Gerechtsdeurwaarders in Nederland, kerncijfers eerste halfjaar 2021
In opdracht van Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG)Over deze publicatie
De taak van gerechtsdeurwaarders is het bieden van rechtszekerheid in het maatschappelijk verkeer. Rechtszekerheid betekent dat afspraken worden nagekomen en dat wat de rechter bepaalt, wordt nageleefd. In het eerste halfjaar van 2021 waren er in Nederland 139 gerechtsdeurwaarderskantoren actief en aangesloten bij de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG). Om het inzicht in de branche te vergroten heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in opdracht van het KBvG een onderzoek naar het ondernemerschap, ambtsuitoefening en de economische bijdrage en effectiviteit van de gerechtsdeurwaarders uitgevoerd. Het huidige rapport bespreekt de resultaten over het eerste halfjaar van 2021, uitgesplitst naar kantoorgrootte. Cijfers zijn op aanvraag beschikbaar via asd@cbs.nl vermeld hierbij het projectnummer PR001437.
1. Inleiding
De Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) heeft als wettelijke taak om een goede beroepsuitoefening te bevorderen en de vakbekwaamheid van de leden te verhogen. Om het inzicht in de branche te vergroten heeft de KBvG in februari 2018 een reglement met een lijst van gegevens vastgesteld die halfjaarlijks door de leden geleverd moet worden. Voor de uitvoering van de gegevensverwerking heeft de KBvG samenwerking met het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) gezocht. Dit heeft geleid tot een eerste levering van gegevens aan het CBS in juli en augustus 2018. Uit de evaluatie van deze eerste resultaten kwam naar voren dat de lijst van gegevens moest worden uitgebreid en verbeterd. In het geactualiseerde reglement gegevensverstrekking 2019 door de leden van de KBvG (21 juni 2019) zijn de nieuwe gegevens en definities vastgelegd. Daarnaast is vanaf begin 2020 een nieuw uitvraag toegevoegd, te weten het aantal vorderingen op de laatste dag (D8.1).
De huidige publicatie presenteert de cijfers over het eerste halfjaar van 2021 en vergelijkt de uitkomsten met dezelfde periode een jaar eerder. De publicatie is verdeeld in “Ondernemerschap” (hoofdstuk 2), “Ambtsuitoefening” (hoofdstuk 3) en “Economische bijdrage en effectiviteit rechtshandhaving” (hoofdstuk 4). In hoofdstuk 2 worden de personeelsbestand, omzet en de winst- en verliesrekening besproken. Hoofdstuk 3 behandelt de ambtshandelingen, de kantoorklachten en registratie van agressie. In hoofdstuk 4 worden het aantal exploten, dossiers en vorderingen besproken.
Op basis van de bruto jaaromzet (Winst- en verliesrekening) wordt onderscheid gemaakt tussen kleine, middelgrote en grote gerechtsdeurwaarderkantoren. Kleine kantoren hebben een omzet van maximaal 1 miljoen euro per jaar, middelgrote kantoren een omzet van meer dan 1 miljoen tot en met 10 miljoen euro per jaar en grote kantoren een jaaromzet van meer dan 10 miljoen euro per jaar. In het geval een gerechtsdeurwaarderkantoor uit meerdere locaties bestaat of onderdeel is van een samenwerkingsverband kan de kantoorindeling door de gerechtsdeurwaarder worden gekozen. Zo heeft een aantal kantoren gekozen om de gegevens voor het totaal te rapporteren terwijl andere kantoren de gegevens per onderdeel van een samenwerkingsverband rapporteren. In beide gevallen heeft de rapportage consequenties voor de indeling van kantoren naar omzetgrootte.
Alle gerechtsdeurwaarders zijn bij het reglement Gegevensverstrekking van de KBvG verplicht om gegevens binnen de gestelde deadline aan te leveren. In totaal heeft het CBS voor het onderzoek over het eerste halfjaar van 2021 gegevens van 139 kantoren of clusters ontvangen en verwerkt. Dat waren 78 kleine kantoren, 56 middelgrote kantoren en vijf grote kantoren. Zes kantoren hebben nog geen gegevens ingediend om die reden krijgen cijfers voor de laatste uitvraag de status voorlopig.
