Materiële welvaart
- Besteedbaar inkomen van huishoudens en individuele consumptie horen bij de hoogste in de EU27. Het mediaan besteedbaar inkomen van huishoudens neemt trendmatig toe.
- In 2022 nam de koopkracht af, voor het eerst in bijna tien jaar, door de sterk gestegen kosten van levensonderhoud. Meer mensen maken zich veel zorgen over de eigen financiële toekomst.
- De relatieve armoede wordt groter. In 2022 leefde 14,5 procent van de bevolking onder de Europese armoedegrens.
- Kwetsbare groepen, zoals werklozen en huishoudens met een laag inkomen en weinig vermogen, worden relatief kleiner.
Materiële welvaart
in EU
in 2022
in EU
in 2023
Categorie | Indicator | Waarde | Trend | Positie in EU | Positie op EU-ranglijst |
---|---|---|---|---|---|
Materiële welvaart | Mediaan besteedbaar inkomen | € 31 600 per huishouden (gestandaardiseerd, in prijzen 2022) in 2022 | stijgend (stijging brede welvaart) | 3e van 27 in 2022 | bovenste kwart van de ranglijst |
Materiële welvaart | Individuele consumptie | € 27 092 per inwoner (prijzen 2015) in 2023 | 5e van 23 in 2023 | bovenste kwart van de ranglijst |
Uitleg dashboard, kleuren en noten
Steeds meer mensen werken. De nettoarbeidsparticipatie nam in 2023 toe naar 73,1 procent, het hoogste percentage ooit. Nergens binnen de EU is het aandeel van de 15- tot 75-jarigen met betaald werk zo groot. Ook met de omvang van het mediaan besteedbaar inkomen en de het volume van de consumptieve bestedingen staat Nederland in de Europese voorhoede. De gemiddelde bestedingen per hoofd van de bevolking bedroegen in 2023 circa 27 duizend euro (in constante prijzen, basisjaar 2015). Dit is vrijwel evenveel als een jaar eerder, de middellangetermijntrend van het consumptievolume is stabiel. Het mediaan besteedbaar inkomen heeft een stijgende trend.
In aanvulling op de indicatoren over materiële welvaart in de brede welvaart ‘hier en nu’ laat het dashboard van SDG 1 Geen armoede zien dat een deel van de bevolking financieel kwetsbaar is. De sterk gestegen kosten van levensonderhoud drukken de stemming als het gaat om inkomens- en bestaanszekerheid: in 2023 maakte 28,7 procent van de bevolking zich veel zorgen over de eigen financiële toekomst (tegen 22,5 in 2021). Op 1 januari 2023 waren 726 duizend huishoudens in beeld bij instanties wegens geregistreerde problematische schulden (8,8 procent van het totaal). De relatieve armoede wordt groter. Relatief arm zijn impliceert niet noodzakelijk een lage levensstandaard, maar de stijgende trend duidt wel op afnemende brede welvaart. Een aspect van bestaanszekerheid is de zekerheid over werk. het percentage werknemers dat zich zorgen maakt om het behoud van hun baan daalt trendmatig. In 2023 maakte 10,8 procent van de werknemers zich zorgen, zie SDG 8.2 Waardig werk en economische groei: arbeid en vrije tijd.
In 2022 nam de koopkracht af, voor het eerst in bijna tien jaar. Compenserende maatregelen van de overheid voor de gestegen energielasten, met name voor huishoudens met weinig inkomen, beperkten de daling tot 1,2 procent. Zonder energietoeslag zou het doorsnee koopkrachtverlies op 2,9 procent zijn uitgekomen. Cijfers over 2023 zijn er nog niet. Voor veel huishoudens is loon uit werk de belangrijkste bron van inkomsten. Of zij meer te besteden krijgen hangt dan ook samen met afspraken in cao’s. Deze ontwikkelden zich in 2023 niet gunstig, al was de loonstijging de grootste in ruim veertig jaar tijd. Cao-afspraken gelden doorgaans voor meerdere jaren en bieden niet altijd voldoende compensatie voor de prijsstijgingen. Net als het mediaan besteedbaar inkomen hebben ook het mediaan vermogen van huishoudens en het gemiddeld besteedbaar inkomen een stijgende trend.
Verder maakt een steeds kleinere groep minderjarigen deel uit van een huishouden met een laag inkomen. Indicatoren over inkomen en vermogen zijn veelal gebaseerd op belastingaangiften, waardoor nog vrijwel geen cijfers over 2023 beschikbaar zijn.
In aanvulling op SDG 1 laat het dashboard van SDG 10.1 Ongelijkheid verminderen: sociale samenhang en ongelijkheid nog zien dat Nederland bij de indicatoren over inkomensongelijkheid goed presteert in vergelijking met andere EU-landen. Gunstig zijn verder de dalende trends bij de Gini-coëfficiënt van vermogensongelijkheid, het aandeel van de huishoudens met zowel weinig inkomen als weinig vermogen (3,4 procent in 2022), en het armoederisico van zzp-ers (5,9 procent in 2022). Bij het thema Kwetsbare groepen in Schokbestendigheid van brede welvaart is verder te zien dat de werkloosheid daalt, een steeds kleiner deel van de bevolking laagopgeleid is, en dat het percentage mensen dat kampt met ernstige langdurige beperkingen door gezondheidsproblemen trendmatig afneemt. Ondanks een trendmatige verbetering kan de absolute omvang van deze kwetsbare groepen (te) groot worden gevonden. Maatschappelijke ongelijkheid wordt verder door meer zaken bepaald dan alleen de verdeling van inkomen en vermogen. Aspecten van maatschappelijke ongelijkheid en verdeling zijn daarom ook relevant bij het thema Samenleving onder brede welvaart ‘hier en nu’.
Economische groei zorgt voor meer materiële welvaart. Economische activiteiten kunnen echter ook schadelijk zijn voor de leefomgeving of het welzijn van burgers, en daarmee een negatieve invloed hebben op brede welvaart. De dashboards van SDG 8.1 Waardig werk en economische groei: economie en productiefactoren en SDG 9.2 Industrie, innovatie en infrastructuur: duurzame bedrijvigheid bevatten indicatoren op het gebied van kapitaal en productiviteit die hier meer zicht op geven. De trends in deze twee dashboards wijzen merendeels op toenemende of stabiele welvaart. Alleen bij het consumentenvertrouwen kleurt de trend rood.
Het sentiment onder consumenten is een eerste indicatie voor de ontwikkeling van de toekomstige bestedingen door huishoudens. Het consumentenvertrouwen zakte in de herfst van 2022 naar -59, de laagste stand sinds het begin van de metingen (1986). In de loop van 2023 nam de extreme somberheid af, maar huishoudens trapten op de rem met hun bestedingen. In 2021 en 2022 was de consumptie door huishoudens een belangrijke aanjager van het economisch herstel. In 2023 was de toename van de consumptie nog maar bescheiden (1,0 procent volumegroei). Het bbp groeide nauwelijks. Gecorrigeerd voor de sterke groei van de bevolking was er bij de consumptie sprake van een nulgroei en bij het bbp een krimp van 0,9 procent. Bezien over de middellangetermijn is de bbp-trend wel stijgend. Nederland staat met het relatief hoge bbp per inwoner ook in de kopgroep van de EU.