Auteur: Chantal Melser, Sven Meijs, Rudi Bakker
Arbeidsmarktgegevens van het jeugddomein, 2019

2. Methode

2.1 Arbeidsmarktgegevens

In dit onderzoek verzamelen we aantallen van werknemers, banen, fte’s en zelfstandigen voor het jeugddomein. Het aantal werknemers, banen en fte’s wordt binnen de AZW-statistieken vastgesteld over alle werknemers van de betrokken instellingen, inclusief ‘overhead’ van management en overige niet-cliëntgebonden organisatieonderdelen.

 

 

In dit onderzoek maken we gebruik van gegevens van begin januari. Dit is de periode die het meest actueel is, waarvan ook alle benodigde bestanden aanwezig waren ten tijde van aanvang van het onderzoek. We gebruiken de stand van het aantal werknemers van 31 januari 2019 in de Polisadministratie. Voor de banen is het gemiddelde aantal genomen van januari 2019. Waar geen koppeling met de Polisdata gemaakt kon worden, is via andere werkwijzen tot een schatting gekomen (zie paragraaf 2.3)

2.2 Afbakenen populatie jeugddomein

Binnen AZW worden instellingen volgens een institutionele benadering beschreven. Instellingen worden in hun geheel ingedeeld naar branches op basis van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI). De SBI is een hiërarchische indeling van economische activiteiten die het CBS onder meer gebruikt om bedrijfseenheden in te delen naar hun hoofdactiviteit. De branche jeugdzorg in AZW wordt gevormd door alle instellingen met hoofdactiviteit jeugdzorg. Een onderdeel van de instelling kan dus actief zijn op andere werkvelden. Ook kan het voorkomen dat een instelling (in beperkte mate) wel jeugdzorg verleent, maar dat dit niet de hoofdactiviteit is. Die instelling wordt dan niet gerekend tot de AZW branche jeugdzorg.

De informatie over jeugdzorg in AZW-Statline is op basis van de huidige branche-indeling daarom te beperkt. Niet alle activiteiten in het bredere jeugddomein worden gedekt en daarmee zijn ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in het jeugddomein niet volledig in beeld. Daarom is voor dit onderzoek de populatie bedrijven en instellingen uitgebreid met de instellingen uit andere bronnen. Brondata zijn diverse registers van het CBS, waar nodig aangevuld met overige data. Hieronder volgt een beschrijving van welke bronnen zijn gebruikt om het jeugddomein breder af te bakenen, en mogelijke bewerkingen op basis van expliciete aannames. Dit geeft een schatting van het aantal werknemers, banen, fte en zelfstandigen die werkzaam zijn in het jeugddomein.

De populatie van het jeugddomein wordt gevormd door AZW jeugdzorg, door onderdelen van AZW GGZ, AZW gehandicaptenzorg en overige AZW branches, en door ‘overige instellingen’. Bij de laatste categorie gaat het om (onderdelen) van instellingen buiten zorg en welzijn zoals justitiële jeugdinstellingen. Daarnaast wordt er binnen de populatie van het jeugddomein onderscheid gemaakt tussen zelfstandigen en werknemers. Bij de werknemers worden zowel de cliëntgebonden beroepen meegeteld als de niet-cliëntgebonden beroepen.

2.2.1 Populatie jeugddomein (schema) Binnen AZW overig GGZ AZW Gehandicaptenzorg AZW Jeugdzorg AZW Werknemers Binnen zorg en welzijn (AZW) Zelfstandigen Niet-cliëntgebonden personeel Overige instellingen2.2.1 Populatie jeugddomein (schema)Binnen AZW overigGGZ AZWGehandicaptenzorg AZWJeugdzorg AZWWerknemersBinnen zorg en welzijn (AZW)ZelfstandigenNiet-cliëntgebonden personeelOverige instellingen
 

2.2.1 AZW-jeugdzorg integraal overgenomen

Voor de afbakening van het volledige jeugddomein wordt de AZW branche jeugdzorg integraal overgenomen. De AZW-branche jeugdzorg wordt gevormd door alle instellingen met de SBI’s 87901 ‘Jeugdzorg met overnachting en dagverblijven voor jeugdzorg’ en 88991 ‘Ambulante jeugdzorg’. Dit zijn instellingen inclusief de Gecertificeerde Instellingen (waaronder diverse instellingen van jeugdbescherming) en overige instellingen op het gebied van Jeugdbescherming en -reclassering). Ook de meeste justitiële jeugdinstellingen worden hiertoe gerekend en enkele instellingen van ‘Veilig Thuis’. Uit de naamgeving van instellingen valt af te leiden dat vele van hen regionaal opereren. Alle werknemers, banen en fte van instellingen in deze AZW-branche tellen mee in het jeugddomein. De bijdrage van de AZW-branche jeugdzorg aan het jeugddomein bestaat daarmee uit 380 instellingen.