2. Blok B: Ondernemerschap
2.1 Personeel (B1 en B2)1)
Ten opzichte van een jaar eerder is het aantal personeelsleden werkzaam bij gerechtsdeurwaarders in het eerste half jaar van 2021 met ruim 10 procent gekrompen tot ruim 3159 voltijdsequivalenten (vte). Het aantal werkzame personen uitgedrukt in vte is het sterkst gedaald bij de grote kantoren, in totaal bedraagt deze daling bijna 239 vte (bijna -14 procent). Bij de kleine kantoren nam het aantal werkzame personen af met bijna 28 vte. Ook bij de middelgrote kantoren daalde het aantal werkzame personen (ruim -101 vte). Personeelsontwikkelingen binnen de verschillende kantoorgroottes kunnen mede tot stand komen door wijzigingen van de groepssamenstelling. Een middelgroot kantoor in 2019 kan bij een omzettoename bijvoorbeeld tot een groot kantoor worden gerekend in 2020. Het merendeel van de werkzame personen bestaat uit niet-ambtelijke bevoegde medewerkers. Het aandeel ambtelijk bevoegde medewerkers is het laagst bij de grote kantoren en het hoogst bij de kleine kantoren, zie Figuur 2.1.1.
Periode | GK_publicatie | Niet-ambtelijk bevoegde medewerkers | Ambtelijk bevoegde medewerkers |
---|---|---|---|
2020H1 | Kleine kantoren | 232,4 | 167,2 |
2020H1 | Middelgrote kantoren | 1083 | 275 |
2020H1 | Grote kantoren | 1489,9 | 279,5 |
2021H1 | Kleine kantoren | 218,3 | 153,5 |
2021H1 | Middelgrote kantoren | 984,6 | 272 |
2021H1 | Grote kantoren | 1334 | 196,9 |
2.2 Omzet BLOS (B3 t/m B5.2)
Voor de standaardberekening geldt dat de totale omzet BLOS gelijk is aan het totaal van BLOS ambtelijk (B4), BLOS niet-ambtelijk (B5) en de mutatie onderhanden werk (B5.1) minus de verschotten en verdiensten voor eigen rekening (B5.2). Op basis van deze berekening is de omzet totaal (BLOS) bepaald. Figuur 2.2.1 toont de BLOS omzet van de ambtelijke en niet-ambtelijke werkzaamheden en de totale BLOS omzet in 2020. De grote kantoren zijn verantwoordelijk voor het grootste gedeelte van de omzet totaal (BLOS). Ook de mutatie onderhanden werk is voor de grote kantoren met 35,4 miljoen euro relatief hoog. Eerdere uitvragen was de mutatie onderhanden negatief. Om die reden valt de totale BLOS omzet voor de grote kantoren deze uitvraag een stuk hoger uit dan de som van de ambtelijke en niet-ambtelijke BLOS omzet.
GK_publicatie | Omzet ambtelijke werkzaamheden (BLOS) | Omzet niet-ambtelijke werkzaamheden (BLOS) | Omzet totaal (BLOS) (berekend) |
---|---|---|---|
Kleine kantoren | 8,7 | 6,8 | 14,9 |
Middelgrote kantoren | 38 | 25,6 | 60,2 |
Grote kantoren | 14,8 | 29,8 | 73,7 |
Totaal | 61,6 | 62,2 | 148,8 |
2.3 Winst- en verliesrekening (B6 t/m B12)
Tot de winst- en verliesrekening behoren de omzet, de kosten, EBITDA en het resultaat vóór belastingen. In het gegevensmodel zijn de griffierechten (B9.1), die betaald worden aan de rechtbanken, onderdeel van de totale kosten (B7). De doorbelasting van griffierechten aan klanten wordt als een opbrengst beschouwd die onderdeel uitmaakt van de bruto-omzet.
Een deel van de deurwaarders telt de griffierechten niet mee bij de totale kosten (B7). In alle periodes vanaf 2018 corrigeert het CBS bij deze kantoren de totale kosten en de bruto-omzet (winst en verliesrekening) (B6). De aanname is dat alle griffierechten, die gerechtsdeurwaarders niet in de kosten opnemen, zijn doorbelast. De correctie heeft daardoor geen gevolg voor het EBITDA (B10) en het resultaat voor belasting (B12).
2.3.1 Bruto-omzet
De bruto-omzet voor de gehele sector is ten opzichte van het eerste halfjaar 2020 met bijna 4 procent gestegen tot 165,4 miljoen euro in het eerste halfjaar van 2021. Maar ligt nog wel onder het niveau van het eerste halfjaar van 2019, toen bedroeg de bruto-omzet 193,8 miljoen euro. Bij zowel de middelgrote als grote kantoren steeg de bruto-omzet met ongeveer 5 procent ten opzichte van het eerste halfjaar van 2020. De bruto-omzet daalde bij de kleine kantoren met ongeveer 8 procent (-1,4 miljoen euro). Figuur 2.3.1.1 toont de bruto-omzet voor het totaal en de verschillende kantoorgroottes in het eerste halfjaar van 2020 en 2021.
