Milieukosten van bedrijven

Wat behelst het onderzoek

Doel

Het verkrijgen van gegevens over milieu-investeringen en milieukosten (kosten van de milieuactiviteiten die de bedrijven zelf uitvoeren, betaalde overdrachten (de heffingen en de betalingen voor uitbestede milieuactiviteiten), ontvangen overdrachten (milieusubsidies) en de netto milieulasten van bedrijven in de bedrijfstakken delfstoffenwinning, industrie, energievoorziening en waterwinning.

Doelpopulatie

Bedrijven met 10 of meer werknemers in de bedrijfstakken delfstoffenwinning (SBI 06-09), industrie (SBI 10-33, exclusief sociale werkvoorziening (SBI 32.99.1)), energievoorziening (SBI 35) en waterwinning (SBI 36). Voor de codes zie de Standaard Bedrijfsindeling 2008 (SBI 2008).

Statistische eenheid

Bedrijfseenheid.

Aanvang onderzoek

1979. De huidige tijdreeks loopt vanaf 1997.

Frequentie

Jaarlijks.

Publicatiestrategie

Voorlopige cijfers worden 6 maanden na het jaar van onderzoek gepubliceerd in ‘Milieukosten van bedrijven; kerncijfers’ (definitieve cijfers na 18 maanden). In ‘Milieukosten en -investeringen van bedrijven’ (hierin staan veel meer onderwerpen dan in de kerncijfertabel) worden 18 maanden na het jaar van onderzoek definitieve cijfers gepubliceerd.

Hoe wordt het uitgevoerd?

Soort onderzoek

De basisgegevens worden verzameld door middel van een schriftelijke enquête. Bedrijfsgroepen met relatief hoge milieulasten worden in hun geheel geënquêteerd. Bij de overige bedrijfsgroepen wordt een steekproef getrokken. De verordeningen (EG, Euratom) nummers 58/1997 en 2056/2002 van de Europese Unie verplichten bedrijven om opgave te doen van al hun milieuvoorzieningen (milieu-investeringen) en alle overige milieu-uitgaven ter voorkoming en bestrijding van milieuverontreiniging.

Waarnemingsmethode

Op het enquêteformulier staan vragen over de kosten die bedrijven maken ten behoeve van afval, afvalwater, milieuschade, bodemsanering, milieuonderzoek, milieucoördinatie, investeringen in nieuw geïnstalleerde milieuvoorzieningen (toegevoegde en procesgeïntegreerde voorzieningen), en plannen voor milieuvoorzieningen die gebruiksklaar beschikbaar komen in de twee jaren na het verslagjaar. Daarnaast worden gegevens gebruikt die niet rechtstreeks van de berichtgevers afkomstig zijn, maar berekend worden, zoals de rente- en afschrijvingskosten van milieu-investeringen.

Berichtgevers

Bedrijven met 10 of meer werknemers in de bedrijfstakken delfstoffenwinning, industrie (exclusief sociale werkvoorziening), energievoorziening en waterwinning.

Steekproefomvang

Circa 4.100 bedrijven met 10 of meer werknemers.

Controle- en correctiemethoden

1. Opgaven van bedrijven worden beoordeeld op plausibiliteit, volledigheid en consistentie. Niet (tijdig) responderende bedrijven worden geschat.
De milieu-investeringen en de milieukosten worden apart behandeld.
De opgegeven milieuvoorzieningen (milieu-investeringen) worden allemaal op ordegrootte en plausibiliteit beoordeeld en met behulp van een coderingslijst gecodeerd naar milieucompartiment.
De opgegeven milieukostenposten daarentegen worden voor het overgrote deel (voor meer dan 95% van de responderende bedrijven) automatisch gaafgemaakt. Dit gebeurt op basis van een consistentiecontrole binnen het teruggezonden formulier en door vergelijking met de gegevens uit het gave databestand van de afgelopen jaren. Bij slechts een klein aantal bedrijven is het noodzakelijk voor het coderen van de milieu-investeringen en/of het gaafmaken van de opgegeven milieukosten telefonisch contact op te nemen met de berichtgever.
2. Het databestand wordt gecontroleerd op een voldoende vulling voor de combinatie bedrijfsgroep/grootteklassegroep. Indien nodig wordt de vulling verbeterd met beschikbare informatie uit eerdere jaren. Dit resulteert in een aangepast gaaf databestand. 3. Voor bedrijven die buiten de steekproef vallen en voor de non-respons wordt per bedrijfsgroep en grootteklassegroep een bijschatting gemaakt met behulp van een schatter. Voor een beperkt aantal bedrijven is het statistisch niet verantwoord deze procedure te volgen. In deze gevallen worden individuele schattingen gemaakt waarbij zoveel mogelijk gegevens in beschouwing worden genomen (o.a. die van de enquêteformulieren van eerdere jaren en informatie van internet).