De huidige AZW indeling omvat in de AZW-branche jeugdzorg álle activiteiten (dus ook eventuele niet-jeugdzorg activiteiten) van instellingen met werknemers die als hoofdactiviteit jeugdzorg hebben. Binnen de AZW-branche jeugdzorg wordt de instelling als geheel meegenomen, dus óók inclusief de organisatieonderdelen die niet werken in de jeugdzorg, maar in een ander werkveld. Binnen de AZW-jeugdzorg kan dat leiden tot een overschatting van de werknemers, banen, fte en zelfstandigen.

2.2.2 Beleidsinformatie Jeugd levert aanvullende instellingen jeugddomein

Een volgende bron waarmee de populatie bedrijven en instellingen in het jeugddomein verder wordt uitgebreid, is het CBS programma ‘Beleidsinformatie Jeugd’ (BIJ). Vanuit BIJ ontvangt het CBS ieder halfjaar van alle jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen (waaronder ook jeugdbescherming en reclassering) gegevens van hun cliënten. Dit betreft een integrale waarneming van alle bekende aanbieders, van zowel instellingen met werknemers als ook zelfstandigen. De lijst met jeugdhulpaanbieders wordt zoveel mogelijk volledig gehouden door het CBS, nieuwe aanbieders van jeugdhulp worden geacht zich bij het CBS aan te melden. De aanbieders van deze jeugdhulp vormen het grootste deel van de algemene populatie van het gehele jeugddomein. De instellingen uit BIJ die al behoorden tot de branche van de jeugdzorg, zijn verwijderd om dubbeltellingen te voorkomen. In totaal zijn er 1 850 instellingen toegevoegd vanuit BIJ.

Om zicht te krijgen op het aantal werknemers, banen en fte’s van de instellingen uit BIJ, is een koppeling met de Polisadministratie nodig. Er is echter geen rechtstreekse koppeling mogelijk tussen de BIJ en de Polisadministratie, dat gebeurt via een tussenstap met het Algemene Bedrijven Register (ABR) van het CBS.

Via deze eerste koppeling met het ABR zijn de aanbieders van jeugdhulp in de BIJ geïdentificeerd als bedrijfseenheid. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de jeugdhulpaanbieders van BIJ van het eerste half jaar 2019, er is gekoppeld met de versie van het ABR uit februari 2020 (meest recente versie ten tijde van het maken van de koppeling) en daarbinnen zijn de gegevens gebruikt die gelden voor het verslagjaar 2019. De koppeling tussen BIJ en het ABR was niet altijd direct te maken, omdat de jeugdhulpaanbieders (berichtgevers) waar gegevens in het kader van BIJ bij worden opgevraagd, niet altijd overeenkomen met gegevens van aparte instellingen in het ABR. Eén berichtgever kan de opgave doen voor meerdere instellingen, en één berichtgever kan opgave doen voor een gedeelte van een instelling. Een berichtgever komt dus niet altijd overeen met een instelling in het ABR. Hierdoor kan het voorkomen dat een berichtgever van BIJ niet altijd teruggevonden wordt als instelling in het ABR. Bij een geslaagde koppeling met het ABR, is doorgaans ook de link bekend met de Polisadministratie, en worden daarmee de gegevens verkregen van de SBI-code (indeling naar branche), het totaal aantal werknemers, banen en fte’s. De koppeling met de Polisadministratie en daarmee de SBI-code en totaal aantal werknemers is verkregen voor 920 instellingen (50 procent van de 1 850 instellingen uit BIJ).

