Recordaantal immigranten en emigranten in 2017
Erratum:
Bij het oorspronkelijke bericht was bij de titel van de derde figuur weggevallen dat het om niet-EU burgers ging. Ook ontbrak de vierde figuur.
Categories1 | Migratiesaldo (x 1 000) |
---|---|
1945 | 13,4 |
1946 | 40,5 |
1947 | -11,5 |
1948 | -20,2 |
1949 | -21,9 |
1950 | 19,9 |
1951 | -9,4 |
1952 | -47,7 |
1953 | -31,6 |
1954 | -19,0 |
1955 | -5,2 |
1956 | -11,0 |
1957 | -12,5 |
1958 | 12,1 |
1959 | -16,9 |
1960 | -13,3 |
1961 | 6,6 |
1962 | 16,6 |
1963 | 8,3 |
1964 | 13,0 |
1965 | 18,0 |
1966 | 19,3 |
1967 | -12,9 |
1968 | 5,3 |
1969 | 19,6 |
1970 | 32,7 |
1971 | 35,5 |
1972 | 19,9 |
1973 | 21,8 |
1974 | 33,7 |
1975 | 62,7 |
1976 | 19,2 |
1977 | 20,5 |
1978 | 26,8 |
1979 | 43,1 |
1980 | 50,8 |
1981 | 14,5 |
1982 | -0,8 |
1983 | 2,3 |
1984 | 5,1 |
1985 | 19,9 |
1986 | 26,8 |
1987 | 35,1 |
1988 | 26,9 |
1989 | 26,9 |
1990 | 48,4 |
1991 | 49,6 |
1992 | 43,1 |
1993 | 44,4 |
1994 | 20,1 |
1995 | 13,9 |
1996 | 16,8 |
1997 | 27,5 |
1998 | 39,1 |
1999 | 40,4 |
2000 | 53,9 |
2001 | 50,8 |
2002 | 24,3 |
2003 | -0,3 |
2004 | -16,2 |
2005 | -27,4 |
2006 | -31,3 |
2007 | -5,8 |
2008 | 25,7 |
2009 | 34,5 |
2010 | 33,1 |
2011 | 29,8 |
2012 | 13,9 |
2013 | 19,1 |
2014 | 35,1 |
2015 | 55,1 |
2016 | 79,2 |
2017 | 80,7 |
Het migratiesaldo (de immigratie min de emigratie) is aan sterke schommelingen onderhevig. Sinds het midden van de vorige eeuw fluctueerde het saldo tussen –48 duizend (1952) en +80 duizend (2016 en 2017).
Politieke en economische oorzaken
De pieken en dalen in de migratie na de Tweede Wereldoorlog werden veroorzaakt door een reeks politieke en economische gebeurtenissen, zoals:
- De onafhankelijkheid van Indonesië in 1949.
- Het vertrek van Nederlanders in de jaren vijftig van de twintigste eeuw die hun heil zochten in landen als Australië, Canada en de Verenigde Staten.
- De immigratie uit de zogenoemde wervingslanden als Griekenland, Italië, Joegoslavië, Marokko, Portugal, Spanje, Tunesië en Turkije in de jaren zestig en vroege jaren zeventig.
- Toenemende immigratie vanuit Suriname na de onafhankelijkheid in 1975.
- Gezinshereniging en gezinsvorming in de jaren tachtig, met name onder Turken en Marokkanen.
- Een stijging van het aantal asielmigranten sinds het midden van de jaren tachtig door onder andere het oorlogsgeweld in voormalig Joegoslavië en conflicten in Afghanistan, Irak en Somalië.
- Een dalende immigratie begin jaren negentig en begin van deze eeuw door strengere regelgeving op het gebied van de toelating van asielzoekers, strengere eisen aan gezinsherenigers en gezinsvormers, en economische neergang.
- Een toename van het aantal Europese immigranten door de uitbreiding van de Europese Unie in mei 2004 met tien Midden- en Centraal-Europese landen en in 2007 met Bulgarije en Roemenië.
- Een stijging van het aantal buitenlandse studenten door onder andere een toename van het aantal Engelstalige studies in Nederland.
- De oorlog in Syrië, die vanaf 2014 een aanzienlijke stijging van het aantal asielzoekers en nareizende gezinsleden teweegbracht.
- Onder meer eind jaren negentig en in 2006 en 2007 ging toenemende economische groei samen met stijgende immigratie. Ook bij de recente stijging van de immigratie speelt de hoogconjunctuur waarschijnlijk een rol.
Zowel het aantal immigranten als emigranten is na de Tweede Wereldoorlog structureel gestegen. Veel migranten blijven slechts tijdelijk, en een toename van de immigratie leidt enkele jaren later tot een hogere emigratie. De toegenomen emigratie betrof dan ook vooral emigranten die eerder als immigrant naar Nederland kwamen. Sinds 2012 was 70 procent van de emigranten een weer vertrekkende immigrant, de rest is in Nederland geboren.
