Stikstof in het oppervlaktewater
De totale belasting van het oppervlaktewater met stikstofverbindingen is in de periode 1990-2021 met 45 procent afgenomen, van 158 miljoen kilogram stikstof (N) tot 87 miljoen kilogram. De belangrijkste bronnen voor stikstof in oppervlaktewater zijn uit- en afspoeling vanaf landbouw- en natuurbodems (samen bijna 60 procent), restlozingen vanuit het rioolstelsel en rioolwaterzuiveringsinstallaties (20 procent) en atmosferische depositie (17 procent, exclusief depositie op de Noordzee). Alle drie zijn indirecte bronnen, waarbij de stikstof in het oppervlaktewater belandt via achtereenvolgens bodem en grondwater, rioolwater en lucht. Directe lozingen van stikstof op het oppervlaktewater, bijvoorbeeld vanuit industrie en huishoudens, spelen nog slechts een marginale rol (5 procent).
De cijfers voor atmosferische depositie, overstorten en regenwaterriolen voor 2021 zijn niet berekend, daarom zijn deze cijfers een kopie van de cijfers van 2020.
Emissiebron | Landbouw uit- en afspoeling bodems (mln kg N) | Riolering en rioolwaterzuivering (mln kg N) | Atmosferische depositie ¹⁾ (mln kg N) | Natuur af- en uitspoeling bodems (mln kg N) | Landbouw en natuur overige bronnen (mln kg N) | Industrie (mln kg N) | Huishoudens (mln kg N) | Overige sectoren (mln kg N) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1990 | 59,607 | 42,468 | 27,663 | 5,61 | 7,815 | 12,496 | 1,781 | 0,355 |
1991 | ||||||||
1992 | ||||||||
1993 | ||||||||
1994 | ||||||||
1995 | 78,584 | 38,688 | 24,129 | 8,451 | 5,867 | 6,233 | 1,366 | 0,403 |
1996 | ||||||||
1997 | ||||||||
1998 | ||||||||
1999 | ||||||||
2000 | 87,511 | 30,949 | 22,412 | 9,427 | 3,88 | 4,303 | 1,035 | 0,309 |
2001 | ||||||||
2002 | ||||||||
2003 | ||||||||
2004 | ||||||||
2005 | 38,878 | 23,928 | 20,08 | 6,665 | 3,379 | 3,396 | 0,747 | 0,513 |
2006 | ||||||||
2007 | ||||||||
2008 | ||||||||
2009 | ||||||||
2010 | 41,006 | 18,477 | 16,097 | 10,829 | 2,878 | 2,165 | 0,499 | 0,257 |
2011 | ||||||||
2012 | ||||||||
2013 | ||||||||
2014 | ||||||||
2015 | 46,695 | 16,886 | 16,04 | 12,339 | 2,4 | 2,183 | 0,348 | 0,154 |
2016 | ||||||||
2017 | ||||||||
2018 | ||||||||
2019 | ||||||||
2020 | 39,166 | 16,956 | 14,662 | 13,998 | 2,189 | 1,89 | 0,266 | 0,176 |
2021* | 37,808 | 16,995 | 14,662 | 13,296 | 2,083 | 1,901 | 0,257 | 0,219 |
*Voorlopige cijfers. ¹⁾De cijfers voor atmosferische depositie voor 2021 zijn nog niet bekend, en zijn voorlopig gelijk gesteld aan 2020. |
Variatie in stikstofbelasting vanuit landbouw- en natuurbodems
De meeste bronnen laten in de periode 1990-2021 een geleidelijke daling zien in de stikstofbelasting van het oppervlaktewater, maar dat geldt niet voor de uit- en afspoeling vanaf bodems van landbouw- en natuurgebieden. Dit is het proces waarbij stikstofverbindingen (hetzelfde geldt voor fosforverbindingen) - afkomstig van dierlijke mest of kunstmest - direct met regenwater (afspoeling), of via het grondwater (uitspoeling) vanuit bodems worden afgevoerd naar het oppervlaktewater.
De belasting vanuit deze bron wordt primair bepaald door de hoeveelheden meststoffen die jaarlijks op landbouwbodems worden gebracht, maar ook door verschillen in de jaarlijkse neerslaghoeveelheden. In droge jaren is de uit- en afspoeling bij gelijkblijvende bodembelasting beduidend lager dan in nattere jaren. De uit- en afspoeling van stikstof vanaf landbouw- en natuurbodems is in 1990-2021 met 22 procent afgenomen.
