Ziekenhuisopnamen

Wat behelst het onderzoek

Doel

Het publiceren van cijfers over het aantal ziekenhuisopnamen en overledenen in het ziekenhuis vanaf 1981 uitgesplitst naar regio en diagnose.

Doelpopulatie

Ziekenhuisopnamen en overledenen tijdens klinische ziekenhuisopnamen vanaf 1981 onder inwoners van Nederland. De ziekenhuisopnamen betreffen klinische opnamen en vanaf 1993 ook aantallen dagopnamen en het totale aantal opnamen in alle algemene, academische en categorale ziekenhuizen. Niet meegenomen zijn opnamen in revalidatie-, epilepsie- en astmacentra.
De gegevens over ziekenhuisopnamen zijn verkregen uit de Landelijke Medische Registratie (LMR) van Dutch Hospital Data (Utrecht).

Statistische eenheid

Het aantal ziekenhuisopnamen en het aantal overledenen tijdens een klinische opname in het betreffende kalenderjaar, het bijbehorende aantal klinische verpleegdagen en de gemiddelde verpleegduur per klinische opname.

Aanvang onderzoek

Het onderzoek heeft betrekking op de jaren vanaf 1981.

Frequentie

Jaarlijks; mits voldoende nieuwe brongegevens beschikbaar zijn.

Publicatiestrategie

De jaarcijfers tot en met het voorlaatst gepubliceerde jaar zijn definitief. De cijfers over het laatst gepubliceerde jaar betreffen voorlopige cijfers.
De cijfers worden gepubliceerd in de Statline-publicaties:

  • Ziekenhuisopnamen; kerncijfers
  • Ziekenhuisopnamen; ISHMT-lijst
  • Ziekenhuisopnamen; VTV-lijst
  • Ziekenhuisopnamen; ICD9 3 teken niveau
  • Ziekenhuisopnamen ISHMT-lijst; regio
  • Ziekenhuisopnamen VTV-lijst; regio
  • Overledenen in ziekenhuis; ISHMT-lijst
  • Overledenen in ziekenhuis; VTV-lijst
  • Overledenen in ziekenhuis; Beldozo-lijst

Hoe wordt het onderzoek uitgevoerd

Soort onderzoek

In dit onderzoek wordt het aantal ziekenhuisopnamen en het aantal overledenen tijdens klinische ziekenhuisopnamen afgeleid uit bestanden van de Landelijke Medische Registratie.
De indeling naar regio is gemaakt op basis van de woonplaats van de patiënt. Hiervoor is de postcode gebruikt die geregistreerd is bij ziekenhuisopname. Voor de jaren 1981 tot 1991 was de postcode niet beschikbaar en is gebruik gemaakt van de gemeentecode. Voor een uitgebreide methodebeschrijving van het onderzoek wordt verwezen naar de ‘Methodebeschrijving van tijdreeks diagnose statistieken op basis van de LMR 1981-2005’.

Waarnemingsmethode

De administratieve LMR-gegevens worden door de administratie van het ziekenhuis vastgelegd bij elke opname. Bij ontslag worden de medische gegevens ingevuld door of namens de specialist op het ontslagformulier. Deze gegevens worden vervolgens door de medische administratie van het ziekenhuis gecodeerd en geregistreerd in de LMR. De LMR-gegevens worden door de ziekenhuizen geleverd aan de bewerker van de registratie, die controles uitvoert. Hierna ontvangt het CBS de definitieve LMR-jaarbestanden van Dutch Hospital Data.

Berichtgevers

De berichtgevers van de LMR zijn alle algemene en academische ziekenhuizen en enkele categorale instellingen (instellingen waar slechts één bepaalde ziektegroep behandeld wordt).

