Auteur: Ellen Webbink, Thirsa Leendertse, Geessiena Lycklama à Nijeholt, Jeremy Weidum
Extra uitvraag Bijzondere Bijstand 2020

3. Resultaten extra uitvraag

In dit hoofdstuk worden de resultaten besproken van de extra uitvraag naar de bedragen aan bijzondere bijstand zoals uitgegeven door gemeenten in 2020. Paragrafen 3.2 en 3.3 beschrijven de resultaten. De ramingen van de kosten die gemeenten maken voor beschermingsbewind en woninginrichting worden in paragraaf 3.4 beschreven. 

3.1 Respons 

Van de 442 uitgestuurde vragenlijsten aan gemeentelijke eenheden over het verslagjaar 2020 zijn er 293 teruggestuurd. Dit komt overeen met een respons van 66 procent. Op het niveau van gemeenten hebben 259 van de in totaal 355 gemeenten gerespondeerd. Dit komt overeen met een respons van 73 procent. De grootste gemeenten hebben alle vier gerespondeerd, net als voor 2019. 

3.2 Betrouwbaarheid van de regressiemodellen 

De kwaliteit van de regressiemodellen is beoordeeld aan de hand van de correlatiecoëfficiënt R². 

In tabel 3.2.1 zijn de uitkomsten opgenomen, waarbij een R² van minimaal 0,50 als eis is gekozen voor het accepteren van een regressiemodel. Indien aan deze eis is voldaan, wordt het model gebruikt om de non-respons te schatten. Bij deze methode zijn vooraf aan het toepassen van de regressie, uitbijters in de respons gecorrigeerd. Zie paragraaf 2.2 voor de wijze waarop de uitbijters zijn geïdentificeerd en gecorrigeerd. Zoals eerder vermeld zijn de regressiemodellen niet toegepast op de vier grote gemeenten. 

Van twaalf van de in totaal dertien clusters kon een marge worden bepaald. Bij het samenstellen van de uitkomsten van de afzonderlijke clusterbedragen bleek dat voor één cluster de R² te laag bleef om het bijbehorende regressiemodel te kunnen gebruiken voor het schatten van het bedrag voor de non-respons. Het ging om het cluster Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering, waar de uiteindelijke R² bleef steken op 0,33. De lage R² van het cluster Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering is te verklaren door het feit dat het opgegeven bedrag voor dit cluster in de BUS vaak rond de 0 ligt (weinig variantie) terwijl het bedrag volgens de uitgezonden vragenlijst aanzienlijk hoger is. Op basis van dergelijke uitgangswaarden kan geen goed passend regressiemodel worden opgesteld. De R² van het cluster Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering is hoger dan die uit het vorig jaar uitgevoerde onderzoek over het verslagjaar 2019. De R² kwam toen uit op 0,02.

3.2.1 Kwaliteit regressiemodellen en coëfficienten naar cluster bijzondere bijstand
R2 a b
Totaal 0,981 2 245 1,06
Directe levensbehoeften 0,991 -2 161 1,00
Voorzieningen voor het huishouden 1,000 73 1,00
Voorzieningen voor wonen 1,000 651 1,00
Voorzieningen voor opvang 0,998 327 1,00
Kosten uit maatschappelijke zorg 0,840 12 907 1,00
Financiële transacties 0,997 5 027 1,00
Uitstroombevordering 0,996 294 1,01
Medische dienstverlening 1.000 33 1,01
Overige kostensoorten 0,999 -275 1,03
Kosten wel in statistiek maar geen bijzondere bijstand 0,861 -378 0,82
Individuele inkomenstoeslag 0,997 4 409 0,99
Individuele studietoeslag 0,999 154 1,00
Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering1)0,331 x x
Bron: CBS
1) Het regressiemodel voor dit cluster is van onvoldoende kwaliteit (R² < 0,50).

3.3 Bedragen bijzondere bijstand in 2020

Uit het onderzoek blijkt dat de Nederlandse gemeenten in 2020 in totaal bijna 564 miljoen euro aan bijzondere bijstand hebben uitgegeven. Dit bedrag is inclusief projectmatige verstrekkingen en betalingen in natura. De uitgaven aan bijzondere bijstand in 2020 waren daarmee 3 procent lager dan in 2019, toen het totaalbedrag uitkwam op ruim 582 miljoen euro (zie figuur 3.3.1). Dit was het hoogst gemeten bedrag sinds de start van dit jaarlijkse onderzoek. Het lagere bedrag in 2020 t.o.v. 2019 hangt voor een deel samen met het feit dat Bbz bedrijfskapitalen nu niet meer geregistreerd dienen te worden als bijzondere bijstand (onder het cluster Uitstroombevordering), maar onder een nieuwe statistiekcode in de BUS. Daarnaast is met name het bedrag voor het cluster Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering lager dan in 2019 (zie figuur 3.3.2). Dit zou te maken kunnen hebben met de lagere respons in het huidige onderzoek. Omdat het bedrag van dit cluster vanwege een te lage betrouwbaarheid van het regressiemodel niet kon worden opgehoogd voor de non-respons, ontbreekt er bij een lagere respons een groter deel van het werkelijk uitgegeven bedrag. Ook in voorgaande jaren gehouden onderzoeken, bijvoorbeeld over de verslagjaren 2018 en 2019, kon het bedrag van het cluster Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering vanwege een te lage betrouwbaarheid van het regressiemodel niet worden opgehoogd voor de non-respons.

