In 2017 vestigden zich 235 duizend immigranten in Nederland en vertrokken 154 duizend emigranten. Sinds het begin van de officiële migratiestatistieken in 1865 waren beide stromen nog nooit zo groot. Ook het migratiesaldo is met 81 duizend een record. De hoge migratie hangt samen met toegenomen immigratie uit andere EU-lidstaten en met immigratie van asielzoekers en nareizigers. Dit blijkt uit de definitieve migratiecijfers over 2017 van het CBS.
Migratiesaldo
Categories1
Migratiesaldo (x 1 000)
1945
13,4
1946
40,5
1947
-11,5
1948
-20,2
1949
-21,9
1950
19,9
1951
-9,4
1952
-47,7
1953
-31,6
1954
-19,0
1955
-5,2
1956
-11,0
1957
-12,5
1958
12,1
1959
-16,9
1960
-13,3
1961
6,6
1962
16,6
1963
8,3
1964
13,0
1965
18,0
1966
19,3
1967
-12,9
1968
5,3
1969
19,6
1970
32,7
1971
35,5
1972
19,9
1973
21,8
1974
33,7
1975
62,7
1976
19,2
1977
20,5
1978
26,8
1979
43,1
1980
50,8
1981
14,5
1982
-0,8
1983
2,3
1984
5,1
1985
19,9
1986
26,8
1987
35,1
1988
26,9
1989
26,9
1990
48,4
1991
49,6
1992
43,1
1993
44,4
1994
20,1
1995
13,9
1996
16,8
1997
27,5
1998
39,1
1999
40,4
2000
53,9
2001
50,8
2002
24,3
2003
-0,3
2004
-16,2
2005
-27,4
2006
-31,3
2007
-5,8
2008
25,7
2009
34,5
2010
33,1
2011
29,8
2012
13,9
2013
19,1
2014
35,1
2015
55,1
2016
79,2
2017
80,7
Migratiesaldo
Categories1
Migratiesaldo (x 1 000)
1945
13,4
1946
40,5
1947
-11,5
1948
-20,2
1949
-21,9
1950
19,9
1951
-9,4
1952
-47,7
1953
-31,6
1954
-19,0
1955
-5,2
1956
-11,0
1957
-12,5
1958
12,1
1959
-16,9
1960
-13,3
1961
6,6
1962
16,6
1963
8,3
1964
13,0
1965
18,0
1966
19,3
1967
-12,9
1968
5,3
1969
19,6
1970
32,7
1971
35,5
1972
19,9
1973
21,8
1974
33,7
1975
62,7
1976
19,2
1977
20,5
1978
26,8
1979
43,1
1980
50,8
1981
14,5
1982
-0,8
1983
2,3
1984
5,1
1985
19,9
1986
26,8
1987
35,1
1988
26,9
1989
26,9
1990
48,4
1991
49,6
1992
43,1
1993
44,4
1994
20,1
1995
13,9
1996
16,8
1997
27,5
1998
39,1
1999
40,4
2000
53,9
2001
50,8
2002
24,3
2003
-0,3
2004
-16,2
2005
-27,4
2006
-31,3
2007
-5,8
2008
25,7
2009
34,5
2010
33,1
2011
29,8
2012
13,9
2013
19,1
2014
35,1
2015
55,1
2016
79,2
2017
80,7
Het migratiesaldo (de immigratie min de emigratie) is aan sterke schommelingen onderhevig. Sinds het midden van de vorige eeuw fluctueerde het saldo tussen –48 duizend (1952) en +80 duizend (2016 en 2017).
Politieke en economische oorzaken
De pieken en dalen in de migratie na de Tweede Wereldoorlog werden veroorzaakt door een reeks politieke en economische gebeurtenissen, zoals:
De onafhankelijkheid van Indonesië in 1949.
Het vertrek van Nederlanders in de jaren vijftig van de twintigste eeuw die hun heil zochten in landen als Australië, Canada en de Verenigde Staten.
De immigratie uit de zogenoemde wervingslanden als Griekenland, Italië, Joegoslavië, Marokko, Portugal, Spanje, Tunesië en Turkije in de jaren zestig en vroege jaren zeventig.
Toenemende immigratie vanuit Suriname na de onafhankelijkheid in 1975.
Gezinshereniging en gezinsvorming in de jaren tachtig, met name onder Turken en Marokkanen.
Een stijging van het aantal asielmigranten sinds het midden van de jaren tachtig door onder andere het oorlogsgeweld in voormalig Joegoslavië en conflicten in Afghanistan, Irak en Somalië.
Een dalende immigratie begin jaren negentig en begin van deze eeuw door strengere regelgeving op het gebied van de toelating van asielzoekers, strengere eisen aan gezinsherenigers en gezinsvormers, en economische neergang.
Een toename van het aantal Europese immigranten door de uitbreiding van de Europese Unie in mei 2004 met tien Midden- en Centraal-Europese landen en in 2007 met Bulgarije en Roemenië.
Een stijging van het aantal buitenlandse studenten door onder andere een toename van het aantal Engelstalige studies in Nederland.
De oorlog in Syrië, die vanaf 2014 een aanzienlijke stijging van het aantal asielzoekers en nareizende gezinsleden teweegbracht.