GK_publicatie | 2020H1 | 2021H1 |
---|---|---|
Kleine kantoren | 17,3 | 15,9 |
Middelgrote kantoren | 63,7 | 66,9 |
Grote kantoren | 78,3 | 82,6 |
Totaal | 159,3 | 165,4 |
De bruto-omzet is opgebouwd uit de kosten (inclusief griffierechten) en de EBITDA. Figuur 2.3.1.2 toont de opbouw van de bruto-omzet voor het totaal aantal kantoren in het eerste halfjaar van 2020 en 2021. Meer dan de helft van de bruto-omzet in het eerste halfjaar van 2021 bestaat uit personele lasten (bijna 52 procent). Meer dan een vijfde deel van de bruto omzet bestaat uit de overige kosten (ongeveer 21 procent), zoals huisvestings- en automatiseringskosten. Ongeveer 13 procent van de bruto-omzet bestaat uit griffierechten en bijna 14 procent is EBITDA. De laatst genoemde is in vergelijking met het eerste halfjaar van 2020 bijna verdubbeld maar ligt nog onder de 24,5 miljoen euro in het eerste halfjaar van 2019.
Periode | EBITDA (B6-B7) | Griffierechten | Overige kosten | Personele lasten |
---|---|---|---|---|
2020H1 | 12,5 | 22,1 | 34,2 | 90,5 |
2021H1 | 23,1 | 21,7 | 34,8 | 85,7 |
2.3.2 Resultaat voor belasting
Het resultaat voor belasting is het verschil tussen de afschrijvingen plus financiële lasten en de EBITDA. In het eerste halfjaar van 2021 bedragen de afschrijvingen en financiële lasten (B11) bijna 3 procent van de bruto-omzet en ongeveer 19 procent van de EBITDA. Het resultaat voor belasting bedraagt 18,7 miljoen euro in de huidige verslagperiode, dat is meer dan het dubbele van het resultaat voor belasting in het eerste halfjaar van 2020. Toen bedroeg het resultaat voor belasting nog 8,1 miljoen euro. In het eerste halfjaar van 2019 was het resultaat voor belasting 19,9 miljoen euro, net iets hoger dan de huidige uitvraag.
Figuur 2.3.2.1 toont de verdeling van het totale resultaat voor belasting voor de kleine, middelgrote en grote kantoren. Het grootste aandeel van het resultaat voor belastingen komt voor rekening van de grote kantoren (9,8 miljoen euro), gevolgd door de middelgrote kantoren (8,0 miljoen euro). Ook de verdeling van de bruto-omzet laat eenzelfde beeld zien. De grote kantoren zijn verantwoordelijk voor ongeveer de helft van de bruto-omzet en de middelgrote kantoren voor ruim 40 procent.
Kantoorgrootte | aantal |
---|---|
Kleine kantoren | 0,9 |
Middelgrote kantoren | 8 |
Grote kantoren | 9,8 |
3. Blok C: Ambtsuitoefening
3.1 Uitgevoerde ambtshandelingen (C1)
De gerechtsdeurwaarders voerden 892,2 duizend ambtshandelingen uit in het eerste halfjaar van 2021. Ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar nam het totaal aantal uitgevoerde ambtshandelingen met 34,1 duizend (ongeveer 4 procent) toe. Het aantal uitgevoerde ambtshandelingen nam het sterkst toe bij de middelgrote kantoren (bijna 8 procent). Maar dit is nog altijd onder het niveau van het eerste halfjaar van 2019, toen voerde de middelgrote bedrijven nog ruim 498 ambtshandelingen uit. Ook de grote kantoren voerden dit eerste halfjaar meer ambtshandelingen (bijna 4 procent) uit dan in het eerste halfjaar van 2020. Daarentegen voerden de kleine kantoren juist minder ambtshandelingen uit, namelijk in totaal 99,6 duizend in het eerste halfjaar van 2021. Dat is bijna 8 procent minder dan het eerste halfjaar van 2020 en 13 procent minder dan het eerste halfjaar van 2019.
