SDG 10.1 Sociale samenhang en ongelijkheid
- Nederland hoort bij de landen met de laagste inkomensongelijkheid in de EU. De vermogensongelijkheid daalt, onder andere door de sterke waardevermeerdering van koopwoningen in de afgelopen jaren.
- De relatieve armoede (het percentage van de bevolking dat onder de Europese armoedegrens leeft) neemt toe. Het percentage huishoudens met laag inkomen en weinig vermogen was niet eerder zo laag als in 2022 en het neemt trendmatig af.
- Relatief veel mensen hebben sociale interacties, nemen deel aan verenigingen of doen vrijwilligerswerk. Het percentage mensen dat minstens een keer per week sociaal contact heeft met familie, vrienden of buren is het hoogste van de EU27 maar het daalt trendmatig. Vier van de tien mensen waren actief in een vereniging, het op-een-na-hoogste percentage in de EU27. Bijna de helft verrichtte het afgelopen jaar (georganiseerd) vrijwilligerswerk. De dalende trend in vrijwilligerswerk is gestopt.
- Van alle volwassenen vond 19 procent in 2023 dat normen en waarden de goede kant op gaan of gelijk blijven.
- In 2020 beschouwde 12,1 procent van de bevolking zichzelf als lid van een gediscrimineerde groep. Dit aandeel is hoog vergeleken met andere EU-landen.
Het dashboard en de indicatoren
Middelen en mogelijkheden
in EU
in 2022
in EU
in 2022
in EU
in 2019
in EU
in 2022
Gebruik
in EU
in 2020
in EU
in 2017
Uitkomsten
in EU
in 2020
Beleving
in EU
in 2020
in EU
in 2020
in EU
in 2017
Categorie | Indicator | Waarde | Trend | Positie in EU | Positie op EU-ranglijst |
---|---|---|---|---|---|
Middelen en mogelijkheden | Ratio 80/20 inkomensongelijkheid | 4,06 inkomensratio tussen de hoogste en laagste kwintielgroep in 2022 | 7e van 27 in 2022 | bovenste kwart van de ranglijst | |
Middelen en mogelijkheden | Gini-coëfficient inkomensongelijkheid | 0,27 waarde tussen 0 (volkomen gelijk) en 1 (volkomen ongelijk) in 2022 | 5e van 27 in 2022 | bovenste kwart van de ranglijst | |
Middelen en mogelijkheden | Gini-coëfficient vermogensongelijkheid | 0,71 waarde tussen 0 (volkomen gelijk) en 1 (volkomen ongelijk) in 2022 | dalend (stijging brede welvaart) | ||
Middelen en mogelijkheden | Laag inkomen en weinig vermogen | 3,4% van de huishoudens in 2022 | dalend (stijging brede welvaart) | ||
Middelen en mogelijkheden | Index migratiebeleid | 56 score op schaal 0-100 (100= beste migratiebeleid) in 2019 | 9e van 27 in 2019 | midden van de ranglijst | |
Middelen en mogelijkheden | Relatieve armoede | 14,5% van de bevolking leeft onder Europese armoedegrens (60% mediane inkomen) in 2022 | stijgend (daling brede welvaart) | 11e van 27 in 2022 | midden van de ranglijst |
Gebruik | Contact met familie, vrienden of buren | 71,3% heeft gemiddeld minstens 1 keer per week om sociale redenen contact in 2023 | dalend (daling brede welvaart) | 1e van 19 in 2020 | bovenste kwart van de ranglijst |
Gebruik | Deelname vereniging | 43,3% van de bevolking van 15+ is actief in een vereniging in 2023 | 2e van 27 in 2017 | bovenste kwart van de ranglijst | |
Gebruik | Vrijwilligerswerk | 48,7% van bevolking van 15+ verrichtte georganiseerd vrijwilligerswerk in 2023 | |||
Gebruik | Informele hulp | 36,4% van de bevolking van 15+ verleent informele hulp in 2023 | |||
Uitkomsten | Armoederisico zzp-ers | 5,9% van de zzp’ers leeft in een huishouden met inkomen onder de lage-inkomensgrens in 2022 | dalend (stijging brede welvaart) | ||
Uitkomsten | Tevredenheid met sociaal leven | 80,0% van de bevolking van 18+ is (zeer) tevreden in 2023 | dalend (daling brede welvaart) | ||
Uitkomsten | Oordeel over immigranten | 38,0% van de bevolking van 15+ heeft een positief oordeel in 2020 | 5e van 19 in 2020 | bovenste kwart van de ranglijst | |
Beleving | Vertrouwen in andere mensen | 66,7% van de bevolking van 15+ vindt de meeste mensen te vertrouwen in 2023 | stijgend (stijging brede welvaart) | 2e van 19 in 2020 | bovenste kwart van de ranglijst |
Beleving | Discriminatiegevoelens | 12,1% van de bevolking van 15+ ziet zich als lid van een gediscrimineerde groep in 2020 | 16e van 19 in 2020 | onderste kwart van de ranglijst | |
