Verdeling: Stapeling

De verschillen tussen bevolkingsgroepen die bij individuele indicatoren te zien zijn, gaan niet per se over dezelfde mensen. Op individueel niveau kunnen uitkomsten op verschillende thema’s stapelen. Veel mensen hebben een hogere brede welvaart op een paar thema’s en lagere brede welvaart op andere. Bij een deel van de mensen is een stapeling van uitkomsten te zien: zij hebben op veel thema’s een hoge brede welvaart of juist een lage brede welvaart.
  • De stapeling van gunstige uitkomsten concentreert zich vooral sterk bij hoogopgeleiden, maar ook bij mensen die in Nederland geboren zijn met ouders die dat ook zijn en bij mensen in de leeftijd van 45 tot 65 jaar. Mannen zitten iets vaker bovenin de verdeling dan vrouwen.
  • De stapeling van ongunstige uitkomsten komt vooral voor bij laagopgeleiden, mensen die buiten Europa zijn geboren en 65- tot 75-jarigen. Onderin komt bij mannen en vrouwen de stapeling van ongunstige uitkomsten even vaak voor.
  • Als we rekening houden met de onderlinge samenhang tussen indicatoren blijkt gezondheid het meest samenhangt met voor het aantal gunstige uitkomsten. Vervolgens hangt het hebben van betaald werk sterk samen met de stapeling van gunstige uitkomsten. Gezondheid en het hebben van werk zijn eveneens de meest bepalende indicatoren voor het aantal ongunstige uitkomsten. Daarnaast hangt ook vertrouwen in anderen sterk samen met de stapeling van ongunstige uitkomsten.

Stapeling van gunstige en ongunstige uitkomsten

Bij de afzonderlijke thema’s van Verdeling is gekeken naar de mate waarin de brede welvaart ‘hier en nu’ van verschillende bevolkingsgroepen op afzonderlijke indicatoren afwijkt van die voor de totale bevolking. Als een bevolkingsgroep op een indicator gemiddeld lager dan de totale bevolking scoort betekent dat echter niet dat alle mensen in deze groep laag scoren op deze indicator. Gemiddeld is bijvoorbeeld 84,2 procent van de mensen tevreden met het leven, terwijl dit onder 18- tot 25-jarigen 76,1 procent is. Hoewel dit lager is dan gemiddeld, zijn ook de meeste jongeren tevreden.

Daarnaast is het zo dat niet alle mensen die ondergemiddeld scoren op één van die indicatoren dat ook doen op andere indicatoren waarop de desbetreffende groep relatief laag scoort. Het is wel mogelijk dat gunstige of ongunstige uitkomsten van afzonderlijke indicatoren vaker voorkomen bij dezelfde mensen.

Dit roept de vraag op of gunstige en ongunstige uitkomsten evenwichtig verdeeld zijn over alle personen in een bevolkingsgroep, of dat telkens dezelfde mensen boven- en ondergemiddeld scoren. In dat laatste geval is sprake van een stapeling – of cumulatie – van gunstige of ongunstige uitkomsten. Die stapeling van (on)gunstige uitkomsten brengen we in beeld door een selectie van indicatoren voor de brede welvaart ‘hier en nu’ tezamen te bekijken per individu. Als (on)gunstige uitkomsten zich opstapelen bij personen, kijken we in welke mate deze stapeling voorkomt en wat de kenmerken zijn van de personen bij wie dit voorkomt.

De gegevens over hoeveel gunstige en ongunstige uitkomsten zich stapelen op individueel niveau zijn gebaseerd op het CBS-onderzoek Sociale samenhang & Welzijn 2023, met hieraan gekoppeld cijfers uit de Integrale Inkomens- en Vermogensstatistiek van het voorafgaande jaar. Per persoon is bepaald hoe hij of zij ‘scoort’ op diverse indicatoren van brede welvaart. De indicatoren die daarbij geselecteerd zijn, vallen onder de acht thema’s van de dimensie ‘hier en nu’ van de Monitor Brede Welvaart en de Sustainable Development Goals. Zie voor verdere uitleg over de indicatoren en de stapeling de Technische toelichting.

Totaalbeeld verdeling welvaart

Gemiddeld hadden mensen in 2023 op 5,1 van de 9 indicatoren een gunstige, op 2,2 indicatoren een neutrale en op 1,4 indicatoren een ongunstige uitkomst. De groep mensen die bij zeven of meer indicatoren een gunstige brede welvaartsuitkomst heeft, wordt hier de bovenkant van de verdeling genoemd. Deze groep beslaat 23,3 procent van de bevolking. De groep mensen met minimaal drie ongunstige uitkomsten wordt hier de onderkant van de verdeling genoemd; 18,7 procent van de bevolking behoort tot deze groep. De rest van de mensen (58,0 procent) vormt het midden van de verdeling.

