Opgepot inkomen in eigen onderneming
Het resultaat van een eigen onderneming wordt in de economie doorgaans aangeduid als ‘gemengd’ inkomen, ofwel de beloning van zelfstandigen voor de inzet van hun arbeid en kapitaal. Hierbij gaat het zowel om de winst van zelfstandig ondernemers, het verplichte loon van directeuren (DGA’s), en dividenden uit aanmerkelijk belang van grootaandeelhouders. Regelmatig wordt er kritiek geuit op de meting van het inkomen van zelfstandigen door het CBS. Zo schreef Jesse Frederiks daarover een aantal jaren geleden in de Correspondent. En recentelijk was er kritiek van Frank Kalshoven in zijn vaste Volkskrantcolumn naar aanleiding van Inkomen verdeeld: trends 1977-2019, een gezamenlijke publicatie van de Universiteit Leiden en het CBS. Kern van de kritiek is dat zelfstandigen en ondernemers winst maken die in het bedrijf wordt opgepot.
Deze winst valt buiten het CBS inkomensbegrip, waardoor de ‘werkelijke’ inkomens en ongelijkheid structureel onderschat zouden worden in Nederland. Het CBS wijst er dan op dat de gehanteerde definities direct aansluiten op de geldende internationale conventies, en dat de opgepotte winsten al worden meegenomen bij het bezittingendeel van de vermogensstatistiek. In de beschrijving van welvaart is het van belang om de inkomens- en vermogensverdeling steeds complementair en in onderlinge samenhang aan de orde te stellen. Toch heeft het informatieve meerwaarde om ook meer inzicht te krijgen in het deel van de winst dat niet direct in het inkomensbegrip tot uiting komt.
Meer inzicht in winst dankzij verbeterde bronnen
Een eerste verkenning is verricht naar hoe met beschikbare fiscale brongegevens kan worden vastgesteld hoeveel bedrijfswinst niet direct wordt uitgekeerd aan de bezitters van deze bedrijven. Bedrijfseigenaren kunnen er voor kiezen om winst tot nader order in het eigen bedrijf te laten zitten, en pas op een gunstig moment te verzilveren (bijvoorbeeld zodra de belastingtarieven dalen). In de statistieken worden dergelijke opgepotte winsten pas als onderdeel van het inkomen van personen of huishoudens meegenomen wanneer deze worden uitgekeerd als dividend of pensioenuitkering.
Sinds de recente herziening van de vermogensstatistiek beschikt het CBS over cijfers over al het bij de fiscus bekende aanmerkelijke belang van personen in bedrijven. Dit geeft de mogelijkheid om naast aanspraak op vermogen ook de winstaanspraak van grootaandeelhouders en ondernemers in kaart te brengen. Om hoeveel personen en wat voor bedragen gaat het hier? Hoe verhouden de mogelijk opgepotte winsten van bedrijfseigenaren zich tot de wel uitgekeerde bedragen, en tot hun waargenomen persoonlijke inkomen? In deze bijdrage wordt een antwoord op deze vragen gegeven.
Welke winsten blijven nu onder water?
Opgepotte winst bestaat uit de aanspraak van houders van aanmerkelijk belang op niet uitgekeerde winst, en uit de opbouw van de oudedagsreserve van zelfstandig ondernemers.
De belanghouders zijn vaak directeur-grootaandeelhouder (DGA), maar kunnen ook eigenaren en investeerders zijn die niet in loondienst werken voor het bedrijf. Wanneer belanghouders aanspraak maken op gerealiseerde bedrijfswinst op grond van hun aandeel, en die winst niet direct als dividend uitgekeerd krijgen, kan sprake zijn van opgepotte winst.
Daarnaast is er voor zelfstandig ondernemers en overige zelfstandigen de mogelijkheid voor het opbouwen van een oudedagsreserve. Dit zijn mensen die winst genieten op persoonlijke titel (via een eenmanszaak of als freelancer), en fiscaal vriendelijk een gedeelte van hun inkomsten opzij zetten voor later.