Beleving | Ontwikkeling normen en waarden | 19,0% van de bevolking van 18+ vindt dat ze de goede kant op gaan of gelijk blijven in 2023 | |||
Beleving | Ervaren regie over het eigen leven | 52,5% ervaart in hoge mate eigen regie (score tenminste 4 van 5) in 2023 | 3e van 27 in 2017 | bovenste kwart van de ranglijst |
Uitleg dashboard, kleuren en noten
Minder ongelijkheid binnen, en tussen, landen is het doel van SDG 10. Het eerste deel van SDG 10 gaat in op sociale samenhang, inclusie en gelijkheid. Meer sociale en economische gelijkheid versterkt de sociale samenhang binnen een land, en verbetert daarmee de kansen voor en inclusie van iedereen. Sociale samenhang is onontbeerlijk voor het goed functioneren van een samenleving. Belangrijke aspecten hierbij zijn participatie, vertrouwen en integratie. Familie, buren, vrienden, verenigingen, vertrouwen, hulp en ondersteuning vormen de basis. Mensen moeten gelijke kansen hebben om aan de samenleving deel te nemen. Sociaal kapitaal is onontbeerlijk voor het goed functioneren van een samenleving. Als mensen beschikken over een sociaal netwerk, kunnen ze daar gebruik van maken. Mensen moeten niet sociaal uitgesloten zijn. Integratie verdient hierbij bijzondere aandacht. De financiële houdbaarheid van onze welvaart en de financiële situatie van huishoudens komen aan bod in het tweede SDG 10-dashboard.
Het inkomensbeleid in Nederland is er traditioneel op gericht een evenwichtige inkomensverdeling te bewerkstelligen. Daartoe wordt het inkomen van huishoudens – uit werk en vermogen – herverdeeld door het heffen van premies en belasting aan de ene kant, en het verstrekken van uitkeringen aan de andere. Bekijken we welvaart breder dan alleen het inkomen, dan is het beleid minder samenhangend. Wel is het verbod op discriminatie een belangrijk fundament dat is vastgelegd in zowel de Grondwet als de Algemene Wet Gelijke Behandeling.
Het beeld bij dit dashboard is gemengd. Veel indicatoren vertonen een stabiele trend of wijzen in de richting van meer brede welvaart en het halen van de SDG-doelen, maar er bewegen ook trends van het doel af: de relatieve armoede, het contact met familie, vrienden of buren, en de tevredenheid met het sociaal leven. Waar voor de indicatoren in het dashboard een vergelijking mogelijk is met andere Europese landen, doet Nederland het gemiddeld tot goed. De enige uitzondering is het in Europees perspectief hoge percentage van de bevolking dat aangaf zich lid te voelen van een gediscrimineerde groep.
Middelen en mogelijkheden gaan in principe over sociaal kapitaal, sociale structuren, en over armoede, inkomens- en vermogensongelijkheid. Bij deze categorie zijn indicatoren opgenomen voor materiële ongelijkheid en armoede.
Een gebrek aan inkomen kan volwaardige deelname aan de samenleving in de weg staan: 14,5 procent van de Nederlandse bevolking leefde in 2022 onder de Europese armoedegrens (60 procent van het mediane inkomen). Dit is vrijwel evenveel als in 2021, maar wel 1,8 procentpunt meer dan in 2016, aan het begin van de trendperiode. De trend is stijgend, dus rood. Binnen de EU heeft Nederland een middenpositie. Deze indicator meet inkomen in vergelijking met anderen in een land, wat niet noodzakelijk een lage levensstandaard in absolute zin impliceert.
In de groep met de bovenste twintig procent was de som van alle inkomens op persoonsniveau in 2022 ruim 4 keer zo groot als de som van de onderste twintig procent van de inkomens. De middellangetermijntrend van deze zogenoemde 80/20 ratio voor inkomensongelijkheid is stabiel. Een tweede indicator voor inkomensongelijkheid, de Gini-coëfficiënt, is gebaseerd op het aan de persoon toegekende gestandaardiseerd besteedbaar inkomen van het huishouden. De waarde ligt tussen 0 en 1: hoe dichter bij nul, hoe gelijker de inkomens verdeeld zijn. In 2022 was de Gini-coëfficiënt 0,27. Ook hier is de trend stabiel. Nederland behoort bij beide indicatoren tot de beste 25 procent landen van de EU, met de minste ongelijkheid.