Door aanpassingen in de indicatorenset en de afbakening van de boven- en onderkant van de verdeling zijn cumulatiecijfers uit edities van deze monitor van vóór 2022 niet één op één vergelijkbaar met de cijfers uit deze editie. Als de nieuwe selectie en afbakening toegepast wordt op de data van 2019, blijkt dat de groep mensen voor wie gunstige uitkomsten samenkomen kleiner is geworden (nu 23,3 procent tegen 24,7 procent in 2019). De groep mensen bij wie de ongunstige uitkomsten zich opstapelen is ook iets kleiner geworden (nu 18,7 procent tegen 20,1 procent in 2019). De middengroep – bij wie noch gunstige noch ongunstige uitkomsten stapelen – is daardoor gegroeid (van 55,2 procent in 2019 naar 58,0 procent in 2023). Hoewel de groep aan de bovenkant van de verdeling kleiner is geworden, dient wel opgemerkt te worden dat deze groep in de tussenliggende coronajaren 2020 en 2021 groter was (respectievelijk 27,5 procent en 25,7 procent).

Ontwikkeling brede welvaart
 Onderkant (%)Midden (%)Bovenkant (%)
201920,155,220,4
202018,853,727,5
202118,256,125,7
202218,658,722,7
202318,75823,3

Situatie bevolkingsgroepen in 2023

Stapeling van gunstige en ongunstige uitkomsten bij individuen binnen groepen
Percentage van iedere bevolkingsgroep dat aan de bovenkant, in het midden of aan de onderkant van de verdeling van de brede welvaart zit

Geslacht

Mannen
ongunstige resultaten Geslacht Mannen: 18,6%niet-gunstige en niet-ongunstige resultaten Geslacht Mannen: 55,6%gunstige resultaten Geslacht Mannen: 25,7%
Vrouwen
ongunstige resultaten Geslacht Vrouwen: 18,7%niet-gunstige en niet-ongunstige resultaten Geslacht Vrouwen: 60,3%gunstige resultaten Geslacht Vrouwen: 21%

Leeftijd

18-24
ongunstige resultaten Leeftijd 18-24: 21,5%niet-gunstige en niet-ongunstige resultaten Leeftijd 18-24: 57,3%gunstige resultaten Leeftijd 18-24: 21,3%
25-34
ongunstige resultaten Leeftijd 25-34: 19,8%niet-gunstige en niet-ongunstige resultaten Leeftijd 25-34: 61,5%gunstige resultaten Leeftijd 25-34: 18,7%
35-44
ongunstige resultaten Leeftijd 35-44: 16,6%niet-gunstige en niet-ongunstige resultaten Leeftijd 35-44: 59,1%gunstige resultaten Leeftijd 35-44: 24,2%
45-54
ongunstige resultaten Leeftijd 45-54: 16,9%niet-gunstige en niet-ongunstige resultaten Leeftijd 45-54: 51,4%gunstige resultaten Leeftijd 45-54: 31,7%
55-64
ongunstige resultaten Leeftijd 55-64: 18,5%niet-gunstige en niet-ongunstige resultaten Leeftijd 55-64: 47%gunstige resultaten Leeftijd 55-64: 34,4%
65-74
ongunstige resultaten Leeftijd 65-74: 25,9%niet-gunstige en niet-ongunstige resultaten Leeftijd 65-74: 55,2%gunstige resultaten Leeftijd 65-74: 19%
75+
ongunstige resultaten Leeftijd 75+: 10,8%niet-gunstige en niet-ongunstige resultaten Leeftijd 75+: 82,7%gunstige resultaten Leeftijd 75+: 6,5%

Hoogst behaald onderwijsniveau

Laag
ongunstige resultaten Hoogst behaald onderwijsniveau Laag: 30,4%niet-gunstige en niet-ongunstige resultaten Hoogst behaald onderwijsniveau Laag: 61,9%gunstige resultaten Hoogst behaald onderwijsniveau Laag: 7,7%
Middelbaar
ongunstige resultaten Hoogst behaald onderwijsniveau Middelbaar: 18%niet-gunstige en niet-ongunstige resultaten Hoogst behaald onderwijsniveau Middelbaar: 61,9%gunstige resultaten Hoogst behaald onderwijsniveau Middelbaar: 20,2%
Hoog
ongunstige resultaten Hoogst behaald onderwijsniveau Hoog: 9,5%niet-gunstige en niet-ongunstige resultaten Hoogst behaald onderwijsniveau Hoog: 52,4%gunstige resultaten Hoogst behaald onderwijsniveau Hoog: 38,1%