Steekproefomvang

De LMR is een vrijwel integrale registratie van ziekenhuisopnamen. Voor ontbrekende gegevens wordt opgehoogd (zie ‘Ophoging’).
In 1981 vonden er 1,6 miljoen klinische ziekenhuisopnamen plaats; in 2012 zijn dat er bijna 2,0 miljoen. Daarnaast waren er vanaf 2010 meer dan 2 miljoen dagopnamen. In 1993 waren dit er circa 500 duizend. Omdat de dagopnamen vóór 1993 niet of niet volledig werden geregistreerd in de LMR zijn er voor deze jaren geen gegevens over dagopnamen beschikbaar uit deze bron.
Het aantal overledenen in het ziekenhuis tijdens een klinische opname ligt vanaf de beginjaren rond de 47 duizend en daalt na 2002 tot 36 duizend in 2012.
Ziekenhuisopnamen die volgens de richtlijnen van de LMR niet geregistreerd hadden moeten worden zijn verwijderd (gemiddeld ruim 6 500 opnamen per jaar vanaf 1993). Dit betreffen dagopnamen voor revalidatie en psychiatrische behandeling en poliklinische bevallingen. Ook ziekenhuisopnamen van personen die niet in Nederland wonen (gemiddeld ruim 8 000 opnamen per jaar) zijn verwijderd.

Controle- en correctiemethoden

In opdracht van de registratiehouder wordt een aantal rubrieks- en relatiecontroles uitgevoerd op de LMR-gegevens, op basis waarvan de gegevens waar nodig worden gecorrigeerd. Het CBS controleert de waarden en frequenties van de aangeleverde variabelen globaal op plausibiliteit.
De verpleegduur van een ziekenhuisopname is in deze statistiek afgekapt op maximaal 365 dagen. Hoewel een verpleegduur langer dan 365 dagen mogelijk is en incidenteel voorkomt, zou deze in cellen met weinig waarnemingen teveel domineren.
Achteraf is gecontroleerd of de kruising tussen diagnosegroepen, leeftijd en geslacht geen onmogelijke combinaties oplevert. Indien hier onmogelijke combinaties voorkwamen (slechts bij een verwaarloosbaar aantal ziekenhuisopnamen), zijn deze onderdrukt in de tabel.

Ophoging

Een klein deel van de ziekenhuisopnamen staat niet volledig geregistreerd in de LMR. Dit percentage niet in de LMR geregistreerde opnamen verschilt per jaar en daalt van 6,5 procent in 1981 tot 0,7 procent in 1988, ligt dan jarenlang rond de 1 procent en stijgt hierna weer tot 3,3 procent in 2005. Vanaf 2006 is het percentage niet in de LMR geregistreerde opnamen sterk toegenomen tot 13 procent in 2010 en 25 procent in 2012.
Vanaf 1993 heeft de registratiehouder op basis van het specialisme van de opname en het soort opname (dagopname of klinische opname) de ontbrekende gegevens van de niet geregistreerde ziekenhuisopnamen bijgeschat uit de wel geregistreerde opnamen bij vergelijkbare ziekenhuizen in hetzelfde verslagjaar. Deze gegevens worden in dit onderzoek gebruikt, met uitzondering van enkele ziekenhuizen vanaf verslagjaar 2006, waarvoor het CBS zelf de ontbrekende gegevens heeft bijgeschat op basis van de wel geregistreerde opnamen van hetzelfde ziekenhuis in een eerder jaar of op basis van geregistreerde opnamen van vergelijkbare ziekenhuizen in het huidige jaar. Dit was noodzakelijk vanwege de ziekenhuisspecifieke kenmerken van deze opnamen of vanwege het grote aantal ziekenhuisopnamen met een onbekende hoofddiagnose. Verder zijn in 2010 door het CBS voor 2 gedeeltelijk registrerende ziekenhuizen en in 2011 voor 1 gedeeltelijk registrerend ziekenhuis een deel van de geregistreerde gegevens alsnog bijgeschat omdat er sprake was van selectieve registratie van sterfgevallen.
Als een instelling van een bepaald verslagjaar vóór 1993 geen gegevens heeft aangeleverd, zijn gegevens voor deze instelling door het CBS bijgeschat waarbij het aantal opnamen is gebaseerd op het aantal ziekenhuisopnamen in het betreffende jaar zoals geregistreerd in de enquête ‘Intramurale gezondheidszorg’ (CBS en Prismant). De diagnosen behorend bij deze opnamen zijn bijgeschat op basis van de diagnoseverdeling van hetzelfde ziekenhuis een jaar eerder of later.
Uitzondering zijn de oogziekenhuizen en kankerklinieken waarbij bijgeschat is uit vergelijkbare diagnosen binnen academische ziekenhuizen. Hiervoor is gekozen omdat van deze instellingen gegevens soms meerdere jaren achter elkaar ontbreken.