De indicatoren over de vermogenspositie van huishoudens hebben een dalende, groene, trend. Door de energietoeslag nam het risico op armoede sterk af. Het percentage huishoudens met laag inkomen en weinig vermogen was niet eerder zo laag als in 2022. De Gini-coëfficiënt voor vermogensongelijkheid ligt net als de Gini-coëfficiënt voor inkomensongelijkheid tussen 0 en 1. Deze Gini verbetert ook trendmatig en kwam in 2022 uit op 0,71. Ook hier geldt hoe dichter bij nul, hoe gelijker de verdeling. Het bezit van een koopwoning vormt voor de lagere en middeninkomens doorgaans het belangrijkste vermogensbestanddeel. Andere componenten, die minder hard in waarde stegen, maken bij rijkeren een groter deel van hun vermogen uit. De sterke waardevermeerdering van koopwoningen in de afgelopen jaren droeg daarmee bij aan de verminderde vermogensongelijkheid tussen huishoudens.
Gebruik betreft sociale interacties en deelname aan de samenleving via organisaties en verenigingen, waaronder vrijwilligerswerk. Eén trend, sociale contacten met familie, vrienden of buren, kleurt rood, al staat Nederland bovenaan in de EU. Zeven van de tien Nederlanders ontmoetten in 2023 minstens één keer per week familieleden, vrienden of buren (71,3 procent). Bij het bepalen van de internationale positie zijn hier net iets andere cijfers gebruikt: die over contact met familie, vrienden of collega's. Vier van de tien waren minstens een keer per maand actief bij activiteiten van een vereniging (43,3 procent) en bijna de helft verrichtte het afgelopen jaar (georganiseerd) vrijwilligerswerk. Bij het vrijwilligerswerk is de trend omgeslagen van dalend naar stabiel. Naast hulp van binnen het eigen huishouden, is het kunnen rekenen op hulp van buiten het eigen huishouden belangrijk. Een op de drie Nederlanders (36,4 procent) verleende in 2023 in de afgelopen vier weken in hun vrije tijd onbetaalde hulp aan anderen buiten het eigen huishouden, zoals aan zieken, buren, familie, vrienden en bekenden; dit aandeel heeft een stabiele trend.
Uitkomsten hebben betrekking op armoederisico, de mate van sociale samenhang en op uitsluiting en discriminatie. De groep zzp-ers is in de praktijk kwetsbaar op het gebied van sociale zekerheid. Anders dan mensen in loondienst, zijn zij zelf verantwoordelijk voor inkomensverzekeringen zoals arbeidsongeschiktheids- en pensioenvoorzieningen. In 2022 leefde 5,9 procent van de zzp-ers in een huishouden onder de lage-inkomensgrens. De middellangetermijntrend van hun armoederisico is dalend. Het eerste cijfer over 2022 ligt wel 0,4 procentpunt hoger dan dat over 2020 en 2021. Het gaat hier echter nog om voorlopige gegevens: de belastingaangiftes van zelfstandigen komen doorgaans wat later binnen dan die van werknemers.
Tevredenheid met het sociale leven vervangt in deze editie van de monitor de indicator tevredenheid met het familieleven, waarover geen recente cijfers beschikbaar komen. De tevredenheid met het sociale leven is groot, 80 procent van de bevolking is zeer tevreden. De trend is echter wel dalend. De opstelling tegenover mensen uit andere landen zegt ook iets over sociale cohesie en toegankelijkheid van de samenleving. In 2020 gaf 38,0 procent van de Nederlandse deelnemers aan de European Social Survey een score van 7 of meer bij de stelling: 'Mensen uit andere landen die hier zijn komen wonen maken het land een slechtere of een betere plaats om te wonen'. De scores liepen van nul (slechtere plek om te wonen) tot tien (betere plek om te wonen). Het percentage dat de score 7 of meer gaf was relatief groot, vergeleken met de 18 andere EU-landen waarvoor uitkomsten bekend zijn. Nederland heeft een plek in de bovenste groep.
Beleving betreft het vertrouwen van mensen in elkaar, gevoelens van gedeelde normen en waarden en sociale uitsluiting. In Nederland is het vertrouwen in andere mensen groot vergeleken met andere EU-landen, en de trend is opwaarts. In 2020 beschouwde 12,1 procent van de bevolking zichzelf echter als onderdeel van een gediscrimineerde groep, volgens de European Social Survey (ESS). Dit is een hoog percentage vergeleken met andere EU-landen en Nederland heeft daarmee dan ook een plaats in de onderste regionen. Inmiddels wordt ook in de Veiligheidsmonitor van het CBS gevraagd naar discriminatie. De uitkomsten liggen min of meer in dezelfde orde van grootte als bij de ESS: het gaat om respectievelijk 11,2 en 10,8 procent, in 2021 en 2023.
Iets meer dan de helft van de Nederlanders (52,6 procent in 2022) voelt een grote mate van vrijheid om zelf te beslissen hoe ze hun leven inrichten. Vergeleken met de 26 andere EU-landen is dit aandeel vrij groot (derde positie in het European Quality of Life Survey, in 2017).