Er zijn echter ook 930 instellingen waar geen koppeling met de Polisadministratie gelegd kon worden en er dus geen totaal aantal werknemers bekend was. Voor deze instellingen gaan we uit van het aantal werkzame personen. Het overgrote deel van deze groep (890 instellingen; 96 procent) bestaat uit zeer kleine instellingen en zelfstandigen. Daarbij hebben we aangenomen dat de kleinste instellingen met 1-4 werkzame personen geen werknemers hebben (immers: geen werknemers gevonden in de Polisadministratie) en daarom behoren tot de zelfstandigen. Voor de 40 grotere instellingen[2] is de informatie op internet opgezocht en het aantal werknemers daarvan overgenomen.

Kanttekening bij gebruik van het ABR als bron voor het aantal werkzame personen, is dat dit grote verschillen kan hebben met het aantal werknemers uit de Polisadministratie. Dit kan worden veroorzaakt doordat na initiële opname van een instelling in het bedrijfsregister de gegevens van deze instellingen niet vaak worden bijgewerkt, en het aantal werkzame personen is gebaseerd op verouderde gegevens. Daarom worden bij voorkeur de actueler aantallen van werknemers uit de Polisadministratie gebruikt boven het ABR.

2.2.3 Overige instellingen Jeugddomein

Naast de populatie van het jeugddomein uit AZW-jeugdzorg en BIJ zijn er nog overige instellingen toegevoegd om het volledige jeugddomein te dekken, voor zover zij niet al aanwezig waren binnen de branche jeugdzorg of de instellingen uit BIJ. Dit zijn nog enkele (organisatieonderdelen van) justitiële jeugdinstellingen, een aantal resterende instellingen voor Veilig Thuis, en de Raad voor de Kinderbescherming.

2.2.3.1 Veilig thuis

Alle instellingen van Veilig Thuis zijn toegevoegd aan de populatie van het jeugddomein. Een deel van deze Veilig Thuisorganisaties waren reeds opgenomen in AZW-jeugdzorg. Deze zijn verwijderd als toevoeging en worden op die manier niet dubbel geteld met AZW-jeugdzorg. De 19 resterende Veilig Thuisorganisaties zijn vaak een onderdeel van een GGD of gemeente. Deze vallen vanwege hun SBI-code dan wellicht buiten AZW (want: SBI-code van ‘gemeente’), maar zijn in deze totale telling over het jeugddomein hier wel meegenomen.

Anders dan de instellingen in de AZW-branche jeugdzorg, zijn van de Veilig Thuisorganisaties niet alle werknemers meegeteld, maar alleen het deel dat zich bezig houdt met jeugd. Als het totaal aantal werknemers bekend is van Veilig Thuis (bron: Polisadministratie of ABR), is het aandeel jeugddomein van deze instelling door het CBS geschat als: het procentuele aandeel van meldingen kindermishandeling op het totaal aan unieke meldingen. Op advies van de experts van de statistiek BIJ is gekozen voor het aantal meldingen in plaats van het aantal adviezen, omdat meldingen doorgaans meer tijd vragen dan advies en de meldingen dus bepalender zullen zijn voor de verdeling van het werk in het jeugddomein.

Voor enkele van deze organisaties was het aantal werknemers niet bekend omdat de verkregen aantallen via de Polisadministratie of ABR duidelijk betrekking hadden op bijvoorbeeld de gehele gemeente waar de instelling een onderdeel van was. Via internet is achterhaald wat het aantal werknemers van het onderdeel Veilig Thuis is binnen de grotere instelling. Daarna is het aandeel jeugddomein van deze instelling geschat op dezelfde wijze als voor de andere instellingen van Veilig Thuis.

2.2.3.2 Justitiële instellingen

Alle justitiële jeugdinstellingen zijn toegevoegd aan de populatie van het jeugddomein, zowel rijksinstellingen als private instellingen. Verreweg het grootste deel van deze instellingen is al opgenomen binnen AZW-jeugdzorg. Deze zijn hier verwijderd, zodat deze niet dubbel geteld worden met AZW-jeugdzorg. Binnen deze instellingen wordt ook gewerkt in het speciaal onderwijs. Deze zijn in overleg met het ministerie van VWS niet opgenomen in het jeugddomein. Er waren daarna nog drie instellingen over die aan het jeugddomein zijn toegevoegd. Voor twee van de drie resterende organisatieonderdelen zijn de werknemers, banen en fte uit de Polisadministratie gebruikt. Van het laatste resterende organisatieonderdeel is informatie direct verkregen van de instelling voor wat betreft opgave van het aantal werknemers. Deze instellingen vallen allen buiten AZW maar zijn in deze telling over het jeugddomein wel opgenomen.