De middelgrote kantoren waren verantwoordelijk voor het grootste gedeelte van het totaal aantal uitgevoerde ambtshandelingen. In het eerste halfjaar van 2021 voerden de middelgrote kantoren 425,4 duizend ambtshandelingen uit, bijna 48 procent van het totaal. De grote kantoren rondden 367,2 duizend ambtshandelingen af. De kleine kantoren waren verantwoordelijk voor ruim 11 procent van het totaal aantal uitgevoerde ambtshandelingen. De verdeling van het aantal ambtshandelingen naar kantoorgrootte wordt getoond in Figuur 3.1.1.
Totaal aantal uitgevoerde ambtshandelingen | |
---|---|
Kleine kantoren | 99,6 |
Middelgrote kantoren | 425,4 |
Grote kantoren | 367,2 |
3.1.1 Verdeling uitgevoerde ambtshandelingen
Er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van ambtshandelingen. Dit zijn achtereenvolgend procesinleiding, betekeningen, beslagen en ontruimingen. In het eerste halfjaar van 2021 bestonden de meeste ambtshandelingen uit betekeningen van een titel zoals bedoeld in artikel 2 onder b Btag (C4.1), gevolgd door betekeningen van een proces-verbaal van (derden)beslag zoals bedoeld in artikel 2 onder d Btag (C4.2) en oproepingen voor de burgerlijke rechter (C2). Zie Figuur 3.1.1.1 voor de verdeling van de ambtshandelingen naar de meest voorkomende acht vormen.
Toelichting | Waarde |
---|---|
Betekeningen van een titel | 269,2 |
Betekeningen van proces-verbaal van (derden)beslag | 174 |
Oproepingen voor de burgerlijke rechter | 156,5 |
Beslagen onder derden periodieke betaling art. 2 onder j Btag | 118,2 |
Beslagen onder derden art. 2 onder i Btag | 49,9 |
Beslagen op roerende zaken | 14,4 |
Betekeningen van titel waarbij bevel is gedaan tot ontruiming onroerende zaak | 4,1 |
Beslagen op onroerende zaken | 2,6 |
30 procent van het totaal aantal uitgevoerde ambtshandelingen bestaat uit betekeningen van een titel. Ook vonden er relatief veel betekeningen van proces-verbaal van (derden)beslag plaats, in totaal 20 procent van het aantal uitgevoerde ambtshandelingen. Verder waren er ruim 156 duizend oproepingen voor de burgerlijke rechter, dat is 18 procent van het totaal aantal uitgevoerde ambtshandelingen. In vergelijking met eerder jaren is het aantal oproepingen en betekeningen van proces-verbaal afgenomen.
In het eerste halfjaar van 2021 vonden er 14,4 duizend beslagen op roerende zaken en 2,6 duizend beslagen op onroerende zaken plaats. In vergelijking met dezelfde periode in 2020 is het aantal beslagen op roerende zaken meer dan verdubbeld. Het aantal beslagen op onroerende zaken nam daarentegen met ruim 7 procent af. Ook het aantal betekeningen van een titel waarbij bevel is gedaan tot de ontruiming van een onroerende zaak nam in vergelijking met dezelfde periode af met bijna 5 procent. Verder vonden er het eerste halfjaar van 2021 in totaal 1,6 duizend gedwongen ontruimingen van onroerende zaken plaats, dat is ruim 33 procent meer dan een jaar eerder maar 36 procent minder dan in het eerste halfjaar van 2019.
4. Blok D: Economische bijdrage en effectiviteit rechtshandhaving
4.1 Exploten (D1 en D2)
In het eerste halfjaar van 2021 werden door alle deurwaarders in totaal 7,4 duizend exploten openbaar betekend (D1), dat zijn 700 exploten (bijna 9 procent) minder dan het eerste halfjaar van 2020. Voor de middelgrote kantoren bedroeg het aantal exploten openbaar betekend 5,3 duizend, dat is 1,4 duizend (bijna 36 procent) meer dan vorig jaar. Het totaal aantal exploten betekend in gesloten envelop (D2) nam in vergelijking met een dezelfde periode een jaar eerder af tot 479,3 duizend. De middelgrote kantoren hadden dit eerste halfjaar van 2021 het hoogste aantal exploten betekend in gesloten envelop (288,6 duizend) gevolgd door de grote kantoren (125,8 duizend) en de kleine kantoren (64,9 duizend).