Geboorteland en herkomst

Geboren in NL, ouders in NL
ongunstige resultaten Geboorteland en herkomst Geboren in NL, ouders in NL: 14,8%niet-gunstige en niet-ongunstige resultaten Geboorteland en herkomst Geboren in NL, ouders in NL: 59,1%gunstige resultaten Geboorteland en herkomst Geboren in NL, ouders in NL: 26,1%
Geboren in NL, ouder(s) in Europa
ongunstige resultaten Geboorteland en herkomst Geboren in NL, ouder(s) in Europa: 22,1%niet-gunstige en niet-ongunstige resultaten Geboorteland en herkomst Geboren in NL, ouder(s) in Europa: 58%gunstige resultaten Geboorteland en herkomst Geboren in NL, ouder(s) in Europa: 19,9%
Geboren in NL, ouder(s) buiten Europa
ongunstige resultaten Geboorteland en herkomst Geboren in NL, ouder(s) buiten Europa: 22,7%niet-gunstige en niet-ongunstige resultaten Geboorteland en herkomst Geboren in NL, ouder(s) buiten Europa: 59,9%gunstige resultaten Geboorteland en herkomst Geboren in NL, ouder(s) buiten Europa: 17,4%
Geboren in Europa (excl. NL)
ongunstige resultaten Geboorteland en herkomst Geboren in Europa (excl. NL): 23,5%niet-gunstige en niet-ongunstige resultaten Geboorteland en herkomst Geboren in Europa (excl. NL): 58%gunstige resultaten Geboorteland en herkomst Geboren in Europa (excl. NL): 18,5%
Geboren buiten Europa
ongunstige resultaten Geboorteland en herkomst Geboren buiten Europa: 40,5%niet-gunstige en niet-ongunstige resultaten Geboorteland en herkomst Geboren buiten Europa: 48,6%gunstige resultaten Geboorteland en herkomst Geboren buiten Europa: 10,8%
Stapeling van gunstige en ongunstige uitkomsten bij individuen binnen groepen
Categorie Groep ongunstige resultaten (%) niet-gunstige en niet-ongunstige resultaten (%) gunstige resultaten (%)
GeslachtMannen18,655,625,7
GeslachtVrouwen18,760,321
Leeftijd18-2421,557,321,3
Leeftijd25-3419,861,518,7
Leeftijd35-4416,659,124,2
Leeftijd45-5416,951,431,7
Leeftijd55-6418,54734,4
Leeftijd65-7425,955,219
Leeftijd75+10,882,76,5
Hoogst behaald onderwijsniveauLaag30,461,97,7
Hoogst behaald onderwijsniveauMiddelbaar1861,920,2
Hoogst behaald onderwijsniveauHoog9,552,438,1
Geboorteland en herkomstGeboren in NL, ouders in NL14,859,126,1
Geboorteland en herkomstGeboren in NL, ouder(s) in Europa22,15819,9
Geboorteland en herkomstGeboren in NL, ouder(s) buiten Europa22,759,917,4
Geboorteland en herkomstGeboren in Europa (excl. NL)23,55818,5
Geboorteland en herkomstGeboren buiten Europa40,548,610,8

Uit de gegevens van de indicatoren uit bleek dat zowel het onderwijsniveau als de herkomst van mensen sterk samenhangt met het hebben van een boven- of ondergemiddelde welvaart. Ook tussen leeftijdsgroepen zijn er behoorlijke verschillen. De verschillen tussen mannen en vrouwen blijken relatief klein. Hier wordt voor dezelfde bevolkingsgroepen beschreven in hoeverre er sprake is van cumulatie van (on)gunstige uitkomsten bij individuele personen binnen die groepen.

