteerde personen en de gezinnen waarin zij geadopteerd zijn op meerdere kenmerken verschillen van niet-geadopteerde personen (en hun gezinnen). Het is essentieel om hier in de analyses rekening mee te houden. Dit om te voorkomen dat geconcludeerd wordt dat er verschillen zijn tussen geadopteerde en niet-geadopteerde personen in uitkomstvariabelen zoals gezondheid of de relatie met de ouders die eigenlijk het gevolg zijn van verschillen in dergelijke achtergrondkenmerken en niet van of men al dan niet geadopteerd is. Alvorens in dit rapport aan te geven dat er verschillen zijn tussen geadopteerde personen en niet-geadopteerde personen is daarom rekening gehouden met een groot aantal achtergrondvariabelen. Meer specifiek is rekening gehouden met leeftijd, geslacht, burgerlijke staat, beroepsstatus, opleiding, inkomen, stedelijkheid, het opleidingsniveau van de ouders en of ouders makkelijk rond konden komen (sociaal economische status). Enkel indien de verschillen tussen geadopteerde personen en niet-geadopteerde personen in uitkomstvariabelen statistisch significant waren nadat rekening is gehouden met al deze kenmerken zijn de verschillen in dit rapport gerapporteerd. In onderstaande tabel staat per kenmerk weergegeven hoe deze voor geadopteerde en niet-geadopteerde personen verdeeld waren.Geadopteerd | Niet-geadopteerd | ||
---|---|---|---|
Leeftijd in jaren | Gemiddelde | 34,9 | 35,2 |
Geslacht | Man, % | 44,6 | 50,2 |
Burgerlijke staat | Gehuwd incl. geregistreerd partnerschap, % | 27,8 | 38,7 |
Burgerlijke staat | Voor de wet gescheiden, % | 5,8 | 5,2 |
Burgerlijke staat | Nooit getrouwd geweest, % | 66,2 | 55,6 |
Opleidingsniveau | Hoog (HBO en WO), % 1) | 29 | 31,2 |
Gestandaardiseerd inkomen | Eerste kwintiel,% | 19,6 | 14,5 |
Gestandaardiseerd inkomen | Tweede kwintiel,% | 16,4 | 13,6 |
Gestandaardiseerd inkomen | Derde kwintiel, % | 19,8 | 19,5 |
Gestandaardiseerd inkomen | Vierde kwintiel, % | 21,4 | 22,7 |
Gestandaardiseerd inkomen | Vijfde kwintiel,% | 20,5 | 23,1 |
Stedelijkheid | (zeer) Sterk, % | 65,1 | 52,1 |
Stedelijkheid | Matig, % | 14,1 | 17,6 |
Stedelijkheid | Weinig, % | 15,3 | 20,2 |
Stedelijkheid | Niet, % | 5,6 | 10,1 |
Opleidingsniveau adoptievader/biologische vader | Hoog, % | 40,8 | 33,4 |
Opleidingsniveau adoptiemoeder/biologische moeder | Hoog, % | 34,3 | 27,6 |
Hoe konden (adoptie)ouders rondkomen? | Zeer moeilijk, % | 0,7 | 1,3 |
Hoe konden (adoptie)ouders rondkomen? | Moeilijk, % | 3,2 | 7,0 |
Hoe konden (adoptie)ouders rondkomen? | Neutraal, % | 18,5 | 35,7 |
Hoe konden (adoptie)ouders rondkomen? | Gemakkelijk, % | 40,1 | 35,9 |
Hoe konden (adoptie)ouders rondkomen? | Zeer gemakkelijk, % | 33,9 | 17,4 |
Hoe konden (adoptie)ouders rondkomen? | Weet niet, % | 3,5 | 2,6 |
1) Op basis van registerdata is berekend of men hoogopgeleid is. |
Van een aantal van deze variabelen kan beargumenteerd worden dat het ook uitkomstvariabelen zijn in de zin dat wel of niet geadopteerd zijn invloed heeft op de waarde van deze variabele, namelijk van burgerlijke staat, inkomen en opleiding. Dit is niet het geval bij geslacht, leeftijd, opleiding van de ouders en hoe makkelijk ouders rond konden komen. Alle analyses in het rapport zijn daarom nogmaals uitgevoerd met enkel deze laatste ‘exogene’ variabelen als controlevariabelen. Exogene variabelen kennen een waarde die onafhankelijk is van de uitkomstvariabelen. Op basis van deze analyses komt hetzelfde beeld naar voren zoals gerapporteerd is in dit rapport. Enkel de verschillen wat betreft het persoonlijkheidskenmerk ‘ontspannen zijn en niet te snel gestrest worden’ en de mening over of interlandelijke adoptie altijd mogelijk moet blijven blijken na controle voor enkel de ‘exogene’ variabelen wel significant, terwijl deze verschillen niet significant zijn indien rekening gehouden wordt met alle achtergrondkenmerken.
Door leeftijd op te nemen als controlevariabele wordt rekening gehouden met verschillen binnen de leeftijdsgroep, aangezien er verschillen kunnen bestaan tussen personen die in de jaren zeventig zijn geadopteerd en personen die in de jaren negentig zijn geadopteerd.
Tot slot is het goed om te realiseren, zoals eerder aangeven, dat met de analyses die in dit rapport vermeld staan geen uitspraken gedaan kunnen worden over de richting (causaliteit) van het verband. Denk bijvoorbeeld aan de relatie tussen zoekgedrag en welzijn. Enerzijds kan de mate van gelukkig zijn invloed hebben gehad op wel of niet op zoek gaan, anderzijds kan de zoektocht weer effect hebben gehad op welzijn. Dit is met veel relaties/verbanden het geval die weergegeven zijn in dit rapport. Op basis van dit rapport kan dus enkel worden vastgesteld dat er een relatie is tussen twee aspecten (dat deze variabelen statistisch gezien significant met elkaar samenhangen, ook na controle voor meerdere kenmerken), maar over de richting van de relatie kan met deze data geen uitspraken worden gedaan. Daarvoor is longitudinale data nodig waarin dezelfde personen op meerdere momenten worden ondervraagd (in plaats van cross-sectionele data zoals in dit geval waarbij personen één keer zijn ondervraagd).
B.2 Betrouwbaarheid schalen
In Tabel B.2.1 staat de Cronbachs α van de schalen die gebruikt zijn in dit rapport weergegeven. De Cronbachs α zegt iets over de betrouwbaarheid van de schaal. Hoe dichter de α bij 1, hoe betrouwbaarder de schaal is. Een vaak gehanteerd minimum voor de α is 0,7. Indien de waarde hoger is dan 0,7 kan de schaal als betrouwbaar worden aangemerkt.
Paragraaf | Cronbachs α | |
---|---|---|
Band ouders | 3.1 | 0,84 |
Vertrouwen | 3.2 | 0,77 |
Algemeen welzijn | 3.3 | 0,85 |
Eenzaamheid | 3.3 | 0,84 |
Neerslachtig | 3.3 | 0,85 |
B.3 Medewerkers
Auteurs Sabrina de RegtLucienne Reichardt
Opmaak figuren
Karen Dijkstra
Projectleiding
Heike Goudriaan
Advies
Ruben van Gaalen