Uitsplitsing warmtepompen in utiliteitsbouw

Voor alle nieuwbouw in Nederland gelden normen betreffende de energiezuinigheid van het gebouw, de zogenaamde energieprestatienormen. Deze normen worden vastgesteld door de overheid. In 2005 wordt onderzocht of een aanscherping van de norm voor utiliteitsgebouwen mogelijk is. Onder utiliteitsgebouwen vallen onder andere kantoren, winkels, horeca, scholen, sport accommodaties en zorginstellingen. Een gevolg van het aanscherpen van de norm is dat gebouwen meer energiebesparende eigenschappen en installaties moeten hebben dan nu. Een mogelijke energiebesparende installatie is de warmtepomp. Het geïnstalleerde vermogen van warmtepompen in utiliteitsgebouwen is de laatste jaren gestegen. De vraag is nu of de warmtepompen voldoende marktrijp zijn om bij energieprestatienormen uit te kunnen gaan van een warmtepomp.

Eén van de indicatoren voor het marktrijp zijn, is de reeds gerealiseerde afzet van warmtepompen in de utiliteit. In de reguliere publicatie over duurzame energie besteedt het CBS daar al aandacht aan, maar in het kader van de discussie over de marktrijpheid van warmtepompen en de energieprestatienormen bleek een detaillering van deze informatie over verschillende categorieën utiliteitsgebouwen wenselijk. Dit artikel geeft aan in hoeverre het mogelijk is een verdere uitsplitsing te maken op basis van de bij het CBS aanwezige data.

De gegevens over de afzet van de warmtepompen zijn afkomstig van de leveranciers. Het blijkt dat het voor de leveranciers steeds lastiger wordt om gegevens te leveren over de deelsectoren van de utiliteit waar de warmtepompen geplaatst worden. Daarom is in 2002 al voor een groot deel gestopt met het waarnemen van de deelsectoren en is het CBS er in 2003 helemaal mee gestopt. Toch zijn voor de jaren 2000 t/m 2002 wel wat gegevens beschikbaar, indien er wordt gemiddeld over de jaren (zie onderstaande tabel).

Het blijkt dat voor tweederde van de in de utiliteit geplaatste warmtepompen niet duidelijk is in welke deelsector ze geplaatst zijn. Voor eenderde is er wel een indicatie. Verreweg het grootste deel wordt geplaatst bij kantoren. Daarnaast worden warmtepompen geplaatst bij de zwembaden en bij winkels. Bij onderwijsgebouwen zijn ook enkele warmtepompen geplaatst, maar het aandeel binnen het totaal is kleiner dan 0,5 procent. De gegevens in Tabel 1 moeten met voorzichtigheid gebruikt worden vanwege de grote groep warmtepompen waarover niets bekend is en vanwege het geringe aantal waarnemingen.

Reinoud Segers