Schatting opgepotte winst
De opgepotte winst wordt per persoon en per jaar geschat als de toename van de oudedagsreserve van de eenmanszaak, plus de aanspraak op niet uitgekeerde winst in de onderneming als belanghouder. In de praktijk is er niet veel overlap (weinig mensen bezitten zowel een eenmanszaak als een belang in een vennootschap), en zal hoogstens één van beide componenten meespelen. Beide bedragen worden meegeteld vermits ze positief zijn; wanneer pensioenreserves afnemen zal de tijd van uitkeren aangebroken zijn, en verliezen of schulden van het bedrijf kunnen niet direct worden verhaald op de aandeelhouders.
De aanspraak op niet uitgekeerde winst is gelijk aan de totale aanspraak op behaalde winst via het aandeel, minus wat er als dividenden uit aanmerkelijk belang is uitgekeerd. De netto winst van het bedrijf volgt uit gegevens van de vennootschapsbelasting, en bij de winstaanspraak van de belanghouders wordt uitgegaan van hetzelfde aandeelpercentage als bij de vermogensaanspraak. Als een belanghouder bijvoorbeeld een aandeel heeft van 50 procent, dan wordt er van uitgegaan dat deze persoon ook aanspraak kan maken op de helft van de gerealiseerde winst.
Ruim driehonderdduizend oppotters
In 2019 waren er 346 duizend personen met mogelijk opgepotte winst. Hieronder vallen 268 duizend belanghouders, waarvan 157 duizend personen in een of andere hoedanigheid actief zijn als directeur (45 procent van alle oppotters). Een kleinere groep van 78 duizend personen was geen directeur of andersoortig belanghouder, maar bouwde wel oudedagsreserves op via de eigen onderneming. Onder al deze potentiële winstoppotters zijn 107 duizend personen vooral werknemer (oftewel hun hoogste persoonlijke inkomen is regulier loon, niet als directeur, en niet zelfstandigeninkomen of pensioenuitkering). Ter referentie; in 2019 waren er 118 duizend personen met AB-dividend, 255 duizend directeuren in totaal, en 432 duizend huishoudens met aanmerkelijk belang.
Winstoppotters | Personen (duizend personen) |
---|---|
Directeur | 157,2 |
Belanghouder | 110,6 |
Pensioenspaarder | 77,9 |
Bijna dertig miljard euro mogelijk opgepot
Het mogelijk opgepotte inkomen in 2019 komt uit op een som van 28 miljard euro. Tegelijk is 24 miljard euro aan AB-dividenden uitgekeerd, en 43 miljard euro winst genoten door zelfstandig ondernemers en overige zelfstandigen. Oftewel 29 procent van de totale winstaanspraak in dat jaar is niet direct uitgekeerd. Directeuren lijken meer op te potten (21 miljard euro) dan als dividend uit te keren (16 miljard euro). Dit is ook meer dan hun persoonlijke inkomen (18 miljard euro). De directeuren lijken doorgaans veel hogere bedragen op te potten (38 duizend euro in doorsnee) dan de pensioenspaarders (5 duizend euro).
Opgepotte winst, 2019 (duizend euro) | gemiddeld (duizend euro) | mediaan (duizend euro) |
---|---|---|
Directeur | 132,4 | 37,9 |
Belanghouder | 59,6 | 6,7 |
Pensioenspaarder | 5,7 | 5,5 |
Minder fiscale grilligheid
De trend van opgepotte winst van jaar op jaar blijkt veel minder onderhevig aan fiscale grillen dan die van uitgekeerde AB-dividenden, zoals verwacht. Terwijl er in 2014 veel meer AB-dividenden werden uitgekeerd als reactie op het eenmalig verlaagde belastingtarief, blijven het aantal winstoppotters en hun typisch opgepotte bedrag aardig stabiel. Ook in 2019 was er een sterke fiscale prikkel tot het uitkeren van dividenden wegens de aangekondigde tariefverhoging van box 2; wederom piekten de AB-dividenden. Over het hele decennium 2011-2020 bezien is de bandbreedte van de doorsnee oppotwinst (fluctuatie van 3 duizend euro) beduidend lager dan die van de AB-dividenden (41 duizend euro).