Uit- en afspoeling stikstof landbouw- en natuurbodems (mln kg N, mm) | Neerslag (landelijk gemiddelde) (mln kg N, mm) | |
---|---|---|
1990 | 65,2 | 715 |
1991 | ||
1992 | ||
1993 | ||
1994 | ||
1995 | 87,04 | 798 |
1996 | ||
1997 | ||
1998 | ||
1999 | ||
2000 | 96,9 | 897 |
2001 | ||
2002 | ||
2003 | ||
2004 | ||
2005 | 45,5 | 834 |
2006 | ||
2007 | ||
2008 | ||
2009 | ||
2010 | 51,8 | 868,7 |
2011 | ||
2012 | ||
2013 | ||
2014 | ||
2015 | 59 | 945,2 |
2016 | ||
2017 | ||
2018 | ||
2019 | ||
2020 | 53,2 | 860,2 |
2021* | 51,1 | 889,9 |
*Voorlopige cijfers. |
Minder stikstof in gezuiverd rioolwater door Europese eisen
De bron ‘riolering en waterzuivering’ bestaat uit een aantal deelbronnen, namelijk lozingen uit rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s), regenwaterriolen, riooloverstorten en (tot medio jaren negentig) ongezuiverde rioolstelsels. De belangrijkste deelbron voor stikstofemissie vormen de (rest)lozingen of effluenten van RWZI’s. In Nederland zijn vrijwel alle huishoudens en bedrijven via het riool aangesloten op een van de 313 RWZI’s. Vooral huishoudens vormen een grote bron van stikstof in het rioolwater: menselijke urine en ontlasting, maar ook schoonmaakmiddelen, bevatten aanzienlijke hoeveelheden stikstof. In RWZI’s wordt de meeste stikstof (en andere verontreinigingen) uit het rioolwater verwijderd, maar er blijft altijd nog een zekere restlozing over. Door strengere Europese regelgeving hebben de waterschappen, die de RWZI’s beheren, deze restlozingen in de periode 1998-2006 sterk moeten verminderen. Dit is gerealiseerd door omvangrijke technologische aanpassingen aan de zuiveringsprocessen. Daardoor is de restlozing van stikstof in de periode 1990-2021 met 63 procent afgenomen. Het landelijke zuiveringsrendement voor stikstof nam hiermee toe van 52 procent in 1990, naar 85 procent in 2021.
Jaar | Effluent rioolwaterzuivering (mln kg N) | Regenwaterriolen (mln kg N) | Overstorten (mln kg N) | Ongezuiverde rioolstelsels (mln kg N) |
---|---|---|---|---|
1990 | 39,3 | 1,1 | 0,86 | 1,2 |
1991 | ||||
1992 | ||||
1993 | ||||
1994 | ||||
1995 | 36,3 | 1,2 | 0,84 | 0,4 |
1996 | ||||
1997 | ||||
1998 | ||||
1999 | ||||
2000 | 29 | 1,3 | 0,66 | 0 |
2001 | ||||
2002 | ||||
2003 | ||||
2004 | ||||
2005 | 21,8 | 1,6 | 0,57 | 0 |
2006 | ||||
2007 | ||||
2008 | ||||
2009 | ||||
2010 | 16,6 | 1,4 | 0,45 | 0 |
2011 | ||||
2012 | ||||
2013 | ||||
2014 | ||||
2015 | 14,7 | 1,8 | 0,42 | 0 |
2016 | ||||
2017 | ||||
2018 | ||||
2019 | ||||
2020 | 14,3 | 2,2 | 0,39 | 0 |
2021* | 14,4 | 2,2 | 0,39 | 0 |
*Voorlopige cijfers. |
Naast de lozingen van gezuiverd afvalwater wordt er soms ook nog ongezuiverd en licht verontreinigd regenwater op het oppervlaktewater geloosd. Nederland kent twee typen rioolstelsels: gemengde en gescheiden rioolstelsels. Gemengde rioolstelsels hebben nooduitlaten voor overbelasting bij hevige regenbuien: de overstorten. Het water uit deze overstorten gaat ongezuiverd naar het oppervlaktewater. Bij gescheiden rioolstelsels wordt het hemelwater dat vanaf straten en daken stroomt niet vermengd met afvalwater (dat nog wordt gezuiverd in een RWZI), maar wordt afzonderlijk via een regenwaterriool afgevoerd naar het oppervlaktewater. In regenwaterriolen kan ook vervuiling worden afgevoerd, bijvoorbeeld straatvuil en hondenpoep, maar het regenwater is veel schoner dan het afvalwater uit huishoudens en bedrijven.
