1971-2023: Groei kleinere gezindten
Het proces van ontkerkelijking ging na 1971 door, zij het niet in een gelijkmatig tempo en niet overal op dezelfde manier. Na een periode van relatieve stilstand in de jaren 1992–2002 nam de ontkerkelijking vanaf 2003 verder toe. Na 2008 kreeg zij zelfs meer vaart. Vanaf midden jaren zestig zorgt migratie vanuit islamitische landen en andersoortige niet christelijke landen voor een beweging die haaks staat op ontkerkelijking. Met name hierdoor groeiden de kleinere gezindten. De traditionele hoofdstromingen gingen echter sterk achteruit.
Na 1971 zijn geen volkstellingen meer gehouden. Wat we sindsdien weten over aantallen gelovigen, kerkelijkheid en kerkgang, is ontleend aan steekproefonderzoek. In de jaren zeventig kwamen de statistieken uit de leefsituatieonderzoeken van het CBS, vanaf 2012 uit het onderzoek Sociale samenhang en welzijn (SSW). In de periode 2012–2022 hebben ruim 85 duizend mensen van 15 jaar of ouder aan dit onderzoek meegedaan. Omdat in de enquêtes naar veel meer persoonskenmerken wordt gevraagd, bieden de enquêtes een grotere analyserijkdom dan de oude volkstelling. De eenheid is wel iets veranderd: vanaf 2010
Blijvend sterke ontkerkelijking in het noorden
Uit de opeenvolgende enquêtes blijkt de verdere (sterke) toename van het aantal mensen dat zich onkerkelijk noemt. Dat percentage ging van 23 in 1971, via 41 in 1999 tot 57 in 2022. Het betekent dat inmiddels nog maar vier op de tien mensen zich rekenen tot een kerkgenootschap.
Rooms-katholiek (% bevolking 18+) | Protestants (% bevolking 18+) | Overig (% bevolking 18+) | Geen (% bevolking 18+) | |
---|---|---|---|---|
1971 | 40 | 33 | 2 | 23 |
1987 | 36 | 27 | 5 | 32 |
1999 | 31 | 21 | 8 | 41 |
2008 | 29 | 19 | 10 | 42 |
2015 | 24 | 15 | 11 | 50 |
2022 | 18 | 13 | 12 | 57 |
1)2022 is % bevolking 15+. |
Sterke toename ontkerkelijking in het zuiden
De ontkerkelijking voltrok zich niet in hetzelfde tempo. Het ging snel van 1971 tot 1999. Daarna stabiliseerde het proces tot 2008, vervolgens ging het weer hard tot 2022. In de periode 2008–2022 vallen vooral Noord-Brabant en Limburg op, waar het percentage mensen zonder kerkelijke gezindte met 10 procentpunt of meer stijgt. Met deze relatief forse kerkverlating zijn deze provincies hun status als ‘meest kerkelijke provincies’ bijna kwijtgeraakt. De percentages onkerkelijken van Noord-Brabant (49) en Limburg (38) in de jaren 2019-2022 zijn een stuk dichter bij die van Overijssel (50) en Zeeland (50) komen te liggen.
Tussen 1999 en 2008 nam de ontkerkelijking nauwelijks toe. In Flevoland, Noord-Holland en Zuid-Holland nam het percentage mensen met een kerkelijke gezindte zelfs toe. Het regionale patroon in de verspreiding van de onkerkelijkheid bleef ongewijzigd. Het hoogst was en bleef deze in de drie noordelijke provincies en Noord-Holland, het laagst in Limburg.
Bonte verzameling
Het aandeel volwassen (18+) dat zich katholiek of protestant noemt is sterk teruggelopen. In de periode 1971-2022 gingen de katholieken van 40 naar 18 procent, en de protestanten van 33 naar 13 procent. Het percentage van de bevolking dat behoort tot de overige, kleinere gezindten is in deze periode juist sterk gegroeid. Het ging van 2 procent in 1971 naar 12 procent in 2022. Hierbij speelde vooral de komst van grote aantallen migranten een rol. Van de 12 procent andere gezindten in 2022 is ongeveer de helft moslim. Onder de andere helft vallen boeddhisten, hindoes, joden, humanisten en een groot aantal andere levensbeschouwelijke stromingen.
Tot de protestanten, 12 procent van de volwassenen in 2022, behoren groepen die soms zo klein zijn geworden, dat ze geteld worden in tienden van procenten. Ongeveer de helft (6 procent) rekent zich tot de PKN, de andere helft bestaat uit mensen die behoren tot een diverse verzameling gelovigen zoals leden van de christelijk gereformeerde kerk, de gereformeerde kerk (vrijgemaakt), de (oud-) gereformeerde gemeenten in Nederland, de Nederlands gereformeerde kerk, de hersteld hervormde kerk, Baptistengemeenten, Pinkstergemeenten en Evangeliegemeenten. Nog eens 1 procent noemde zich protestants-christelijk zonder nadere specificatie.
