SDG 13 Klimaatactie

SDG 13 is gericht op de aanpak van klimaatverandering die wordt veroorzaakt door mensen. In 2015 hebben landen afgesproken dat de opwarming van de aarde tot 2050 minder dan twee graden mag zijn. Om dit te bereiken moeten fors minder broeikasgassen worden uitgestoten. Voor Nederland geldt voor 2030 een reductiedoelstelling voor de emissies van broeikasgassen van 55 procent ten opzichte van 1990.
  • De broeikasgasemissies zijn hoog vergeleken met andere EU-landen, maar de meeste indicatoren nemen trendmatig af. In 2023 waren de broeikasgasemissies 34,5 procent lager dan in 1990. De broeikasgasemissies per inwoner dalen trendmatig. De emissies van bedrijven met de hoogste uitstoot, die verplicht deelnemen aan het Europees emissiehandelssysteem (ETS), dalen trendmatig maar alleen in Bulgarije, Cyprus en Polen is de daling geringer. Methaanemissies door de klimaatsector landbouw hebben een dalende trend in combinatie met een lage positie in de EU.
  • Economische groei en broeikasgasemissies zijn momenteel ontkoppeld. De broeikasgasintensiteit van de economie heeft een dalende trend: het volume van het bbp groeit, terwijl de emissies afnemen.
  • De totale hoeveelheid opgebouwde CO2-emissies stijgt gestaag. De cumulatieve CO2-emissies geven een indicatie van het Nederlandse aandeel in de wereldwijde historische CO2-uitstoot. Dat aandeel is relatief groot vergeleken met andere EU-landen.
  • In 2023 maakte 75,7 procent van de volwassen bevolking zich zorgen over de gevolgen van klimaatverandering voor toekomstige generaties. Alleen in Zweden vond een groter deel van de inwoners klimaatverandering het grootste probleem dat de wereld het hoofd moet bieden.

Het dashboard en de indicatoren 

SDG 13 Klimaatactie

Middelen en mogelijkheden

0,2%
van het bruto binnenlands product in lopende prijzen in 2023
Overheidsuitgaven aan klimaatmitigatie A)

Gebruik

8,4
ton CO2-equivalenten per inwoner in 2023
De langjarige trend is dalend (stijging brede welvaart)
22e
van 27
in EU
in 2021
Broeikasgasemissies (IPCC) per inwoner
-34,5%
verandering ten opzichte van het basisjaar 1990 in 2023
De langjarige trend is dalend (stijging brede welvaart)
14e
van 27
in EU
in 2021
Reductie broeikasgasemissies (IPCC definitie)
-15,5%
verandering ten opzichte van het basisjaar 2008 in 2022
15e
van 27
in EU
in 2021
Reductie broeikasgasemissies bunkerbrandstoffen luchtvaart
-29,9%
verandering ten opzichte van het basisjaar 2008 in 2022
6e
van 22
in EU
in 2021
Reductie broeikasgasemissies bunkerbrandstoffen scheepvaart
-24,6%
verandering ten opzichte van het basisjaar 2005 in 2022
De langjarige trend is dalend (stijging brede welvaart)
24e
van 27
in EU
in 2022
Reductie CO2-emissies ETS sectoren
0,8
ton CO2-equivalenten, per inwoner, in 2022
De langjarige trend is dalend (stijging brede welvaart)
24e
van 27
in EU
in 2021
Methaanemissies klimaatsector landbouw

Uitkomsten

7,7
ton CO2 per inwoner sinds 1860 in 2023
De langjarige trend is stijgend (daling brede welvaart)
13e
van 16
in EU
in 2021
Cumulatieve CO2-emissies A)
0,23
kilogram CO2-equivalenten per euro bbp (prijzen 2015) in 2023
De langjarige trend is dalend (stijging brede welvaart)
8e
van 27
in EU
in 2022
Broeikasgasintensiteit van de economie A)
15,7
ton CO2-equivalenten per inwoner in 2022
Broeikasgasvoetafdruk A)