Figuur 3.3.1 Totaal uitgekeerd bedrag aan bijzondere bijstand
Categories1,Totaal uitgekeerd bedrag 2010,412 2011,375 2012,348 2013,374 2014,442 2015,428 2016,525 2017,558 2018,546 2019,582 2020,564 Totaal uitgekeerd bedrag (x mln euro)
2010412
2011375
2012348
2013374
2014442
2015428
2016525
2017558
2018546
2019582
2020564

De verdeling van uitgaven bijzondere bijstand naar cluster is weergegeven in figuur 3.3.2. Voor het verkrijgen van volledige consistentie zijn de clusterbedragen van de gemeenten vermenigvuldigd met een correctiefactor. Zodoende is ervoor gezorgd dat de som van de afzonderlijke clusterbedragen overeenkomt met het totaalbedrag bijzondere bijstand. 

Net als in 2019 werd in 2020 het grootste bedrag uitgegeven aan het cluster Financiële transacties; 34 procent (194,5 miljoen euro) van het totale bedrag dat is uitgegeven aan bijzondere bijstand. Ook ging een groot deel naar Individuele inkomenstoeslag: (15 procent, 85,7 miljoen euro), Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering (10 procent, 54,4 miljoen euro) en Directe levensbehoeften (10 procent, 54,5 miljoen euro). 

De vier grootste gemeenten van het land hebben in totaal 152,4 miljoen euro aan bijzondere bijstand uitgegeven. Dat komt overeen met 27 procent van het totale bedrag. 

Figuur 3.3.2 Aandelen uitgaven bijzondere bijstand per cluster
Categories1,2020,2019 financiële transacties,34,31 individuele inkomenstoeslag,15,15 collectieve aanvullende
ziektekostenverzekering,10,13 directe levensbehoeften,10,9 voorzieningen voor wonen,9,9 kosten wel in statistiek maar
geen bijzondere bijstand,6,6 kosten uit maatschappelijke zorg,5,5 overige kostensoorten,4,5 uitstroombevordering,2,4 voorzieningen voor opvang,2,1 medische dienstverlening,1,1 individuele studietoeslag,1,1 voorzieningen voor het huishouden,0,1
2020 (%)2019 (%)
financiële transacties3431
individuele inkomenstoeslag1515
collectieve aanvullende
ziektekostenverzekering
1013
directe levensbehoeften109
voorzieningen voor wonen99
kosten wel in statistiek maar
geen bijzondere bijstand
66
kosten uit maatschappelijke zorg55
overige kostensoorten45
uitstroombevordering24
voorzieningen voor opvang21
medische dienstverlening11
individuele studietoeslag11
voorzieningen voor het huishouden01

In tabel 3.3.3 zijn voor alle clusters de geschatte bedragen op basis van de uitvraag weergegeven, alsmede de bedragen vanuit de BUS en de verhouding hiertussen. 
Bij het cluster Directe levensbehoeften komt het bedrag volgens de extra uitvraag aanzienlijk lager uit dan het bedrag volgens de BUS: ruim 54 miljoen euro versus ruim 81 miljoen. Dit komt deels doordat verscheidene gemeentelijke eenheden, zoals eerder vermeld, in de BUS-bestanden de Tozo-voorschotten hebben meegeleverd onder dit cluster. Hiervoor kon deels door het CBS worden gecorrigeerd. Op basis van de extra uitvraag zijn de uitgaven in dit cluster aanvullend gecorrigeerd. Dit leidde tot de neerwaartse bijstelling van het clusterbedrag. Het totaal bedrag uitgegeven aan Directe levensbehoeften is iets hoger dan in 2019.