De betekeningen in persoon/huisgenoot worden in de enquête niet uitgevraagd maar kunnen benaderd worden door de genoemde betekeningen (D1 en D2) af te trekken van het totaal aantal uitgevoerde ambtshandelingen (C1). Aldus berekend werden in het eerste halfjaar van 2021 door alle gerechtsdeurwaarders 405,7 duizend betekeningen in persoon/huisgenoot uitgevoerd, dat is bijna 11 procent meer dan dezelfde periode in 2020.
4.2 Aantallen dossiers (D3 t/m D7, D12 en D13)
Op de laatste dag van het eerste halfjaar van 2021 hadden de gerechtsdeurwaarders in Nederland meer dan 3,2 miljoen lopende dossiers in beheer. Dat zijn 114,5 duizend lopende dossiers minder dan dezelfde periode vorig jaar. Dit jaar was bijna 58 procent van de lopende dossiers in het beheer van de grote kantoren. De middelgrote kantoren beheerde bijna 37 procent en de kleine kantoren ruim 5 procent van de lopende dossiers. Verder waren er aan het einde van het eerste halfjaar van 2021 nog 915,6 duizend geopende incassodossiers en 251,4 duizend geopende executiedossiers. Figuur 4.2.1 toont de lopende, gesloten en geopende dossiers in het eerste halfjaar van 2021 en de verdeling over drie klassen van kantoorgrootte.
Toelichting | Kleine kantoren | Middelgrote kantoren | Grote kantoren |
---|---|---|---|
Totaal aantal lopende dossiers op de laatste dag van de periode | 177,1 | 1184,7 | 1875,1 |
Aantal geopende incassodossiers | 38,2 | 294,3 | 583 |
Aantal geopende executiedossiers | 25 | 148,1 | 78,3 |
Aantal gesloten dossiers vanwege WSNP, schuldenregeling en faillissement | -2 | -14,5 | -26,2 |
Aantal gesloten dossiers wegens adresseringsproblemen | -4,2 | -37,3 | -14,3 |
Totaal aantal dossiers succesvol afgesloten | -26,9 | -178,8 | -482,8 |
Totaal aantal dossiers afgesloten | -72,3 | -407,8 | -705,2 |
In het eerste halfjaar van 2021 zijn bijna 1,2 miljoen dossiers afgesloten. Daarvan was meer dan de helft (55 procent) succesvol afgesloten. Het percentage succesvol afgesloten is ongeveer gelijk gebleven in vergelijking met het eerste halfjaar van 2020. In het eerste halfjaar van 2019 lag het percentage succesvol afgesloten wel hoger, namelijk op 62 procent. In dit rapport wordt een dossier als succesvol afgesloten beschouwd wanneer de afrekening/kasstroom positief is, ongeacht het bedrag of percentage ten overstaande van de vordering en ongeacht waar de betaling wordt ontvangen. Zodoende kan ook een betaling aan de opdrachtgever leiden tot een succesvol afgesloten dossier.
Het percentage succesvol afgesloten was het hoogst voor de grote kantoren, met 64 procent. Het percentage succesvol afgesloten bedroeg bijna 44 procent voor de middelgrote kantoren en 39 procent voor de kleine kantoren.
4.3 Aantal en de waarde van de vorderingen (D8 en D8.1)
Op de laatste dag van de huidige verslagperiode waren er ongeveer 9,7 miljard vorderingen voor opdrachtgevers in behandeling. Het grootste gedeelte van de vorderingen waren in behandeling bij de grote kantoren (bijna 47 procent). De overige vorderingen waren in behandeling bij kleine kantoren (bijna 11 procent) of middelgrote kantoren (ruim 42 procent).
De totale hoofdsom van alle afgesloten dossiers (D8) in het eerste halfjaar van 2021 bedroeg bijna 2,4 miljard euro. De grote kantoren waren verantwoordelijk voor iets meer dan de helft van de totale hoofdsom (ongeveer 51 procent). Ten opzichte van dezelfde periode vorige jaar is de totale hoofdsom met 34,6 miljoen euro licht gestegen. De hoofdsom nam ook voor de kleine kantoren (stijging van 49,3 miljoen euro) en de grote kantoren (stijging van 301 miljoen euro) toe. Daarentegen daalde de hoofdsom bij de middelgrote kantoren met 315,7 miljoen euro.