Rooms-katholiek (% bevolking 15+) | Protestants (% bevolking 15+) | Islam (% bevolking 15+) | Overige (% bevolking 15+) | Geen (% bevolking 15+) | |
---|---|---|---|---|---|
2010 | 27 | 18 | 5 | 5 | 45 |
2011 | 26 | 17 | 5 | 5 | 47 |
2012 | 26 | 16 | 5 | 5 | 48 |
2013 | 26 | 16 | 5 | 6 | 47 |
2014 | 24 | 16 | 5 | 6 | 49 |
2015 | 24 | 15 | 5 | 6 | 50 |
2016 | 24 | 15 | 5 | 6 | 50 |
2017 | 24 | 15 | 5 | 6 | 51 |
2018 | 22 | 15 | 5 | 5 | 53 |
2019 | 20 | 15 | 5 | 5 | 54 |
2020 | 20 | 14 | 5 | 5 | 55 |
2021 | 18 | 14 | 5 | 6 | 57 |
2022 | 18 | 13 | 6 | 6 | 57 |
'Mahomedanen’
Tot 1971 kwamen de aantallen moslims uit de volkstellingen. Ze stonden erin vanaf 1879. In dat jaar zijn 49 moslims geteld (aangeduid met ’Mahomedanen’), waarvan 13 en mannen, 36 vrouwen. Ze woonden verspreid in zeven provincies met twee kleine clusters in Amsterdam (1 man en 15 vrouwen) en Den Haag (1 man en 15 vrouwen). Tien jaar later waren er 45, ook weer in meerderheid vrouwen, in 1899 nog 29. Het aantal moslims nam aanvankelijk mondjesmaat toe, tot 300 in 1947. Daarna ging het hard: in 1960 waren het er 1 400, in 1971 54 duizend, dankzij de vestiging van vele tienduizenden arbeidsmigranten.
Vanaf begin jaren zeventig nam het aantal moslims snel toe, tot 236 duizend in 1980, 458 duizend in 1990 en 627 duizend in 1995. In deze periode kwamen de aantallen uit modelramingen. Vanaf 2007 zijn de ramingen robuuster en gebaseerd op het jaarlijkse leefsituatieonderzoek (Permanent Onderzoek Leefsituatie, een steekproef onder 10 duizend personen) en vanaf 2010 op het Onderzoek sociale samenhang en welzijn. In 2008 is het aantal moslims berekend op 825 duizend, zo’n 5 procent van de bevolking. Die relatieve omvang bleef sindsdien nagenoeg constant. In 2022 kwam het uit op 6 procent.
Protestanten grootste kerkgangers
In overeenstemming met de gedaalde aanhang van kerkelijke gezindten is ook het kerkbezoek de laatste halve eeuw verminderd. In 1971 ging een op drie volwassenen (37 procent) minstens een keer per maand naar de kerk, in 2022 deed amper een op de tien (12 procent) dat. Ruim 80 procent van de gelovigen gaat inmiddels zelden of nooit naar de kerk. Protestanten hechten wel meer aan hun kerkgang dan katholieken. Van de eersten gaat de helft minstens eenmaal per maand naar de kerk, van de katholieken doet maar 11 procent dat. Protestanten gaan ook vaker dan moslims.
Sterke binding met lage opleiding en hoog inkomen
Dankzij de enquêtes is er ook enig zicht op de determinanten van religieuze betrokkenheid. Het blijkt dat de religieuze binding afneemt met het opleidingsniveau. Ook het inkomen is onderscheidend: de religieuze betrokkenheid daalt met het inkomen.
Rooms-katholiek (% bevolking 18+) | Nederlands hervormd (% bevolking 18+) | Gereformeerd (% bevolking 18+) | Overige kerkelijke gezindten (% bevolking 18+) | Geen kerkelijke gezindte (% bevolking 18+) | |
---|---|---|---|---|---|
1889 | 35 | 49 | 8 | 6 | 2 |
1899 | 35 | 48 | 8 | 6 | 2 |
1909 | 35 | 44 | 9 | 6 | 5 |
1920 | 36 | 41 | 9 | 6 | 8 |
1930 | 36 | 35 | 9 | 5 | 14 |
1947 | 38 | 31 | 9 | 5 | 17 |
1960 | 40 | 28 | 9 | 4 | 18 |
1971 | 40 | 24 | 9 | 2 | 23 |
Downloads
Bronnen
- Link Longread - Schmeets, H., M. Houben, Religieuze betrokkenheid in Nederland, in: Statistische trends 2023, 7 april.
- Link Longread - Schmeets, H., Religie en socialecohesie, in: Statistische trends (2019, 12 juli
- Externe link Website - Schmeets, H., ‘Religieuze betrokkenheid en sociale samenhang’, in: H. Schmeets (ed.) Sociale samenhang. Wat ons bindt en verdeelt. (Den Haag/Heerlen/Bonaire 2015), 169–181
- Externe link Website - Herten, M. van, ‘Het aantal islamieten in Nederland’, in: H. Schmeets en R. van der Bie (red.) Religie aan het begin van de 21ste eeuw. (Den Haag/Heerlen 2009), 35–40.
- Externe link Website - Knippenberg, H., De religieuze kaart van Nederland. Omvang en geografische spreiding van de godsdienstige gezindten vanaf de Reformatie tot heden. (Assen/Maastricht 1992)
- Externe link Website - Volkstellingen 1795–1971
- Link StatLine - Kerkelijke gezindte en kerkbezoek; vanaf 1849; 18 jaar of ouder
- Link StatLine - Religieuze betrokkenheid; persoonskenmerken