De ratio van ruimtelijk-economisch topsectorenbeleid
Het topsectorenbeleid richt zich op de sectoren die belangrijk zijn voor de concurrentiepositie van Nederland. Dat zijn bijvoorbeeld sectoren met een hoge kennisintensiteit en export-oriëntatie. Tot dus ver is dit beleid weinig ruimtelijk uitgewerkt. Ruimtelijk-economisch beleid is immers geen primaire taak meer van het Rijk, maar van de decentrale overheden. Toch is het de vraag hoe beide op elkaar aansluiten. Op verzoek van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is er door het PBL (Planbureau voor de Leefomgeving)en het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek), een studie verricht naar de ratio achter ruimtelijk-economisch topsectorenbeleid vanuit het Rijk.
Cruciaal bij het beantwoorden van deze vraag is om een goed begrip te hebben van de ruimtelijke concentratie van de topsectoren. Tot dusver ontbraken deze ‘facts and figures’ over de topsectoren. De topsectoren zijn daarom letterlijk op de kaart gezet.
Deze studie maakt inzichtelijk waar zich de ruimtelijke concentraties van de topsectoren bevinden en welke regio’s cruciaal zijn voor de topsectoren. Op basis van de definitie van het CBS van de topsectoren zijn kaartbeelden gemaakt van clusters van bedrijvigheid. Die zijn gebaseerd op de exacte locatie van alle bedrijven in de topsectoren en de mate waarin deze vestigingen bij elkaar zijn gelegen: zogenaamde clusters van bedrijvigheid. Deze kaarten geven inzicht in het ruimtelijk patroon van de topsectoren en of dit te vangen is met beleidsconcepten als Mainports (voor bijvoorbeeld Logistiek), Greenports (voor bijvoorbeeld Tuinbouw en uitgangsmaterialen), de Brainport (voor bijvoorbeeld Hightech activiteiten), maar ook voor de verschillende valleys (gebieden met een bepaalde economische specialisatie) die in de recente beleidsnota’s zijn gedefinieerd.