Onder meer eind jaren negentig en in 2006 en 2007 ging toenemende economische groei samen met stijgende immigratie. Ook bij de recente stijging van de immigratie speelt de hoogconjunctuur waarschijnlijk een rol.
Zowel het aantal immigranten als emigranten is na de Tweede Wereldoorlog structureel gestegen. Veel migranten blijven slechts tijdelijk, en een toename van de immigratie leidt enkele jaren later tot een hogere emigratie. De toegenomen emigratie betrof dan ook vooral emigranten die eerder als immigrant naar Nederland kwamen. Sinds 2012 was 70 procent van de emigranten een weer vertrekkende immigrant, de rest is in Nederland geboren.
Sterke toename immigratie uit EU-landen
In de periode 2013–2017 keerden gemiddeld per jaar 30 duizend in Nederland geboren personen terug naar Nederland. De instroom van buiten Nederland geboren immigranten bestond in 2017 voor bijna de helft uit personen uit andere EU-lidstaten. Sinds de uitbreiding van de EU in 2004 met tien Midden- en Oost-Europese landen is de immigratie vanuit de EU sterk toegenomen. Veel immigranten kwamen voor werk of studie, en met deze migranten kwamen ook gezinsleden mee. Sinds 2013 is ook het aantal immigranten uit niet-westerse landen aanmerkelijk gestegen. Het grootste deel van de stijging betrof asielzoekers en nareizigers die zich in Nederland vestigden, maar ook de arbeids-, studie- en gezinsmigratie uit niet-westerse landen nam toe.
Gemiddelde immigratie per jaar, naar geboorteland
Categories2
2013-2017 (x 1 000)
2004-2012 (x 1 000)
1995-2003 (x 1 000)
Nederland
30,1
25,3
22,9
EU (excl. Nederland)
79,8
47,3
23,4
Buiten EU
Westers
19,1
13,3
15,6
Niet Westers
74,6
44,1
54,5
Gemiddelde immigratie per jaar, naar geboorteland
Categories2
2013-2017 (x 1 000)
2004-2012 (x 1 000)
1995-2003 (x 1 000)
Nederland
30,1
25,3
22,9
EU (excl. Nederland)
79,8
47,3
23,4
Buiten EU
Westers
19,1
13,3
15,6
Niet Westers
74,6
44,1
54,5
Gemiddelde immigratie per jaar, naar motief
Categories1
2014-2016 (x 1 000)
2009-2013 (x 1 000)
2004-2008 (x 1 000)
1999-2003 (x 1 000)
Arbeid
13,1
10,7
8
8
Asiel
24,3
5,5
2,6
10,3
Gezin
26,5
20,8
17,2
29,8
Studie
14,3
11,6
9
8,7
Gemiddelde immigratie per jaar, naar motief
Categories1
2014-2016 (x 1 000)
2009-2013 (x 1 000)
2004-2008 (x 1 000)
1999-2003 (x 1 000)
Arbeid
13,1
10,7
8
8
Asiel
24,3
5,5
2,6
10,3
Gezin
26,5
20,8
17,2
29,8
Studie
14,3
11,6
9
8,7
Deel immigranten vertrekt weer
Arbeids- en studiemigranten komen vaak voor een kort verblijf naar Nederland. Van deze migranten die in de periode 2005–2007 kwamen, was ongeveer 35 procent binnen twee jaar vertrokken. Bij asiel- en gezinsmigranten was dit aandeel lager. Toch vertrekt ook van deze groepen migranten een deel uiteindelijk weer. Van de asielmigranten was na tien jaar 35 procent weer vertrokken, vaak naar een ander land dan hun herkomstland. Van de gezinsmigranten was na tien jaar 40 procent vertrokken.
Meer immigranten binnen twee jaar weer weg
Na de eeuwwisseling is het aandeel immigranten dat kort blijft opgelopen, onder meer door het toenemende aantal studie- en arbeidsmigranten. Van de niet-westerse immigranten die in 2000 naar Nederland kwamen was 10 procent binnen twee jaar weer vertrokken. Gezinsvormende immigranten uit onder meer Turkije en Marokko, die over het algemeen voor langere tijd in Nederland verbleven, vormden destijds een belangrijk deel van de instroom. Twaalf jaar later was het aandeel kort verblijvende niet-westerse immigranten gestegen naar bijna 30 procent. Door de toegenomen asielmigratie is na 2012 het aandeel niet-westerse immigranten dat minder dan twee jaar blijft weer iets gedaald.
Ook onder westerse immigranten liep het aandeel dat kort bleef sterk op. Sinds de EU-uitbreidingen in 2004 is het aandeel EU-immigranten dat minder dan twee jaar blijft gestegen van 26 procent naar 41 procent. Van de westerse immigranten van buiten de EU die in 2014 kwamen, vertrok iets minder dan 40 procent binnen twee jaar.
Vertrek niet-EU-burgers die in 2005-2007 immigreerden, naar motief
Categories1
Na 2 jaar (%)
Na 10 jaar (%)
Arbeid
33,31
70,93
Asiel
6,34
35,36
Gezin
15,27
41,31
Studie
37,3
74,44
Vertrek niet-EU-burgers die in 2005-2007 immigreerden, naar motief