Beleving

75,7%
van de bevolking van 18+ maakt zich enige zorgen of veel zorgen in 2023
25e
van 27
in EU
in 2023
Zorg over klimaatverandering B)
SDG 13 Klimaatactie
Categorie Indicator Waarde Trend Positie in EU Positie op EU-ranglijst
Middelen en mogelijkhedenOverheidsuitgaven aan klimaatmitigatie A)0,2% van het bruto binnenlands product in lopende prijzen in 2023
GebruikBroeikasgasemissies (IPCC) per inwoner8,4 ton CO2-equivalenten per inwoner in 2023dalend (stijging brede welvaart)22e van 27 in 2021onderste kwart van de ranglijst
GebruikReductie broeikasgasemissies (IPCC definitie)-34,5% verandering ten opzichte van het basisjaar 1990 in 2023dalend (stijging brede welvaart)14e van 27 in 2021midden van de ranglijst
GebruikReductie broeikasgasemissies bunkerbrandstoffen luchtvaart-15,5% verandering ten opzichte van het basisjaar 2008 in 202215e van 27 in 2021midden van de ranglijst
GebruikReductie broeikasgasemissies bunkerbrandstoffen scheepvaart-29,9% verandering ten opzichte van het basisjaar 2008 in 20226e van 22 in 2021bovenste kwart van de ranglijst
GebruikReductie CO2-emissies ETS sectoren-24,6% verandering ten opzichte van het basisjaar 2005 in 2022dalend (stijging brede welvaart)24e van 27 in 2022onderste kwart van de ranglijst
GebruikMethaanemissies klimaatsector landbouw0,8 ton CO2-equivalenten, per inwoner, in 2022dalend (stijging brede welvaart)24e van 27 in 2021onderste kwart van de ranglijst
UitkomstenCumulatieve CO2-emissies A)7,7 ton CO2 per inwoner sinds 1860 in 2023stijgend (daling brede welvaart)13e van 16 in 2021onderste kwart van de ranglijst
UitkomstenBroeikasgasintensiteit van de economie A)0,23 kilogram CO2-equivalenten per euro bbp (prijzen 2015) in 2023dalend (stijging brede welvaart)8e van 27 in 2022midden van de ranglijst
UitkomstenBroeikasgasvoetafdruk A)15,7 ton CO2-equivalenten per inwoner in 2022
BelevingZorg over klimaatverandering B)75,7% van de bevolking van 18+ maakt zich enige zorgen of veel zorgen in 202325e van 27 in 2023onderste kwart van de ranglijst

Uitleg dashboard, kleuren en noten

SDG 13 is gericht op de aanpak van klimaatverandering die wordt veroorzaakt door mensen. In het klimaatakkoord van Parijs uit 2015 hebben landen afgesproken dat de opwarming van de aarde tot 2050 niet boven de twee graden mag uitkomen. Om dit te bereiken worden doelen gesteld voor weerbaarheid en klimaatadaptatie, nationaal klimaatbeleid, en middelen om bewustwording en draagvlak te creëren voor de klimaatmaatregelen. In Nederland concentreert het beleid zich op het Klimaatakkoord en de daaruit voortvloeiende Klimaatwet. Daarnaast is er het Deltaprogramma, dat Nederland moet beschermen tegen overstromingen en de gevolgen van extreem weer.

Voor Nederland geldt voor 2030 een reductiedoelstelling voor de emissies van broeikasgassen van minstens 55 procent ten opzichte van 1990. Daarvoor moeten minder fossiele brandstoffen en meer hernieuwbare energie worden gebruikt. Verder hangt het beleid samen met circulariteit, kringlooplandbouw, industrie, infrastructuur en mobiliteit, stedelijke ontwikkeling en water.