2.2.3.3 Jeugdbescherming en reclassering

Eén expliciet genoemde overige instelling uit de jeugdbescherming en reclassering die niet behoorde tot de AZW-jeugdzorg, (wel aanwezig in BIJ) is toegedeeld aan de ‘overige instellingen’ van het jeugddomein. Deze instelling kon gekoppeld worden met de Polisadministratie en daaruit zijn de werknemers, banen en fte overgenomen.

2.2.3.4 Raad voor de Kinderbescherming

De Raad voor de Kinderbescherming is toegevoegd aan de populatie van het jeugddomein. Deze is in overleg met VWS in zijn geheel overgenomen. Deze behoort niet tot de branches van AZW. Het totaal aantal werknemers en fte is verkregen via internet (meest recente verslagjaar 2016).

2.3 Aandeel jeugddomein bepalen

Anders dan de bedrijven in de AZW-branche jeugdzorg, zijn van de overige instellingen in het jeugddomein niet alle werknemers meegeteld, maar alleen het deel dat zich bezig houdt met jeugdhulp. Dit verschil in benadering tussen AZW-jeugdzorg en de overige instellingen is bewust gekozen in overleg met VWS. Om dit aandeel van jeugdhulp te bepalen, maken we gebruik van het bestand DigiMV. DigiMV bevat de digitale jaardocumenten van (groepen van) ondernemingen die geheel of gedeeltelijk gefinancierd worden via de Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet langdurige zorg (Wlz) en/of de Jeugdwet.

2.3.1 DigiMV levert aandeel jeugdhulp

DigiMV bevat gegevens uit de jaarverslagen van zorginstellingen. Hierin staat naast personeelsgegevens ook het financiële aandeel van de organisatie dat valt onder de Jeugdwet. Dit is gebruikt om te bepalen voor welk aandeel een organisatie werkt in het jeugddomein. De financiële gegevens van de instellingen zijn gecontroleerd door accountants, en worden daarom betrouwbaar geacht. De kwaliteit van overige gegevens in DigiMV is onbekend en deze zijn daarom niet gebruikt.

Het financiële aandeel van de instelling van de Jeugdwet bepaalt het aandeel van het totaal aantal werknemers en zelfstandigen dat werkt in het jeugddomein. Dit is dus inclusief de niet-cliëntgebonden werknemers. Op deze wijze wordt het aantal werknemers, banen en fte’s op dezelfde manier bepaald voor de onderdelen van instellingen zoals het regulier binnen AZW over gehele instellingen wordt vastgesteld. Dat betekent dat de niet-cliëntgebonden werknemers (zoals administratie, management) naar rato ook zijn opgenomen in onze schatting. Kanttekening hierbij is dat dit alleen mogelijk is voor instellingen die konden worden gekoppeld met de Polisadministratie. Voor instellingen die niet koppelden zijn andere aannames gebruikt voor de werknemers, banen en fte’s, zie paragraaf 2.3.2.

2.3.2 Aanvullende schattingen voor aandeel jeugdhulp

Voor de kleine instellingen (één tot vier werknemers/werkzame personen) zonder financiële gegevens uit DigiMV, wordt een vast aandeel van 100 procent jeugddomein gehanteerd voor alle variabelen en tellen we alle zelfstandigen, werknemers, banen en fte van de instelling mee.

Voor grotere instellingen die geen financiële gegevens leverden via DigiMV, zijn aanvullende schattingen nodig voor het aandeel jeugddomein van deze organisaties. Dit is nodig voor 280 instellingen. Deze groep van instellingen wordt gevormd door bijvoorbeeld gemeenten, ziekenhuizen, en regionale centra voor Jeugd en Gezin. Voor deze instellingen is het aandeel jeugddomein geschat door dit over te nemen van instellingen met een overeenkomstige SBI die wel gekoppeld zijn met de Polisadministratie.