Onderwijsniveau

Wanneer gekeken wordt naar de stapeling van gunstige en ongunstige uitkomsten blijken de verschillen tussen onderwijsniveaus groot. Van de hoogopgeleiden behoort 38 procent tot de bovenkant van de verdeling met een hoge brede welvaart, tegenover 20 procent van de middelbaar opgeleiden en 8 procent van de laagopgeleiden. Laagopgeleiden zitten vaker aan de onderkant van de verdeling; dat geldt voor 30 procent. Onder middelbaar en hoogopgeleiden liggen die aandelen met respectievelijk 18 en 10 procent beduidend lager. De stapeling van gunstige uitkomsten concentreert zich dus sterk bij hoogopgeleiden, terwijl de stapeling van ongunstige uitkomsten vooral voorkomt bij laagopgeleiden. Dit beeld komt overeen met eerdere jaren.

Laagopgeleiden scoren met name relatief vaak ongunstig op het hebben van betaald werk, vertrouwen in anderen en gezondheid.

Herkomst/geboorteland

Bij de stapeling van gunstige en ongunstige uitkomsten van mensen van verschillende herkomst/geboortelanden zien we een wat genuanceerder beeld dan uit de beschrijving van de 13 losse indicatoren naar voren komt. De grote lijnen zijn wel vergelijkbaar.

Mensen die in Nederland geboren zijn met ouders die dat ook zijn zitten relatief vaak aan de bovenkant van de verdeling en juist niet vaak aan de onderkant. Mensen die buiten Europa zijn geboren zitten relatief vaak onderin en minder vaak bovenin de verdeling. Mensen die in Nederland zijn geboren, maar 1 of 2 ouders hebben die buiten Europa geboren zijn, én mensen die zelf elders in Europa zijn geboren zitten iets vaker aan de bovenkant en iets minder vaak aan de onderkant van de verdeling in vergelijking mensen die buiten Europa zijn geboren.

Met name bij inkomen, vermogen en vertrouwen in anderen scoort de groep die buiten Europa geboren is relatief vaak ongunstig. Het vertrouwen in instituties ligt bij deze groep juist relatief gunstiger.

Leeftijd

Mensen in de leeftijd van 45 tot 65 jaar zitten relatief vaak aan de bovenkant van de verdeling: voor ongeveer 1 op de 3 van hen komen gunstige uitkomsten samen. Dat is ver boven het gemiddelde van 23 procent. Bij 65‑plussers is dat juist veel minder vaak het geval: voor 19 procent van de 65- tot 75‑jarigen en 7 procent van de 75‑plussers stapelen gunstige uitkomsten zich. In laatstgenoemde groep stapelen ongunstige uitkomsten zich echter ook minder vaak dan gemiddeld: 11 procent tegenover gemiddeld 19 procent. Dit betekent dat relatief veel 75-plussers in de middengroep zitten: 83 procent van hen heeft minder dan 3 ongunstige uitkomsten, maar ook minder dan 7 gunstige uitkomsten. Een stapeling van ongunstige uitkomsten komt wel relatief vaak voor onder 65- tot 75-jarigen, bij wie dit voor 26 procent het geval is. Het stapelingsbeeld voor mensen in deze leeftijdsgroep wijkt daarmee wat af van het beeld voor de 65- tot 75-jarigen op basis van de 13 indicatoren over brede welvaart: daar heeft deze groep wat meer gunstige dan ongunstige uitkomsten.

Mensen van 65 jaar en ouder hebben logischerwijs minder vaak betaald werk en scoren mede daardoor ook relatief vaak ongunstig op inkomen, maar ook op gezondheid hebben ze relatief vaak een ongunstige uitkomst. Daar staat tegenover dat zij vaker gunstig scoren op vermogen en de tevredenheid met de vrije tijd.

Geslacht

Mannen zitten iets vaker bovenin de verdeling (26 procent) dan vrouwen (21 procent). Onderin komt bij mannen en vrouwen de stapeling van ongunstige uitkomsten even vaak voor (19 procent). Dit betekent dat vrouwen iets vaker dan mannen in de middengroep zitten, waarin geen stapeling van gunstige noch ongunstige uitkomsten het geval is. Vrouwen scoren met name minder vaak dan mannen gunstig op gezondheid, het hebben van betaald werk en inkomen. De verschillen tussen mannen en vrouwen zijn kleiner dan de verschillen naar andere kenmerken.


