Weidevogelsstatistiek
Wat behelst het onderzoek?
Doel
De ontwikkelingen beschrijven in de populaties van weidevogels. Dit sluit aan op meetdoelen van het Netwerk Ecologische Monitoring.
Doelpopulatie
De afzonderlijke soorten en groepen van weidevogels.
Statistische eenheid
De soort weidevogel.
Aanvang onderzoek
1990 (sommige projecten eerder).
Frequentie
Jaarlijks.
Publicatiestrategie
Alleen defintieve cijfers worden gepubliceerd.
Hoe wordt het uitgevoerd?
Soort onderzoek
Steekproefsgewijs tellen van een vaste set soorten weidevogels in het agrarisch gebied op een aantal vaste meetlocaties (het Broedvogelmonitoring Project, afgekort BMP).
Waarnemingsmethode
Aantal tellingen in het broedseizoen op vaste locaties. De afzonderlijke tellingen van één jaar worden per locatie per soort tot één jaartelling herleid.
Berichtgevers
SOVON en de provincies coördineren het veldwerk en verzamelen de gegevens van waarnemers (vrijwilligers en beroeps).
Steekproefomvang
Per jaar verscheidene tellingen op circa1100 meetlocaties.
Controle- en correctiemethoden
Er is een handleiding, waarin opzet, uitvoering en verwerking van de tellingen beschreven worden. Er vindt controle op fouten en onwaarschijnlijkheden plaats.
Weging
De cijfers worden gewogen naar het populatie-aandeel van soorten per fysisch-geografische regio’s (landschappelijke eenheden zoals duinen, hogere zandgronden e.d.).
Wat is de kwaliteit van de uitkomsten?
Nauwkeurigheid
Het analyseprogramma TRIM geeft de standaardfout van de berekende trend van de afzonderlijke soorten. De indexen vertonen jaarlijkse kleine schommelingen ook in reeds berekende jaren. De non-respons (ontbrekende cijfers) worden bijgeschat met behulp van het analyseprogramma TRIM.
Volgtijdelijke vergelijkbaarheid
De cijfers zijn over de gehele periode vergelijkbaar.