In het dashboard van SDG 13 ligt de focus op de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. De broeikasgasemissies zijn nu inclusief die van de klimaatsector landgebruik (ook wel LULUCF genoemd), omdat deze sector meetelt in het reductiedoel voor 2030. Deze klimaatsector heeft een belangrijke rol in de verwijdering van CO2 uit de atmosfeer. Deze onttrekking telt mee als negatieve emissie door vastlegging van koolstof in biomassa en bodem (bijvoorbeeld door extra bosaanplant).

Bij meerdere indicatoren heeft Nederland binnen de EU een plek in de achterhoede, hoewel de trends over de periode 2016-2023 een overwegend gunstig beeld laten zien. Alleen bij de cumulatieve CO2-emissies ontwikkelt de trend zich ongunstig vanuit het perspectief van brede welvaart.

Het dashboard is aangevuld met drie nieuwe indicatoren. De eerste gaat over de methaanuitstoot door de klimaatsector landbouw. De andere twee betreffen reductie van broeikasgasemissies door bunkerbrandstoffen voor respectievelijk de luchtvaart en de scheepvaart.

Middelen en mogelijkheden hebben betrekking op de middelen die in Nederland worden ingezet om klimaatverandering tegen te gaan en de gevolgen ervan te ondervangen. In 2023 is door de overheid 0,2 procent van het bbp uitgegeven aan het verminderen van de Nederlandse impact op het klimaat (klimaatmitigatie). De uitgaven waren de laatste twee jaar lager dan voorheen, doordat de uitgaven in het kader van de SDE-subsidie (Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie) terugliepen. Door de hoge elektriciteitsprijzen kregen producenten van duurzame elektriciteit minder compensatie.

Gebruik betreft de manieren waarop Nederland klimaatverandering tegengaat. Het mondiaal afgesproken doel – de opwarming van de aarde beperken tot ruim onder 2 graden Celsius en het liefst tot 1,5 – kreeg vorm in het Klimaatakkoord van Parijs (2015), en werd door Nederland officieel vastgesteld in juni 2019. De nationale klimaatdoelen voor 2030 en 2050 zijn aangescherpt in de op 21 juli 2023 aangepaste Klimaatwet. Het streefdoel beoogt in 2030 een reductie voor de totale broeikasgasuitstoot van minstens 55 procent ten opzichte van 1990, gelijk aan de reductiedoelstelling voor de EU. Het doel dat Europees is afgesproken voor 2030 gaat uit van een vernieuwde definitie van de totale broeikasgasuitstoot: landgebruik (LULUCF) is nu inbegrepen. De in deze monitor gebruikte cijfers betreffen dit ‘nieuwe’ IPCC-totaal. Het beeld verandert overigens niet wezenlijk: het aandeel van landgebruik in het emissietotaal is relatief klein (2 à 3 procent).

In 2023 was de broeikasgasuitstoot 34,5 procent lager dan in 1990, zo blijkt uit de eerste berekeningen van het CBS en RIVM/Emissieregistratie. Dit is 9,5 procentpunt meer dan het nog steeds geldende Urgenda-doel om 25 procent minder uitstoot te hebben dan in 1990, en in de richting van het wettelijke streefdoel van 55 procent reductie in 2030. De uitstoot van broeikasgassen per inwoner heeft een dalende tendens en kwam in 2023 uit op 8,4 ton CO2-equivalenten. De afname is positief vanuit oogpunt van klimaatactie, maar vergeleken met andere EU-landen is de uitstoot in Nederland nog altijd hoog.

Nieuw in het dashboard zijn indicatoren betreffende broeikasgasemissies veroorzaakt door in Nederland verkochte brandstoffen voor de internationale zeevaart en luchtvaart (bunkerbrandstoffen). Over emissies bij verbruik door luchtvaart¬ en zeescheepvaart met een herkomst of bestemming buiten Nederland, moet Nederland conform de richtlijnen van het IPCC rapporteren, al worden ze niet tot het nationale emissietotaal gerekend. De bunkeremissies voor lucht- en scheepvaart liggen respectievelijk 15,5 en 29,9 procent onder het niveau van het referentiejaar (2008), maar over de afgelopen acht jaar waren de trends stabiel.