 Totaal (%)Mannen (%)Vrouwen (%)Laag (%)Middelbaar (%)Hoog (%)18-24 (%)25-34 (%)35-44 (%)45-54 (%)55-64 (%)65-74 (%)75+ (%)Nederlands (%)2e generatie, Europa (%)2e generatie, buiten Europa (%)Migrant, Europa (%)Migrant, buiten Europa (%)
00,60,50,80,50,20,70,90,90,60,61,40,600,40,70,61,32
12,22,12,22,91,62,23,22,21,51,64,21,80,81,52,33,34,45,3
25,15,15,24,65,85,64,14,54,878,15,42,44,24,27,37,59,6
310,71011,311,19,397,99,812,417,917,411,15,19,813,29,610,416,7
415,914,916,916,515,315,313,311,518,424,723,216,71014,720,4182119,7
521,421,421,522,522,42017,717,725,527,423,323,218,62218,820,918,920,1
620,720,221,220,726,72321,11917,814,414,621,12521,420,522,91815,7
714,815,713,812,613,515,81919,813,455,813,822,316,311,812,312,37,7
86,67,65,77,64,66,79,110,64,61,41,55,611,67,66,23,36,22,5
91,92,41,41,10,71,73,6410,10,30,84,22,21,81,900,7


 Totaal (%)Mannen (%)Vrouwen (%)Laag (%)Middelbaar (%)Hoog (%)18-24 (%)25-34 (%)35-44 (%)45-54 (%)55-64 (%)65-74 (%)75+ (%)Nederlands (%)2e generatie, Europa (%)2e generatie, buiten Europa (%)Migrant, Europa (%)Migrant, buiten Europa (%)
030,131,728,627,128,939,339,834,69,227,114,528,24433,52824,625,412,6
130,530,430,627,631,826,52829,334,43828,732,230,831,832,726,929,323,4
220,719,32223,819,517,515,317,630,424,126,421,715,719,917,325,821,723,5
310,110,210,112,611,16,98,29,315,18,515,11068,610,811,411,819,2
45,24,95,45,15,35,555,27,71,88,84,82,63,89,26,2712,4
52,32,42,22,42,32,62,332,40,44,120,91,70,83,63,26
60,60,70,50,60,61,10,60,60,30,11,30,700,50,50,20,81,6
70,40,40,40,60,50,50,80,20,200,90,30,10,20,71,101,2
80,10,10,10,200,100,20,100,10,10000,30,40,2
90000000,10000,1000000,30

De kenmerken van de bevolking die in dit hoofdstuk worden beschreven hangen deels met elkaar samen. Zo zijn bijvoorbeeld mensen die in Nederland geboren zijn maar waarvan tenminste één ouder in het buitenland geboren is gemiddeld relatief jong en zijn ouderen vaker laagopgeleid in vergelijking met de totale bevolking. Als we rekening houden met onderlinge samenhang van kenmerken blijkt onderwijsniveau het meest van belang voor het aantal indicatoren waarop mensen een gunstige of ongunstige uitkomst hebben. Daarna volgen herkomst-/geboorteland en leeftijd. Geboorteland buiten Europa hangt daarbij iets sterker samen met het aantal ongunstige indicatoren en (hogere) leeftijd met het aantal gunstige indicatoren. Geslacht is het minst van belang.

Niet alleen de kenmerken van de bevolking, maar ook de indicatoren hangen deels met elkaar samen. Inkomen en vermogen correleren bijvoorbeeld, maar ook de ervaren gezondheid en het al dan niet hebben van betaald werk hangen samen. Als we rekening houden met de onderlinge samenhang tussen indicatoren blijkt gezondheid het meest samen te hangen met het aantal gunstige uitkomsten. Vervolgens hangt het hebben van betaald werk sterk samen met de stapeling van gunstige uitkomsten. Gezondheid en het hebben van werk zijn eveneens de meest bepalende indicatoren voor het aantal ongunstige uitkomsten. Daarnaast hangt ook vertrouwen in anderen sterk samen met de stapeling van ongunstige uitkomsten.

Voor verschillende bevolkingsgroepen zijn specifieke indicatoren relatief meer of minder van belang in het aantal (on)gunstige uitkomsten dan gemiddeld. Voor 45- tot 65-jarigen hangt het hebben van betaald werk sterker samen met het aantal gunstige uitkomsten dan andere indicatoren. Voor 75-plussers is het vermogen relatief bepalender. Voor 18- tot 55-jarigen is de tevredenheid met de vrije tijd ook bepalend, terwijl dit in hogere leeftijdsgroepen minder sterk gecorreleerd is.

Waar het hebben van werk, gezondheid en vertrouwen in anderen gemiddeld de meest bepalende indicatoren zijn voor het aantal ongunstige uitkomsten, is voor 75-plussers het hebben van werk minder van belang en is inkomen relatief vaak bepalender. Voor mensen die buiten Europa geboren zijn is de tevredenheid met de woning ook relatief bepalender voor het aantal ongunstige uitkomsten dan voor mensen met een andere herkomst/geboorteland.

