Verdeling: Wonen

De woonsituatie van mensen is relevant voor de kwaliteit van hun leven. Het gaat dan bijvoorbeeld om sociale cohesie in de buurt, buurtvoorzieningen, maar ook kenmerken van de woning zelf en de betaalbaarheid van wonen. Tot en met de editie van 2023 van de monitor brede welvaart werd het thema wonen in kaart gebracht met de indicator tevredenheid met de woning. Deze indicator deed niet helemaal recht aan de problematiek die al enige tijd speelt rondom het thema wonen, zoals de betaalbaarheid van huur- en hypotheeklasten maar ook van de opgelopen energieprijzen en andere woonlasten. Omdat deze problematiek naar verwachting een impact heeft op de kwaliteit van leven wordt vanaf 2024 gebruik gemaakt van de zogenoemde woonquote. Deze beschrijft het percentage van het inkomen dat besteed wordt aan wonen (de totale woonlasten omvatten het totale bedrag aan woonkosten, zoals huur- of hypotheeklasten maar ook alle bijkomende woonuitgaven zoals onroerendzaakbelasting, premies voor woonverzekeringen, rioolrechten, gas, water en elektra). Er wordt hier uitgegaan van de mediane woonquote; de helft van de huishoudens geeft maximaal dit percentage van hun inkomen uit aan woonlasten. Hoe lager het aandeel van het inkomen dat men aan wonen besteedt, hoe gunstiger.
  • De hoogte van het deel van het inkomen dat besteed wordt aan wonen, de woonquote, is relatief hoog voor de leeftijdsgroepen tot 35 jaar en 75-plussers, laagopgeleiden en voor huishoudens waarvan de referentiepersoon zelf of waarvan de ouders in een land buiten Europa geboren zijn.
  • Voor huishoudens met een referentiepersoon tussen de 45 en 65 jaar, die hoogopgeleid is of geboren in Nederland met beide ouders die dat ook zijn, ligt de woonquote relatief laag.
  • De woonquote was in 2022 een stuk lager dan in 2019. Dit is een gunstige ontwikkeling die met name te zien is in de populatie met de lagere inkomens.

Woonquote

Situatie in 2022

In januari 2022 had de helft van de huishoudens een woonquote tot 20 procent en de helft van 20 procent of meer.

  • De hoogte van de woonquote hangt samen met de leeftijd van de referentiepersoon. Als deze in de leeftijdsgroepen tot 35 jaar zit dan, is deze relatief hoog. Dit geldt ook voor 75-plussers. Voor de leeftijdsgroepen tussen 45 en 65 jaar ligt de woonquote juist relatief laag.
  • Ook het onderwijsniveau is gerelateerd aan de hoogte van de woonquote. Als dit laag is dan gaat dat relatief vaak samen met een hoge woonquote, is het onderwijsniveau hoog dan gaat dat vaak samen met een laag aandeel van het inkomen dat aan wonen wordt besteed.
  • De mediane woonquote is ten slotte relatief hoog voor huishoudens waarvan de referentiepersoon zelf of waarvan de ouders in een land buiten Europa geboren zijn.
    De kenmerken leeftijd, onderwijsniveau en herkomst hangen samen. Als rekening wordt gehouden met deze samenhang  blijft overeind dat huishoudens van referentiepersonen tussen 55 en 65 jaar vaker een lage woonquote hebben dan de jongste en alleroudste groepen. Ook blijft gelden dat een lage woonquote vaker voorkomt bij hoogopgeleide referentiepersonen dan bij huishoudens met een laagopgeleide referentiepersoon. Ook blijft staan dat huishoudens met een referentiepersoon die zelf geboren is in Nederland en waarvan de ouders dat ook zijn vaker een relatief laag aandeel van hun inkomen kwijt zijn aan woonlasten.

Veranderingen tussen 2019 en 2022

De mediane woonquote was in 2022 een stuk lager dan in 2019. Dit is een gunstige ontwikkeling die met name te zien is in de populatie met de lagere inkomens. Dit zijn veelal huishoudens met laagopgeleide referentiepersonen en huishoudens waarvan de referentiepersonen zelf buiten Nederland geboren zijn. De gunstigere woonquote voor de groepen huishoudens aan de onderkant van de inkomensverdeling houdt mede verband met een wat hoger inkomen in 2022 vanwege de energiemaatregelen. Huishoudens tot 120 procent van het sociale minimum ontvingen in 2022 een energietoeslag. Daarnaast ontvingen alle huishoudens een korting op de energierekening. De groep huishoudens tot 25 jaar vormde een uitzondering, bij deze huishoudens met een relatief laag inkomen was er sprake van een relatief sterke stijging van de woonquote.

Relevante links