Analyse naar verdachten en slachtoffers van vuurwapencriminaliteit
Wat?
Het IAT heeft een eerste onderzoek gedaan met o.a. een geautomatiseerde data-analyse om beter zicht te krijgen op vuurwapencriminaliteit in de periode 2016-2020. Het CBS heeft daarbij de persoonskenmerken van verdachten en slachtoffers van vuurwapenincidenten onderzocht. Het in beeld brengen van de werkelijke aantallen incidenten is met deze methoden niet overtuigend gelukt. Wel is er een eerste tabel met kenmerken van slachtoffers en verdachten. De resultaten daarvan moeten wel met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.Innovatief aan dit traject is ten eerste het in kaart brengen van geregistreerde vuurwapenincidenten, ook buiten de incidenten die officieel als zodanig zijn geregistreerd. Ten tweede het inzichtelijk maken van zowel persoonskenmerken van de geregistreerde verdachten en slachtoffers als potentiële relaties tussen verdachten; en ten derde de manier waarop het effect is geschat van de gebreken in de selectiemethode op de uitkomsten van de persoonskenmerken.
Waarom?
Binnen de politiesystemen is vuurwapencriminaliteit niet eenduidig geregistreerd. De Politie hanteert bij processen verbaal over vuurwapenincidenten drie zogeheten feitcodes (ook wel maatschappelijke klasse genoemd):
- bezit vuurwapens (F10);
- handel vuurwapens (F71);
- schietpartij (zonder gevolgen) (E10).
Het vermoeden bestaat echter dat er onder overige registraties veel vuurwapengerelateerde incidenten voorkomen. Als bijvoorbeeld een vuurwapen gebruikt is tijdens een overval, kan dat onder een andere feitcode zijn geregistreerd dan de hierboven genoemde. Anderzijds is het mogelijk dat incidenten onjuist zijn geregistreerd onder een van deze feitcodes.
Voor dit onderzoek is getracht om op een gestructureerde wijze tot een zo zuiver mogelijke set aan vuurwapenincidenten te komen, zodat de daadwerkelijke omvang en context (waaronder kenmerken van de verdachten en slachtoffers) van geregistreerde vuurwapencriminaliteit in beeld gebracht kan worden.
Hoe?
Om de systemen geautomatiseerd door te lichten is eerst een lijst met steekwoorden opgesteld, waarmee de bevindingen en toelichtingen van processen-verbaal zijn doorzocht binnen de Basisvoorziening Handhaving (BVH). Dit is het registratiesysteem van de Politie voor meldingen, aangiften en eigen opsporing. Op basis van de steekwoorden zijn 76 incidentsoorten onderzocht. Bij deze incidentsoorten was naar verwachting de kans het grootst dat vuurwapencriminaliteit er voorkomt.
Het doorzoeken van de tekst leverde een bestand op met mogelijke vuurwapenincidenten. Om hier uit te selecteren welke incidenten daadwerkelijk betrekking hebben op vuurwapencriminaliteit, is een tekstmodel gebouwd. Op basis van beschikbare gestructureerde informatie hebben experts twee trainingssets samengesteld om het model te laten ‘leren’, een set van teksten waarin vrijwel zeker sprake was van vuurwapenincidenten en een met teksten waarin dat vrijwel zeker niet het geval was. Incidenten waarbij een inbeslagname van een vuurwapen geregistreerd is, zijn bijvoorbeeld altijd wel een vuurwapenincident. Een handmatig geannoteerde trainingsset samenstellen was niet mogelijk, gezien de tijd en capaciteit voor het onderzoek. Voor meer informatie over de methode, zie de toelichting in de tabellenset.
Het CBS heeft vervolgens van de Politie de gepseudonimiseerde gegevens ontvangen van verdachten en slachtoffers die geregistreerd zijn bij deze incidenten en hier persoonskenmerken van in kaart gebracht. Die kenmerken zijn voor de pleegjaren 2016 tot en met 2020 uitgesplitst naar de verschillende vormen van vuurwapencriminaliteit die onderscheiden konden worden:
- bezit zonder gebruik
- handel
- gebruik met schieten
- gebruik zonder schieten.