Veranderingen ten opzichte van 2019

Door een aanpassing in de selectie van de indicatoren en de bijgestelde afbakening van de boven- en onderkant van de verdeling zijn cumulatiecijfers uit eerdere edities van deze monitor niet één op één vergelijkbaar met de cijfers uit deze editie. Om de ontwikkeling in stapeling wel inzichtelijk te maken, is de nieuwe indicatorselectie en afbakening ook toegepast op de data uit referentiejaar 2019. Hieruit is op te maken dat 1,4 procentpunt minder personen in de bovenkant van de verdeling vallen (23,3 procent in 2023 tegen 24,7 procent in 2019). De groep aan de onderkant is ook 1,4 procentpunt kleiner geworden. Apart voor de bevolkingsgroepen valt het volgende op:

  • Het aandeel mannen dat aan de bovenkant van de verdeling zit is gedaald met 1,7 procentpunt, terwijl dit bij vrouwen 1,1 procentpunt was. De onderkant van de verdeling is onder mannen nagenoeg gelijk gebleven, terwijl deze groep met een ongunstige stapeling bij vrouwen 3 procentpunt is afgenomen. Zowel onder mannen als vrouwen is de middengroep groter geworden ten opzichte van 2019.
  • Als we kijken naar de ontwikkeling voor de verschillende leeftijdsgroepen, dan is te zien dat het deel van de 18- tot 35-jarigen dat in de bovenkant van de verdeling zit bijna 7 procentpunt kleiner is geworden. In die groepen is het aandeel mensen aan onderkant van de verdeling minder sterk veranderd, waardoor een grotere groep dan in 2019 in het midden van de verdeling valt. Onder de 45- tot 75-jarigen is de boven- en onderkant van de verdeling even sterk veranderd, waardoor de grootte van de groep in het midden van de verdeling nagenoeg niet veranderd is.
  • Bij de verschillende onderwijsniveaus zien we dat de ontwikkeling naar het midden trekt. de groepen aan de bovenkant en aan de onderkant van de verdeling zijn kleiner geworden. De groep in het midden van de verdeling is groter geworden. Bij laag- en middelbaar opgeleiden is deze groep met 4 procentpunt gestegen, en bij de hoogopgeleiden is dit 3 procentpunt.
  • Bij herkomst valt op dat onder mensen die geboren zijn in Nederland en 1 of 2 ouders hebben die buiten Europa zijn geboren in 2023 beduidend meer mensen in het midden van de verdeling vallen (12 procentpunt). Dit komt met name omdat het aandeel mensen in de bovenkant gedaald is, met 7 procentpunt. Voor mensen die zelf buiten Europa geboren zijn is een vergelijkbare verschuiving richting de middengroep te zien. De groep aan de bovenkant is kleiner geworden met bijna 5 procentpunt. De groep in het midden van de verdeling is juist gestegen met ruim 4 procentpunt.

Ontwikkeling stapeling (on)gunstige uitkomsten tussen 2019 en 2023
BovenkantMiddenOnderkant
TotaalTotaal-1,4%2,8%-1,4%
GeslachtMan-1,7%1,4%0,4%
GeslachtVrouwen-1,1%4,2%-3,0%
Leeftijd18 tot 25 jaar-7,3%6,3%1,0%
Leeftijd25 tot 35 jaar-6,2%6,0%0,2%
Leeftijd35 tot 45 jaar-4,1%2,4%1,7%
Leeftijd45 tot 55 jaar2,0%-0,2%-1,8%
Leeftijd55 tot 65 jaar3,4%-0,1%-3,3%
Leeftijd65 tot 75 jaar4,6%-0,1%-4,5%
Leeftijd75 jaar of ouder-2,2%4,1%-1,9%
OnderwijsniveauLaag-1,3%4,1%-2,8%
OnderwijsniveauMiddelbaar-2,3%3,6%-1,4%
OnderwijsniveauHoog-2,3%2,6%-0,2%
Geboorteland en herkomstGeboren in NL, ouders in NL-0,3%2,3%-2,1%
Geboorteland en herkomstGeboren in NL, ouder(s) in Europa0,5%-2,5%2,0%
Geboorteland en herkomstGeboren in NL, ouder(s) buiten Europa-7,3%11,9%-4,6%
Geboorteland en herkomstGeboren in Europa (excl. NL)1,4%-1,1%-0,4%
Geboorteland en herkomstGeboren buiten Europa-4,9%4,4%0,5%