Samenvattend is deze methode als volgt:

  • Bepalen van de populatie zonder financiële gegevens uit DigiMV.
  • Groeperen van deze instellingen op SBI-code.
  • Identificeren van de SBI-code in de instellingen die wel voorzien zijn van een aandeel jeugdhulp via DigiMV.
  • Berekenen van deze instellingen het aandeel jeugdhulp met een aantal hulpvariabelen (gemiddelde, minimum waarde, maximum waarde,standaarddeviatie, aantal instellingen).
  • Beoordelen op grond van de diverse hulpvariabelen of het aandeel jeugdhulp van de instellingen uit DigiMV toegepast mag worden op niet gevonden instellingen met een vergelijkbare SBI-code. Hierbij is het aantal instellingen van belang (gemiddelde gebaseerd op voldoende instellingen) en de variatie van het aandeel over de instellingen (minimum waarde, maximum waarde, standaarddeviatie).
  • Indien geschikt: het geschatte aandeel jeugdhulp uit DigiMV aanpassen aan een conservatieve schatting: afronding van het aandeel naar beneden afgerond (op een vijftal) om de kans op een toevallige overschatting te verminderen.

 

 

Er zijn ook instellingen waar overname van een geschat percentage niet mogelijk is (geen overeenkomstige SBI-code of geheel geen gegevens beschikbaar). Dit zijn bijvoorbeeld een incidentele zorgboerderij met een indeling in de landbouwsector, of SBI-groepen die zo weinig instellingen hebben dat geen stabiel percentage voor de gehele groep beschikbaar is. Voor deze instellingen is het aandeel jeugddomein of het aantal werknemers in het jeugddomein opgezocht via hun website. Waar het aandeel jeugddomein nihil leek, is dit aandeel op 0 procent gezet. Dit kwam bijvoorbeeld voor bij een inmiddels failliete instelling, en een stichting die zelf geen jeugdzorg verstrekt.

Bij de grotere instellingen (minimaal 5 werknemers) zonder gegevens uit DigiMV en zonder koppeling met de Polisadministratie, is het aantal werknemers overgenomen uit het ABR of internet, en zijn er geen gegevens over het totaal aantal banen of fte bij deze instellingen. Dit geldt voor 17 van de in totaal 31 instellingen zonder gegevens uit DigiMV en Polisadministratie. Voor deze instellingen stellen we het aantal banen gelijk aan het aantal werknemers. Het aantal fte berekenen we via het aantal werknemers (bron: ABR of internet) en een gemiddelde deeltijdfactor. Voor de instellingen binnen AZW is daar de gemiddelde deeltijdfactor voor genomen van de zorg- en welzijnssector inclusief kinderopvang (in AZW: zorg en welzijn breed). Voor de instellingen buiten AZW is daarvoor de deeltijdfactor genomen van ‘de gehele Nederlandse economie’.

Schematische werkwijze van bepalen jeugddomein van de instellingen in BIJ en buiten de AZW-jeugdzorg:

SBI jeugdzorg: instellingen verwijderd als deze al ingedeeld waren bij AZW-jeugdzorg.

2.3.2.1 Jeugddomein Bepaling werknemers en zelfstandigen, kleine instellingen (1-4 personen)
PolisadministratiePolisadministratie
wel koppelinggeen koppeling
DigiMVwel koppelingwerknemers via aandeel DigiMVzelfstandigen via aandeel DigiMV
DigiMVgeen koppelingwerknemers 100% jeugddomeinzelfstandigen 100% jeugddomein

2.3.2.2 Jeugddomein Bepaling werknemers, grote instellingen (5 of meer personen)
PolisadministratiePolisadministratie
wel koppelinggeen koppeling
DigiMVwel koppelingwerknemers via aandeel DigiMVwerknemers via internet, aandeel via DigiMV
DigiMVgeen koppelingwerknemers aandeel geschat via SBIwerknemers via internet, banen gelijk aan werknemers, fte via deeltijdfactor

 


[1] Binnen AZW-StatlLine tellen we een werknemer als uniek persoon in zorg en welzijn. In dit rapport tellen we unieke personen per SBI-code en bedrijf. Hiervoor is gekozen, omdat een telling op een hoger niveau dan bedrijf niet mogelijk is vanuit andere databronnen dan de Polisadministratie. Binnen dit rapport is deze werkwijze uniform, maar dit wijkt af van AZW-StatLine.

 

[2] Bijvoorbeeld een onderdeel van een grote gemeente met sociaal werk die wel een eigen KvK-nummer heeft, maar geen zelfstandig bedrijf is naast de gemeente, en daarom niet voorkomt in de Polisadministratie.