Wat is de kwaliteit van de uitkomsten

Nauwkeurigheid

Bij de interpretatie van verschillen in het aantal ziekenhuisopnamen en het aantal overleden personen tijdens een ziekenhuisopname moet rekening gehouden worden met marges rond de cijfers. Door toevalsfluctuaties hebben de uitkomsten namelijk enige spreiding. Om die reden zijn cellen met minder dan 5 ziekenhuisopnamen of overledenen (zowel bij dagopnamen als bij klinische opnamen en het totale aantal opnamen) vanwege onvoldoende betrouwbaarheid onderdrukt in de tabel. Als dit het geval is bij klinische opnamen zijn ook het bijbehorend aantal verpleegdagen en de gemiddelde verpleegduur onderdrukt. Dit wordt weergegeven door een punt (.). Als er cijfers onderdrukt zijn zullen de verschillende groepen niet optellen tot de bijbehorende totalen.

Omdat vanaf 2006 het aantal niet geregistreerde ziekenhuisopnamen sterk is toegenomen en deze opnamen op basis van de beperkt aanwezige informatie bijgeschat zijn, moeten de cijfers vanaf 2006 met meer voorzichtigheid gebruikt worden. De spreiding van de uitkomsten neemt toe als gevolg van de bijschatting. Ook bij regionale uitsplitsingen kan dit een rol spelen, omdat de ontbrekende ziekenhuizen niet gelijkmatig over Nederland zijn verdeeld.

Vanaf eind jaren negentig is het aantal ziekenhuisopnamen dat geregistreerd is onder overige of slecht omschreven diagnosen flink toegenomen. Zo is het coderen van diagnosen onder ICD9-CM (International Classification of Diseases, 9th revision, Clinical Modification) code 799.8 ‘overige slecht omschreven aandoeningen’ sterk gestegen. Deze ICD9-CM code is bij de diagnose-indeling ISHMT (International Shortlist for Hospital Morbidity Tabulation) ingedeeld in groep 18.4 ‘Overige symptomen, afwijkende klinische bevindingen en laboratoriumuitslagen’ en bij de diagnose-indeling VTV (Volksgezondheid Toekomst Verkenningen) in groep 16.2 ‘Overige symptomen en onvolledig omschreven ziektebeelden’. Daarnaast is het coderen van diagnosen bij dagopnamen onder ICD9-CM code 799.9 ‘overige onbekende en niet gespecificeerde oorzaken‘ sterk gestegen in 2011. Bij de ISHMT diagnose-indeling wordt deze code ingedeeld in groep 18.3 ‘Onbekende en niet gespecificeerde oorzaken van ziekten’. Bij diagnose-indeling VTV wordt deze ingedeeld in groep 16.2 ‘Overige symptomen en onvolledig omschreven ziektebeelden’. Omdat het aantal ziekenhuisopnamen met deze diagnose in 2012 flink gestegen is, zijn deze ziekenhuisopnamen in 2012 door het CBS opnieuw bijgeschat. Hierdoor is het aantal ziekenhuisopnamen met deze diagnose in 2012 flink gedaald in vergelijking met 2011.

Het coderen van steeds meer diagnosen onder overige of vage diagnosegroepen kan een gevolg zijn van een dalende kwaliteit in de codering van diagnosen. Bij de interpretatie van de cijfers dient hier rekening mee gehouden te worden. Gevolg hiervan kan zijn dat een stijging binnen deze groep een zeer lichte daling bij de andere diagnosegroepen met zich mee brengt.

Verder zijn er verschillen tussen de hier gepubliceerde cijfers over ziekenhuisopnamen uit de LMR en de cijfers over aantallen ziekenhuisopnamen gepubliceerd in de StatLine tabel ‘Ziekenhuizen; exploitatie, personeel en productie’. Laatstgenoemde cijfers zijn afkomstig uit de enquête ‘Intramurale gezondheidszorg’.

