Uitgaven per einddiploma
Wat behelst het onderzoek
Doel
De statistiek Uitgaven per einddiploma geeft informatie over de uitgaven die nodig zijn om iemand op te leiden tot een bepaald diploma in het door de overheid bekostigde reguliere onderwijs. Het gaat om de uitgaven van de overheid en de private sector (huishoudens, bedrijven, non-profit instellingen en organisaties in het buitenland) aan onderwijsinstellingen in het primair, secundair en tertiair onderwijs, exclusief uitgaven voor research and development (R&D). In de uitgaven per einddiploma zitten ook de uitgaven die bedrijven doen voor de beroepspraktijkvorming van leerlingen en stagiaires in het duale onderwijs. De statistiek geeft geen historisch overzicht van de uitgaven gedurende een onderwijstraject.
Per jaar laten de uitkomsten zien wat het complete opleidingstraject in elke fase van het onderwijs naar een bepaald einddiploma kost. Dit is berekend aan de hand van de onderwijsfinanciering en de werking van het onderwijssysteem in het betreffende jaar.
Doelpopulatie
De overheid (rijks-, regionale en lokale), de private sector en alle onderwijsinstellingen in het door de overheid bekostigde onderwijs.
Statistische eenheid
Reguliere opleidingen die worden afgesloten met een diploma en reguliere opleidingen die worden afgesloten met een certificaat, voor zover daarbij sprake is van een eindsituatie. Een deelcertificaat op zich valt niet in de termen van deze statistiek.
Aanvang onderzoek
De historische reeks wordt vanaf 1998 gepubliceerd.
Frequentie
Jaarlijks, voorlopige en definitieve cijfers.
Publicatiestrategie
Zodra over een nieuw verslagjaar de voorlopige cijfers beschikbaar zijn, worden deze toegevoegd aan de bestaande StatLine-tabellen. Tegelijkertijd worden de voorlopige cijfers van het voorgaande verslagjaar vervangen door definitieve cijfers.
Hoe wordt het uitgevoerd
Soort onderzoek
De uitgaven per einddiploma worden berekend voor verschillende routes naar dat diploma. Het onderzoek onderscheidt er drie: de gemiddelde route, de standaardroute en de nominale route.
Voor het berekenen van de gemiddelde en de standaardroute worden gegevens, afkomstig van registerinformatie over deelnemers, gecombineerd in twee rekenmodellen. Het ene model geeft de gemiddelde onderwijscarrières van leerlingen en studenten en berekent per (voor)opleiding de tijd die daarin wordt doorgebracht. De in een traject gevolgde (voor)opleidingen zijn elk als een apart deel van dat traject naar het einddiploma opgenomen. Het andere model berekent de uitgaven per deelnemer per jaar. De combinatie van tijdsduur en kosten per opleidingstraject levert als eindproduct de uitgaven die zijn gedaan om het einddiploma te behalen. De vraag hoeveel een diploma heeft gekost, wordt alleen beantwoord ten aanzien van het hoogst behaalde diploma. Van de al of niet succesvol gevolgde (voor)opleidingen zijn dus alleen de tijdsduur en de bijbehorende kosten relevant om de totale uitgaven voor het einddiploma te kunnen bepalen.
Voor het berekenen van de nominale route wordt ook gebruik gemaakt van twee rekenmodellen. Het ene model geeft de theoretische (nominale) onderwijsduur per (voor)opleiding. De in een traject gevolgde (voor)opleidingen zijn elk als een apart deel van dat traject naar het einddiploma opgenomen. Het andere model berekent de uitgaven per deelnemer per jaar. De combinatie van beide per opleidingstraject geeft als eindproduct de uitgaven die zijn gedaan om het einddiploma te behalen. De vraag hoeveel een diploma heeft gekost, wordt alleen beantwoord ten aanzien van het hoogst behaalde diploma. Van de (voor)opleidingen zijn dus alleen de nominale tijdsduur en de bijbehorende kosten relevant om de totale uitgaven voor het einddiploma te kunnen bepalen.