Vanwege de lage aantallen is vuurwapenhandel niet uitgesplitst naar pleegjaar. Ter referentie is ook gekeken naar de kenmerken van de Nederlandse bevolking en naar de totale groep van geregistreerde verdachten en slachtoffers van alle gepleegde misdrijven in 2018. Verder is op basis van het netwerkbestand van het CBS gekeken naar potentiële contacten tussen vuurwapenverdachten. Op basis van administratieve bronnen die bij het CBS beschikbaar zijn, kunnen sociale netwerken van Nederlanders in kaart worden gebracht. Dat wil zeggen: het valt niet af te leiden met wie iemand contact heeft of hoe intensief dat contact is, maar wel wie hij of zij mogelijk tegenkomt in het huishouden, de familie, op school, in de buurt en op het werk.
Aan de hand van een steekproef uit alle gevonden incidenten is door experts gekeken hoe vaak de uitkomsten van de geautomatiseerde selectie klopten met de werkelijkheid. Hieruit bleek dat dit vaker dan verwacht niet het geval was. Om deze reden is een extra analyse uitgevoerd ten behoeve van de validiteit van de resultaten. Zie voor meer informatie hierover de toelichting in de bijgevoegde tabellenset. Verder is een gedetailleerde uitleg van de gebruikte methodologie in deze analyse te vinden in de bijgevoegde notitie. Op basis van deze analyse is geconcludeerd dat de aantallen incidenten niet goed genoeg worden voorspeld door het model. Deze worden om die reden dan ook niet gepresenteerd in de tabellen. Het mogelijke effect van classificatiefouten op de aandelen van de persoonskenmerken bleek echter beperkt. Zie hiervoor de gecorrigeerde schatting van de persoonskenmerken voor 2018 in de bijgevoegde tabellenset. Er is daarom besloten deze aandelen wel te presenteren.
Maatschappelijke relevantie
Het in beeld brengen van het werkelijke aantal vuurwapenincidenten en de kenmerken van de verdachten en slachtoffers daarvan draagt bij aan het maatschappelijk debat rondom vuurwapencriminaliteit. Het is van belang de daadwerkelijke ontwikkelingen in kenmerken van verdachten van vuurwapencriminaliteit inzichtelijk te maken, om de maatschappij van de juiste kennis te voorzien en gericht beleid te kunnen maken. De resultaten van deze analyse kunnen hieraan bijdragen, maar ze moeten met zorg worden geïnterpreteerd. De resultaten moeten worden beschouwd als een benadering van de kenmerken van personen betrokken bij een vuurwapenincident. Bij kleine verschillen in procentpunten met bijvoorbeeld de kenmerken van de referentiepopulaties, kan vanwege de foutmarges niet zonder meer worden gesproken van een verschil in kenmerken. Bij het trekken van conclusies is enige voorzichtigheid geboden.Toelichting:
Het CBS verzamelt gegevens van natuurlijke personen, bedrijven en instellingen. Dit is wettelijk vastgelegd in de CBS-wet en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Identificerende persoonskenmerken worden na ontvangst direct gepseudonimiseerd. Hierdoor kan het onderzoek alleen worden uitgevoerd op gegevens met een pseudosleutel. Bij publicatie zorgt het CBS er bovendien voor dat natuurlijke personen of bedrijven niet herkenbaar of herleidbaar zijn. Ook hanteert het CBS diverse maatregelen tegen diefstal, verlies of misbruik van persoonsgegevens. Het CBS levert geen herkenbare gegevens aan derden, ook niet aan andere overheidsinstellingen. Wel kunnen sommige (wetenschappelijke) instellingen onder strenge voorwaarden toegang krijgen tot gegevens met pseudosleutel op persoons- of bedrijfsniveau. Dit noemen we microdata.Voor meer informatie over gegevensbescherming bij het CBS, zie onze website: www.cbs.nl/privacy