Zie ook: ‘Verschillen in cijfers ziekenhuizen tussen de statistieken Ziekenhuizen, Zorginstellingen en Ziekenhuisopnamen’.

Vergelijkbaarheid van opeenvolgende jaren

Twee kankerklinieken hebben een groot aantal jaren geen gegevens geregistreerd in de LMR. Bij de ene instelling werden alleen in de beginjaren gegevens geregistreerd en vanaf 1991 niet meer; bij de andere instelling werd tot en met 1997 niet geregistreerd en daarna wel. Omdat voor de ontbrekende jaren is bijgeschat uit gegevens van andere (academische) ziekenhuizen en deze niet helemaal vergelijkbaar waren qua verdeling van kankerdiagnosen, zijn er een paar trendbreuken zichtbaar. Tussen 1990 en 1991 is er een trendbreuk in het aantal ziekenhuisopnamen voor borstkanker, deze trendbreuk is vooral waarneembaar bij het aantal opnamen voor borstkanker in de provincie Noord-Holland. De andere trendbreuk betreft het aantal ziekenhuisopnamen voor totaal nieuwvormingen (kanker) tussen 1997 en 1998 in met name de provincie Zuid-Holland. De overige uitkomsten zijn goed met elkaar vergelijkbaar.
Om een trendbreuk te voorkomen zijn vanaf 2008 ca. 8 duizend dagopnamen van het specialisme anaesthesiologie (pijnbestrijdingsbehandelingen) niet meegerekend, omdat het betreffende ziekenhuis dit type dagopnamen eerder niet registreerde in de LMR, maar al wel enkele jaren uitvoerde. Hierdoor is het aantal ziekenhuisopnamen voor de diagnosehoofdgroep 'Ziekten van spieren, beenderen en bindweefsel' al enige jaren onderschat.

In 2011 is 5 procent van de diagnosen gecodeerd in de ICD10 (International Classification of Diseases, versie 10). De overige 95 procent is zoals in alle voorgaande jaren geregistreerd in de ICD9-CM (International Classification of Diseases, 9th revision, Clinical Modification). Het percentage diagnosen gecodeerd in de ICD10 is in 2012 gestegen tot 41%. De overige 59% is geregistreerd in de ICD9-CM. Diagnosen gecodeerd in ICD10 zijn zowel in 2011 als in 2012 geconverteerd naar ICD9-CM, klik hier voor een conversietabel ICD10 naar ICD9. Door de overgang van de registratie van diagnosen van ICD9-CM naar ICD10 kunnen bij sommige diagnosen  verschuivingen plaatsvinden in het aantal ziekenhuisopnamen, met name vanaf 2012. Bij vergelijkingen in de tijd moet dus rekening gehouden worden met eventuele trendbreuken vanaf 2012 als gevolg van de overgang op de ICD10.

Het aantal ziekenhuisopnamen en het al dan niet overlijden tijdens een ziekenhuisopname hangt af van het geslacht en de leeftijd van een persoon. Omdat de leeftijdsverdeling van de bevolking door de jaren heen niet hetzelfde is en er verschillen in leeftijdsopbouw tussen de verschillende regio’s kunnen bestaan, zijn naast de ongestandaardiseerde totaalcijfers ook per regio voor leeftijd en geslacht gestandaardiseerde totalen gegeven.
Door middel van standaardiseren wordt rekening gehouden met verschillen in leeftijdsopbouw van de bevolking in de tijd en tussen verschillende regio’s. Hierdoor kunnen de jaren onderling beter worden vergeleken.
Er is gestandaardiseerd via de methode van directe standaardisatie, met de leeftijdsverdeling van de gemiddelde mannelijke, respectievelijk vrouwelijke bevolking van 2000 als standaard. Voor het totaal is gestandaardiseerd voor de combinatie van leeftijd en geslacht.

Beschrijving kwaliteitsstrategie

Door het CBS worden de gebruikelijke controles uitgevoerd op volledigheid en juistheid van de aangeleverde gegevens.