Beide typen rioolstelsels zorgen voor een extra lozing van stikstofverbindingen op het oppervlaktewater. In 2021 was dat samen 2,6 miljoen kilogram stikstof, bijna 3 procent van de totale stikstofbelasting van het oppervlaktewater. Doordat het aandeel van gescheiden rioolstelsels toeneemt, is de stikstoflozing via regenwaterriolen in de periode 1990-2021 meer dan verdubbeld. De lozing via overstorten is in dezelfde periode gehalveerd door verbeteringen in de gemengde rioolstelsels, zoals grotere bergingscapaciteit.
Atmosferische depositie
Ruim een zesde (17 procent) van de stikstofbelasting van het oppervlaktewater kan worden toegerekend aan directe atmosferische depositie (droge en natte depositie vanuit de lucht) op het wateroppervlak. De oorspronkelijke bronnen zijn emissies naar de lucht vanuit de landbouw, industrie en het verkeer, zowel uit binnenland als buitenland. De cijfers die in dit dossier worden gepresenteerd hebben alleen betrekking op de stikstofverbindingen die rechtstreeks neerslaan op de zoete oppervlaktewateren (binnenwater) en een smalle kuststrook. De atmosferische depositie op de Noordzee (buitenwater) is niet meegenomen.Overige stikstofbronnen
De overige bronnen van stikstofvervuiling in het oppervlaktewater zijn directe lozingen vanuit industriële bedrijven, de landbouw en natuur (exclusief de eerder genoemde uit- en afspoeling), een klein aantal huishoudens zonder rioolaansluiting, en overige sectoren.
De directe lozingen vanuit de industrie droegen in 1990 nog voor ruim 8 procent bij aan de totale stikstofbelasting van oppervlaktewater. Door aanpak van deze lozingen is dit aandeel aanzienlijk gedaald, namelijk tot 2,2 procent in 2021. De landbouw en natuur dragen nog bij aan de rechtstreekse lozing van stikstof naar oppervlaktewater vanuit de glastuinbouw, via uitwerpselen van watervogels, door erfafspoeling, en via mest die onbedoeld tijdens uitrijden over landbouwgrond in sloten terecht komt (mee-mesten van sloten). Erfafspoeling vindt plaats als nutriënten (waaronder stikstof) vanuit opslag van kuilvoer op het erf van veeteeltbedrijven met regenwater afspoelen naar omliggende oppervlaktewateren.
Jaar | Landbouw en natuur overige bronnen (mln kg N) | Industrie (mln kg N) | Huishoudens (mln kg N) | Overige sectoren (mln kg N) |
---|---|---|---|---|
1990 | 7,82 | 12,5 | 1,78 | 0,38 |
1991 | ||||
1992 | ||||
1993 | ||||
1994 | ||||
1995 | 5,87 | 6,23 | 1,37 | 0,42 |
1996 | ||||
1997 | ||||
1998 | ||||
1999 | ||||
2000 | 3,88 | 4,3 | 1,03 | 0,35 |
2001 | ||||
2002 | ||||
2003 | ||||
2004 | ||||
2005 | 3,38 | 3,4 | 0,75 | 0,57 |
2006 | ||||
2007 | ||||
2008 | ||||
2009 | ||||
2010 | 2,88 | 2,17 | 0,5 | 0,28 |
2011 | ||||
2012 | ||||
2013 | ||||
2014 | ||||
2015 | 2,4 | 2,18 | 0,35 | 0,18 |
2016 | ||||
2017 | ||||
2018 | ||||
2019 | ||||
2020 | 2,19 | 1,89 | 0,27 | 0,22 |
2021* | 2,08 | 1,9 | 0,26 | 0,24 |
*Voorlopige cijfers. |
Bronnen
- Link StatLine - Zuivering van stedelijk afvalwater
- Externe link Compendium voor de Leefomgeving - Emissie naar lucht, water en bodem
- Externe link Tabel - Emissieregistratie dataset 1990-2021 belasting oppervlaktewater per doelgroep
Relevante links
- Externe link Rijksoverheid - Emissieregistratie
- Externe link Toelichting – De definitieve dataset 1990-2021