Om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, zijn bedrijven met de hoogste uitstoot verplicht deel te nemen aan het emissiehandelssysteem binnen de EU (ETS). Houders van emissierechten mogen slechts een vastgestelde hoeveelheid broeikasgassen uitstoten. De ETS-doelstelling geldt voor de EU als geheel: de uitstoot in 2030 moet 62 procent lager zijn dan die in 2005. In 2022 bereikte de EU een afname van ruim 37 procent. Ook in Nederland daalt de ETS-uitstoot, maar met 24,6 procent duidelijk minder hard dan in de EU als geheel: Nederland behoort, met Bulgarije, Cyprus en Polen, tot de hekkensluiters van Europa. De methaanemissies door de klimaatsector landbouw - een nieuwe indicator in het dashboard – hebben eveneens een dalende trend in combinatie met een lage positie in de EU.

Uitkomsten betreffen alle Nederlandse bijdragen aan de mondiale uitstoot van broeikasgassen. De indicator cumulatieve CO2-emissies wordt berekend door jaarlijks, vanaf 1860, de som te nemen van de CO2-uitstoot gedeeld door het totaal aantal inwoners. De hoeveelheid opgebouwde CO2-emissies stijgt gestaag, omdat per inwoner nu meer wordt uitgestoten dan in het verleden. De cumulatieve CO2-emissies geven een indicatie van het Nederlandse aandeel in de wereldwijde historische CO2-uitstoot. Dat is relatief groot. Positief is dat economische groei en milieudruk door uitstoot van broeikasgassen momenteel ontkoppeld zijn: de broeikasgasintensiteit van de economie - een maat voor de hoeveelheid uitstoot per euro bbp – heeft een dalende trend. Dit komt doordat het volume van het bbp groeit, terwijl de emissies afnemen.

De broeikasgasvoetafdruk geeft aan hoeveel broeikasgassen uitgestoten worden ten behoeve van de Nederlandse consumptie. Het gaat om uitstoot van CO2, methaan en distikstofoxide veroorzaakt door economische activiteiten in Nederland, plus de uitstoot van deze stoffen in het buitenland tijdens de productie van goederen die door Nederland worden ingevoerd. Uitstoot in Nederland veroorzaakt door de productie van goederen die uitgevoerd worden, wordt hiervan afgetrokken. De broeikasgasafdruk kwam in 2022 uit op 15,7 ton CO2-equivalenten per inwoner.

Beleving betreft de zorgen over het klimaat en de mate waarin mensen klimaatverandering als een probleem zien. Volgens CBS-onderzoek maakte in 2023 ruim driekwart van de bevolking van 18 jaar en ouder zich enige of veel zorgen over de gevolgen van klimaatverandering voor toekomstige generaties. Bij deze indicator zijn niet genoeg datapunten beschikbaar voor een trendberekening. In de Eurobarometer wordt de vraag gesteld wat het grootste probleem is dat de wereld het hoofd moet bieden. Uit een lijst van elf koos in 2023 35 procent van de Nederlanders - en de Denen – het probleem klimaatverandering. Alleen in Zweden was het aandeel hoger (41 procent). Letten (4 procent), Bulgaren en Roemenen (allebei 6 procent) maakten zich de minste zorgen. Als een groot deel van de Nederlandse burgers zich zorgen maakt, meer dan in andere landen, wordt dat gezien als welvaartsverminderend voor deze individuele burgers. Het leidt tot een lage positie binnen de EU. Maar hoe meer mensen zich zorgen maken, hoe groter de bewustwording en, naar verwachting, de bereidheid tot aanpassing van het gedrag.

Relevante links