Onderzoek Verplaatsingen in Nederland (OViN)

Wat behelst het onderzoek

Doel

Verschaffen van adequate informatie over de dagelijkse mobiliteit van de Nederlandse bevolking ten behoeve van het CBS zelf, het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en andere beleids- en onderzoeksinstanties. Hiertoe wordt het verplaatsingsgedrag van de Nederlandse bevolking beschreven naar plaats van herkomst en bestemming, tijdstip waarop het vervoer plaatsvindt, gebruikte vervoermiddelen en reismotieven voor de verplaatsingen. Daarnaast wordt ruime aandacht geschonken aan de achtergrondvariabelen voor een bepaald verplaatsingspatroon en keuze van vervoermiddelen.

Doelpopulatie

De Nederlandse bevolking (exclusief bewoners van tehuizen en instellingen).

Statistische eenheid

Persoon, verplaatsing, rit.

Aanvang onderzoek

Het onderzoek is aangevangen in 2010 en loopt door tot en met 2017. Daarna het onderzoek in gewijzigde vorm verder onder de naam Onderweg in Nederland (ODiN).

Frequentie

Doorlopend.

Publicatiestrategegie

Er wordt jaarlijks gepubliceerd.

Hoe wordt het uitgevoerd

Soort onderzoek

Persoonsenquête.

Waarnemingsmethode

De waarnemingsmethode is mixed-mode. Onderzoekspersonen worden middels een brief gevraagd om via internet (cawi) de OViN vragenlijst in te vullen. Wanneer men niet wil of kan responderen via internet wordt men telefonisch (cati) benaderd op het moment dat het CBS een telefoonnummer beschikbaar heeft. Wanneer het CBS niet beschikt over een telefoonnummer dan wordt de vragenlijst bij de onderzoekspersoon thuis (capi) afgenomen.

Berichtgever

Personen. Personen in instellingen, inrichtingen en tehuizen zijn niet in de steekproef opgenomen.

Steekproefomvang

Jaar

Doelpopulatie

(miljoen)

Uitgezette

steekproef

Respondenten

Absoluut

Relatief t.o.v. doelpopulatie

Relatief t.o.v.

steekproef

2010

16,36

78 009

44 165

0,27%

56,6%

2011

16,42

74 590

42 338

0,26%

56,8%

2012

16,51

75 041

43 307

0,26%

57,7%

2013

16,56

80 529

42 350

0,26%

52,6%

2014

16,58

87 614

42 600

0,26%

48,6%

2015

16,66

66 987

37 350

0,22%

55,8%

2016

16,72

64 335

38 128

0,23%

59,3%

2017

16,84

68 764

37 016

0,22%

53,8%

 

De steekproefomvang is in het onderzoeksjaar 2015 verlaagd. In de tabel is het aantal respondenten weergegeven dat in het OViN databestand is opgenomen. Ook is het percentage weergegeven van deze respondenten ten opzichte van de uitgezette steekproef in het kalenderjaar. De steekproef bevat in de jaren 2010 t/m 2014 het landelijk onderzoek en de standaard regionale verdichting in de acht kleinere provincies. Met ingang van 2015 bestaat de steekproef uit het landelijk onderzoek en meerwerkonderzoek(en) in dat kalenderjaar. Voor 2015, 2016 en 2017 bestaat het meerwerk uit extra respondenten in de regio Noordvleugel (in en rond Amsterdam).

De uitgezette steekproef in een jaar heeft geen 1-op-1 relatie met het responsaantal in dat jaar. Hierdoor kan het responspercentage ten opzichte van de uitgezette steekproef een vertekend beeld geven. Dit komt door de continue enquêtering en de mixed-mode waarnemingsmethode waardoor het mogelijk is dat een steekproefpersoon pas drie maanden nadat deze voor het eerst benaderd (uitgezet) is respondeert. Dit kan in het volgende onderzoeksjaar zijn zodat de respondent in het bestand van het volgend jaar opgenomen wordt. Dit is bijvoorbeeld het geval in 2013 en 2014 waarbij in de laatste maanden de steekproef vergroot is om aan de eis ten aanzien van het responsaantal te voldoen in datzelfde of komende jaar.

Weging

Ter compensatie van vertekeningen die optreden door onder- en oververtegenwoordiging van bepaalde groepen zijn weegfactoren gebruikt. Er is gewogen naar sociaal geografische kenmerken zoals: leeftijd, geslacht, huishoudgrootte, herkomst, stedelijkheid, provincie, besteedbaar huishoudensinkomen en sociale groep. Ook is gewogen naar vervoermiddelbezit (autobezit, bijtellingen voor privégebruik van bedrijfsauto’s, motorfietsbezit en bromfietsbezit) op persoons- en huishoudensniveau. Eveneens is gewogen naar maand en weekdag.

Ophoging

Bij de ophoging worden de resultaten van de enquête 'vertaald' naar populatie-aantallen.

Wat is de kwaliteit van de uitkomsten

Nauwkeurigheid

Bij steekproefonderzoek, zoals het OViN, wordt slechts bij een deel van de populatie informatie verzameld. De geschatte uitkomsten op basis van de steekproefgegevens zijn in het algemeen niet gelijk zijn aan de werkelijke waarden en hebben dus een onnauwkeurigheidsmarge. De steekproefmarge om het totaal aantal reizigerskilometers in Nederland in een jaar (totale vervoersprestatie) is 1,9% (bij een betrouwbaarheid van 95%).