De nominale studieduur is een begrip dat aangeeft hoe lang een opleiding in theorie minimaal zou kunnen duren. Voor het basisonderwijs is dat 8 jaar, voor vmbo 4 jaar, voor havo 5 jaar, voor vwo 6 jaar, voor hbo-bachelor 4 jaar en voor wo-bachelor 3 jaar. De duur van een wo-master is een berekend gemiddelde uit de diverse masteropleidingen.
Waarnemingsmethode
De brongegevens voor de berekening van de onderwijscarrières zijn afkomstig uit de Onderwijsmatrix, diverse stroombestanden en stroomgegevens die zijn afgeleid uit de zogenoemde ééncijfer-bronbestanden voor het hoger onderwijs.
Voor de financiële gegevens die aan de basis staan van deze statistiek, is gebruik gemaakt van bestanden van het CBS. De gegevens zijn op de volgende wijze verzameld. Voor gegevens over de onderwijsuitgaven door de overheid wordt gebruik gemaakt van de rekeningen van het Rijk, de provincies, de gemeenten en samenwerkingsverbanden van gemeenten. De gegevens over de private uitgaven worden samengesteld uit meerdere bronnen. Gegevens over de uitgaven door huishoudens worden ontleend aan jaarverslagen van gesubsidieerde onderwijsinstellingen en verschillende schoolkostenonderzoeken (deze worden in opdracht van het Ministerie van OCW periodiek uitgevoerd door onderzoeksbureaus). De jaarverslagen van gesubsidieerde onderwijsinstellingen worden ook gebruikt om de bijdragen van bedrijven en die van organisaties in het buitenland vast te stellen. De omvang van het duaal onderwijs wordt door het CBS bepaald door eigen berekeningen, waarbij onder andere gebruik wordt gemaakt van de enquête beroepsbevolking en van publiek toegankelijke informatie. Daarnaast wordt ook gebruik gemaakt van gegevens over deelnemersaantallen: deze zijn afkomstig van DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs, een agentschap van het Ministerie van OCW) en het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I).
De waarnemingsmethode voor de instellingsgegevens is de verplichte elektronische levering van de financiële gegevens door de bekostigde onderwijsinstellingen aan de Ministeries van OCW en EL&I. De gegevens worden verzameld door DUO.
Berichtgevers
Het CBS ontvangt bestanden van het Ministerie van OCW, provincies, gemeenten, DUO en het Ministerie van EL&I.
Steekproefomvang
N.v.t.
Controle- en correctiemethoden
De specialisten van het CBS controleren de gegevens die zij van haar berichtgevers (Ministeries van OCW en EL&I, provincies, gemeenten) ontvangen op volledigheid en inconsistenties en brengen zo nodig, in overleg met hen, verbeteringen aan in het bronbestand.
Het Ministerie van EL&I en DUO controleren de gegevens die zij van hun berichtgevers ontvangen op volledigheid en inconsistenties en brengen zo nodig in overleg met hen verbeteringen aan in het bronbestand.
Weging
N.v.t.
Wat is de kwaliteit van de uitkomsten
Nauwkeurigheid
Voor de registraties geven de definitieve cijfers een juist beeld van de werkelijkheid.
Volgtijdelijke vergelijkbaarheid
In de historische reeks worden de uitgaven per diploma vanaf 1998 berekend uit de beschikbare brondata. Omdat niet alle onderwijsniveaus tegelijkertijd via de ééncijfer-bronbestanden gemonitord konden worden, zijn de ontbrekende gegevens door eigen berekeningen vastgesteld. De in deze statistiek gebruikte financiële gegevens zijn afkomstig uit CBS-bestanden die worden vastgelegd volgens de richtlijnen die worden opgesteld door een samenwerkingsverband van Unesco, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en Eurostat.
Beschrijving kwaliteitsstrategie
De door derden verstrekte bestanden worden na binnenkomst nogmaals door specialisten van het CBS gecontroleerd. Zo nodig worden in overleg met de direct betrokkenen alsnog verbeteringen aangebracht in het bronbestand.