Voor het cluster Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering kon geen betrouwbare uitkomst worden geschat voor de non-respons. Dit cluster is dus niet opgehoogd voor de non-respons middels een regressiemodel. In plaats daarvan is bij non-respons het BUS-bedrag overgenomen. Indien er wel respons was, is het bedrag uit de enquête aangehouden. Net als in vorige onderzoeken valt op dat de uitkomsten voor dit cluster relatief hoog zijn in vergelijking met de bedragen volgens de BUS. Waarschijnlijk komt dit doordat de BUS voor dit cluster geen goed beeld geeft van de daadwerkelijk gemaakte kosten. Het kan namelijk voorkomen dat gemeenten afspraken maken met verzekeraars waarbij de gemeenten, bijvoorbeeld in verband met de aanvullende ziektekostenverzekering, jaarlijks een groot bedrag betalen. Dit bedrag is bestemd voor een aantal bijstandsontvangers in de desbetreffende gemeente, waarbij deze premie niet op persoonsniveau geregistreerd wordt. Dit leidt in de BUS tot een onderschatting van zowel het aantal verstrekkingen bijzondere bijstand, als van het daaraan totaal uitgegeven bedrag (het opgegeven bedrag voor dit cluster in de BUS is vaak 0). Maar in dergelijke gevallen kunnen deze gemeentelijke eenheden wel het totaal betaalde bedrag voor dit cluster opgeven in de extra uitvraag van dit onderzoek. In tabel 3.3.3 is dit te zien in de kolom ‘Verhouding’. Bij het cluster Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering is het bedrag dat in de extra uitvraag is opgegeven 7,88 keer zo hoog als het in de BUS opgenomen bedrag.

Zoals genoemd in paragraaf 2.2, gaan de regressiemodellen die gebruikt zijn voor het schatten van het totaalbedrag en de clusters bijzondere bijstand van de non-respons, gepaard met een zekere onzekerheidsmarge. Zoals blijkt uit tabel 3.3.3, zijn de onzekerheidsmarges van de uiteindelijke uitkomsten meestal klein. De marge voor het cluster Kosten uit maatschappelijke zorg was het grootst (0,37 procent). De marges van de afzonderlijke clusters zijn vergelijkbaar met de marges uit het onderzoek over het verslagjaar 2019. 

3.3.3 Uitgaven bijzondere bijstand naar cluster, 2020
Extra uitvraag (mln euro)BUS (mln euro)VerhoudingMarge (%)
Totaal uitgekeerd bedrag1)563,8503,71,120,06
Directe levensbehoeften54,581,10,670,05
Voorzieningen voor het huishouden2,32,01,150,05
Voorzieningen voor wonen52,649,71,060,01
Voorzieningen voor opvang8,88,11,090,05
Kosten uit maatschappelijke zorg28,124,91,130,37
Financiële transacties194,5188,51,030,03
Uitstroombevordering11,611,31,030,09
Medische dienstverlening5,95,61,050,01
Overige kostensoorten21,318,91,130,04
Kosten wel in statistiek maar geen bijzondere bijstand36,519,01,920,26
Individuele inkomenstoeslag85,780,41,070,03
Individuele studietoeslag7,77,11,080,02
Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering2)54,46,97,88-
Kosten beschermingsbewind3)132,8---
Kosten woninginrichting3)24,3---
Bron: CBS
1) Door afronding kan de optelling van de onderliggende categorieën afwijken van het totaal.
2) Het bedrag is niet opgehoogd wegens een te grote variantie in het regressiemodel. Het bedrag is dus gebaseerd op de respons, voor zover beschikbaar, en anders op het bedrag vanuit de BUS.
3) Niet geschat door middel van een regressiemodel.

3.4 Kosten beschermingsbewind en woninginrichting

In het huidige onderzoek zijn, net zoals in de onderzoeken over verslagjaar 2017, 2018 en 2019, de kosten die gemeenten maken voor het beschermingsbewind en woninginrichting apart in kaart gebracht. 

Beschermingsbewind

Na ophoging volgens de in paragraaf 2.2 beschreven methode blijkt dat de Nederlandse gemeenten in 2020 in totaal 132,8 miljoen euro hebben uitgegeven aan beschermingsbewind (tabel 3.3.3). Dit is bijna 22 miljoen minder dan in 2019, wat neerkomt op een daling van 14 procent ten opzichte van de uitgaven in 2019. Het in 2020 uitgegeven bedrag aan beschermingsbewind is 24 procent ten opzichte van het totaal uitgegeven bedrag aan bijzondere bijstand. In 2019 was het 27 procent.

Van de gemeentelijke eenheden die konden aangeven onder welk cluster de kosten voor beschermingsbewind vielen, gaf 80 procent aan dat de kosten voor het beschermingsbewind deel uitmaken van het cluster Financiële transacties. Elf procent van de gemeentelijke eenheden noemde het cluster Kosten uit maatschappelijke zorg en 6 procent schaart kosten voor beschermingsbewind onder Overige kostensoorten. Omdat de kosten beschermingsbewind niet zijn geschat met het regressiemodel, is hiervoor geen marge berekend.

Woninginrichting

Nederlandse gemeenten hebben in 2020 na ophoging in totaal 24,3 miljoen euro uitgegeven aan woninginrichting. Dit is 4 procent van het totale bedrag dat in 2020 is besteed aan bijzondere bijstand. Het overgrote deel van de kosten aan woninginrichting blijkt deel uit te maken van het cluster Voorzieningen voor wonen; 97 procent van de gemeentelijke eenheden die een cluster konden noemen, gaf dit aan. 

Ook voor de kosten woninginrichting is geen marge berekend, omdat deze kosten niet zijn geschat met een regressiemodel.