Jaar | Winstontvangers (x 1 000 personen) | Dividendontvangers AB (x 1 000 personen) | Winstoppotters (x 1 000 personen) |
---|---|---|---|
2011 | 996,4 | 63,1 | 288,9 |
2012 | 1023,9 | 62,7 | 279,4 |
2013 | 1034,1 | 49,2 | 298,2 |
2014 | 1064 | 111,3 | 283,7 |
2015 | 1114 | 20,8 | 328,5 |
2016 | 1144,9 | 61 | 333,9 |
2017 | 1177 | 72,7 | 350,3 |
2018 | 1217,3 | 83,9 | 359,9 |
2019 | 1239,4 | 121,2 | 345,7 |
2020* | 1277,7 | 108,1 | 338,9 |
Jaar | Uitgekeerde winst (1 000 euro (prijspeil 2020)) | Uitgekeerde dividenden AB (1 000 euro (prijspeil 2020)) | Opgepotte winst (1 000 euro (prijspeil 2020)) |
---|---|---|---|
2011 | 21,4 | 28,7 | 12,4 |
2012 | 19,9 | 28 | 10,7 |
2013 | 19,4 | 21,9 | 10,4 |
2014 | 20,2 | 62,7 | 9,9 |
2015 | 20,4 | 48,4 | 10,4 |
2016 | 21,6 | 26,8 | 10 |
2017 | 22,6 | 28,5 | 10,4 |
2018 | 23,4 | 31,2 | 10,7 |
2019 | 24,4 | 44,4 | 9,5 |
2020* | 20,7 | 40 | 10,3 |
Mogelijke toepassing
Door oppotwinsten te betrekken bij analyses van het inkomen van bedrijfseigenaren ontstaat een vollediger beeld van de in het betreffende jaar behaalde winsten. Uit deze voorverkenning komt een beeld naar voren van vooral structureel opgepotte dividenden onder belanghouders, en daarnaast ook bescheiden opbouw van pensioenvermogens van zelfstandigen.
Op termijn kunnen deze schattingen wellicht een nuttige aanvulling zijn op de inkomensstatistiek. Vooral ter nuancering van het besteedbaar inkomen van vermogende huishoudens en bij zelfstandigen, als een aanvullende indicator.
Verdere ontwikkeling
De huidige voorverkenning is met name beperkt in de aanname dat de volledige bedrijfswinst bestemd zal zijn voor de aandeelhouders. Een gedeelte van deze winst zal ook voor investeringen in het bedrijf zelf bestemd zijn. Echter expliciete gegevens hierover zijn niet direct beschikbaar. De hier gepresenteerde resultaten moeten daarom vooral gelezen worden als geschatte bovengrens van wat men zichzelf desgewenst had kunnen uitkeren. Bij verdere uitwerking van dit concept ligt het voor de hand om de inspanningen vooral te richten op het schatten van het winstdeel dat ingezet wordt voor bedrijfsinvesteringen en het opbouwen van reserves, en dus niet direct moet worden toegeschreven aan de aandeelhouders. Ook de andere aannames en uitgangspunten, zoals het enkel meetellen van positieve bedragen, behoeven nadere overweging.
Feedback gevraagd
Het CBS wil graag uw mening horen over dit onderzoek. Heeft u bijvoorbeeld suggesties of vragen over dit onderzoek? Wij nodigen u uit om via onderstaand formulier uw feedback te geven. Alvast dank daarvoor.
Bronnen
- Link Onderzoeksomschrijving - Integraal Inkomens- en Vermogensonderzoek (IIV)
- Externe link StatLine - Directeur-grootaandeelhouders
- Externe link StatLine - Huishoudens met aanmerkelijk belang
Relevante links
- Link Bijlage - Technische toelichting, begrippen en verwijzingen
- Link Publicatie - Inkomen verdeeld, trends 1977-2019
- Externe link Webpublicatie - Materiële welvaart in Nederland 2020