4.4 Effectiviteit (D9 t/m D11)
De recuperatiegraad is de verhouding tussen de totale ontvangsten (D9) en de hoofdsommen (D8) van de afgesloten dossiers. De ontvangsten omvatten het totaalbedrag dat in de gesloten dossiers op de hoofdsom is voldaan, zowel bij de gerechtsdeurwaarder als bij overige partijen. Onder de overige partijen vallen ook opdrachtgevers. De recuperatiegraad van alle afgesloten dossiers bedroeg 38 procent in de huidige verslagperiode, een daling ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar toen was de recuperatiegraad nog 31 procent.
Het percentage minnelijke ontvangsten is de afzetting van totale betalingen door debiteuren in de zaken zonder titel (D10) tegen het totaal van alle ontvangsten (D9). Het percentage minnelijke ontvangsten was voor het totaal aantal gerechtsdeurwaarders 59 procent in het eerste halfjaar van 2021, een stijging ten opzichte van het eerste halfjaar van 2020. Het percentage ambtelijke kosten is de verhouding ambtelijke kosten (D11) en de overgedragen hoofdsom (D8). Het percentage ambtelijke kosten voor het totaal was deze uitvraag 4 procent. Daarmee bleef het percentage ambtelijke kosten gelijk aan het eerste halfjaar van 2020. Figuur 4.4.1 toont de effectiviteitspercentages naar kantoorgrootte.
Ratio | Kleine kantoren (percentage (%)) | Middelgrote kantoren (percentage (%)) | Grote kantoren (percentage (%)) | Totaal (percentage (%)) |
---|---|---|---|---|
Percentage ambtelijke kosten | 2 | 4 | 3 | 4 |
Percentage Minnelijke Ontvangst | 30 | 42 | 69 | 59 |
Recuperatiegraad | 19 | 27 | 50 | 38 |
Voor zowel de minnelijke ontvangsten als de recuperatiegraad lagen de percentages voor de grote kantoren het hoogst. De kleine kantoren hadden relatief gezien de laagste effectiviteit. De ratio’s lagen voor de kleine kantoren voor elke effectiviteitsratio het laagst.
4.5 Doorlooptijd afgesloten dossiers (D14)
De gemiddelde doorlooptijd van de afgesloten dossiers (D14) is gewogen met het aantal afgesloten dossiers en bedroeg 548 dagen in het eerste halfjaar van 2021. Daarmee is de doorlooptijd toegenomen, in het eerste halfjaar van 2020 bedroeg deze namelijk nog 509 dagen. Bij kleine kantoren was de doorlooptijd het kortst (354 dagen), gevolgd door de middelgrote kantoren (409 dagen). De grote kantoren hadden met 646 dagen gemiddeld de langste doorlooptijd.
5. Samenvatting
De taak van gerechtsdeurwaarders is het bieden van rechtszekerheid in het maatschappelijk verkeer. Rechtszekerheid betekent dat afspraken worden nagekomen en dat wat de rechter bepaalt, wordt nageleefd.
In het eerste halfjaar van 2021 is het aantal personeel werkzaam bij gerechtsdeurwaarders met 10 procent gekrompen tot ruim 3159 voltijdsequivalenten (vte). Het aantal werkzame personen uitgedrukt in vte is het sterkst gedaald bij de grote kantoren. De bruto-omzet voor de gehele sector is in vergelijking met dezelfde periode vorig jaar licht gestegen met bijna 4 procent. De bruto-omzet voor de huidige verslagperiode bedraagt in totaal 165,4 miljoen euro. De gerechtsdeurwaarders voerden bijna 892,2 duizend ambtshandelingen uit in het eerste halfjaar van 2021, dat zijn 34,1 duizend ambtshandelingen meer dan in dezelfde periode vorig jaar. De percentage minnelijke ontvangsten en de recuperatiegraad namen beiden toe ten opzichte van het eerste halfjaar 2020. Het percentage ambtelijke kosten en percentage succesvol afgesloten bleven daarentegen ongeveer gelijk.
Deze rapportage die in samenwerking tussen de KBvG en het CBS tot stand is gekomen, biedt tegen de achtergrond van voornoemde taak van gerechtsdeurwaarders, inzicht in o.a. de financiële positie van de gerechtsdeurwaarders, het aantal ambtelijk bevoegde en niet-ambtelijk bevoegde medewerkers en het aantal uitgevoerde ambtshandelingen. Na evaluatie van de 2018 uitkomsten zijn de invulinstructies verduidelijkt. Hoewel dit geresulteerd heeft in een hogere kwaliteit van o.a. de totale omzet volgens BLOS (B3) en de griffierechten (B9.1), zijn de gegevens in het financiële blok B tussen 2018 en de 2019 minder volgtijdig vergelijkbaar.