Sterke toename immigratie uit EU-landen
In de periode 2013–2017 keerden gemiddeld per jaar 30 duizend in Nederland geboren personen terug naar Nederland. De instroom van buiten Nederland geboren immigranten bestond in 2017 voor bijna de helft uit personen uit andere EU-lidstaten. Sinds de uitbreiding van de EU in 2004 met tien Midden- en Oost-Europese landen is de immigratie vanuit de EU sterk toegenomen. Veel immigranten kwamen voor werk of studie, en met deze migranten kwamen ook gezinsleden mee. Sinds 2013 is ook het aantal immigranten uit niet-westerse landen aanmerkelijk gestegen. Het grootste deel van de stijging betrof asielzoekers en nareizigers die zich in Nederland vestigden, maar ook de arbeids-, studie- en gezinsmigratie uit niet-westerse landen nam toe.
Categories2 | 2013-2017 (x 1 000) | 2004-2012 (x 1 000) | 1995-2003 (x 1 000) |
---|---|---|---|
Nederland | 30,1 | 25,3 | 22,9 |
EU (excl. Nederland) | 79,8 | 47,3 | 23,4 |
Buiten EU | |||
Westers | 19,1 | 13,3 | 15,6 |
Niet Westers | 74,6 | 44,1 | 54,5 |
Categories1 | 2014-2016 (x 1 000) | 2009-2013 (x 1 000) | 2004-2008 (x 1 000) | 1999-2003 (x 1 000) |
---|---|---|---|---|
Arbeid | 13,1 | 10,7 | 8 | 8 |
Asiel | 24,3 | 5,5 | 2,6 | 10,3 |
Gezin | 26,5 | 20,8 | 17,2 | 29,8 |
Studie | 14,3 | 11,6 | 9 | 8,7 |
Deel immigranten vertrekt weer
Arbeids- en studiemigranten komen vaak voor een kort verblijf naar Nederland. Van deze migranten die in de periode 2005–2007 kwamen, was ongeveer 35 procent binnen twee jaar vertrokken. Bij asiel- en gezinsmigranten was dit aandeel lager. Toch vertrekt ook van deze groepen migranten een deel uiteindelijk weer. Van de asielmigranten was na tien jaar 35 procent weer vertrokken, vaak naar een ander land dan hun herkomstland. Van de gezinsmigranten was na tien jaar 40 procent vertrokken.
Categories1 | EU (%) | Westers land buiten EU (%) | Niet-westers land (%) |
---|---|---|---|
1995 | 25,2 | 17,1 | 11,4 |
1996 | 27,1 | 22,0 | 11,9 |
1997 | 27,6 | 23,5 | 12,4 |
1998 | 26,6 | 23,4 | 11,6 |
1999 | 25,0 | 22,6 | 10,4 |
2000 | 24,4 | 17,6 | 10,6 |
2001 | 25,7 | 20,1 | 12,5 |
2002 | 26,0 | 22,9 | 14,5 |
2003 | 27,6 | 24,3 | 16,2 |
2004 | 26,1 | 27,7 | 16,4 |
2005 | 28,2 | 31,4 | 18,5 |
2006 | 28,4 | 33,8 | 21,0 |
2007 | 28,7 | 33,6 | 21,8 |
2008 | 32,7 | 34,2 | 22,1 |
2009 | 33,9 | 35,0 | 22,7 |
2010 | 35,7 | 36,4 | 24,5 |
2011 | 38,3 | 36,2 | 26,8 |
2012 | 39,8 | 38,8 | 29,3 |
2013 | 40,4 | 38,2 | 27,2 |
2014 | 40,7 | 37,3 | 24,5 |
Meer immigranten binnen twee jaar weer weg
Na de eeuwwisseling is het aandeel immigranten dat kort blijft opgelopen, onder meer door het toenemende aantal studie- en arbeidsmigranten. Van de niet-westerse immigranten die in 2000 naar Nederland kwamen was 10 procent binnen twee jaar weer vertrokken. Gezinsvormende immigranten uit onder meer Turkije en Marokko, die over het algemeen voor langere tijd in Nederland verbleven, vormden destijds een belangrijk deel van de instroom. Twaalf jaar later was het aandeel kort verblijvende niet-westerse immigranten gestegen naar bijna 30 procent. Door de toegenomen asielmigratie is na 2012 het aandeel niet-westerse immigranten dat minder dan twee jaar blijft weer iets gedaald.
Ook onder westerse immigranten liep het aandeel dat kort bleef sterk op. Sinds de EU-uitbreidingen in 2004 is het aandeel EU-immigranten dat minder dan twee jaar blijft gestegen van 26 procent naar 41 procent. Van de westerse immigranten van buiten de EU die in 2014 kwamen, vertrok iets minder dan 40 procent binnen twee jaar.
Categories1 | Na 2 jaar (%) | Na 10 jaar (%) |
---|---|---|
Arbeid | 33,31 | 70,93 |
Asiel | 6,34 | 35,36 |
Gezin | 15,27 | 41,31 |
Studie | 37,3 | 74,44 |
Downloads
- Publicatie - Buitenlandse migratie in Nederland, 1795-2006
- Publicatie - Begrippen op het terrein van asiel en buitenlandse migratie
Bronnen
- StatLine - Historische reeks migratie
- Statistische trends - Veronderstellingen migratie bij bevolkingsprognose 2017-2060