Weging

Per bedrijfsgroep en bedrijfsgrootte wordt opgehoogd met een schatter: totaal = {(totaal aantal werknemers in bedrijfsgroep)/(totaal aantal werknemers van responderende bedrijven)} x (totaal uitkomsten van responderende bedrijven).

Wat is de kwaliteit van de uitkomsten?

Nauwkeurigheid

Ruim 85 procent van de bedrijven retourneert jaarlijks een bruikbare vragenlijst. Op basis hiervan en op basis van de resultaten van periodiek onderzoek naar de betrouwbaarheidsmarges van de milieu-investeringen voor de diverse SBI-niveaus, wordt een verantwoorde detaillering van de publicatie bepaald.

Volgtijdelijke vergelijkbaarheid

De gevolgde methode bij de statistische verwerking van de steekproefgegevens is erop gericht de vergelijkbaarheid in de tijd van de uitkomsten zo veel mogelijk te garanderen.
De publicaties ‘Milieukosten van bedrijven; kerncijfers’ en ‘Milieukosten van bedrijven’ bevatten cijfers vanaf 2012. In de kerncijfertabel staat altijd een recenter statistiekjaar, maar deze publicatie bevat minder onderwerpen.
De publicatie 'Milieukosten en -investeringen; bedrijven met >10 werknemers, 2008-2011' geeft vergelijkbare cijfers voor de periode 2008-2011. Er moet echter rekening worden gehouden met het volgende:
- Vanaf 2012 worden de cijfers onderverdeeld in 9 milieucompartimenten (dat waren er 6, tot en met 2011);
- Vanaf 2012 wordt het onderwerp 'lopende kosten' niet meer waargenomen. Het onderwerp 'netto milieulasten' onderging hierdoor een wijziging. De definitie blijft hetzelfde, maar omdat de 'lopende kosten' geen deel meer uitmaken van de netto milieulasten, zijn deze vanaf 2012 lager geworden. Vergelijking van de 'netto milieulasten' van 2012 met eerdere jaren is mogelijk door voor de jaren tot en met 2011 de toen nog wel gepubliceerde waarde van de 'lopende kosten' in mindering te brengen op de netto milieulasten. Deze cijfers staan in de tabel 'Milieukosten en -investeringen; bedrijven met >10 werknemers, 2008-2011'. Zie hiervoor paragraaf 3 in de Tabeltoelichting.
De lopende kosten van milieu-investeringen werden tot en met 2011 berekend en bestonden uit personeelskosten voor bediening, onderhoud en toezicht, energiekosten, kosten van grond- en hulpstoffen en diensten door derden, met aftrekking van eventuele opbrengsten en besparingen. Tevens werden apart bijgeteld de (berekende) meerkosten voor zwavelarme brandstoffen. De lopende kosten worden vanaf 2012 niet meer berekend omdat het CBS geen zinvolle en efficiënte methode meer heeft om hiervoor betrouwbare cijfers te bepalen.
Voor de jaren 1997 tot en met 2008 zijn gegevens beschikbaar volgens SBI'93 in de publicatie ‘Milieukosten van bedrijven met 10 of meer werknemers, SBI’93, 1997-2008’. Voor de cijfers in deze publicatie heeft de overgang van SBI’93 naar de nieuwe SBI 2008 geen grote gevolgen. Het belangrijkste verschil is dat de uitgeverijen in de SBI 2008 niet meer onder de industrie vallen en dus niet meer worden waargenomen. Voor de omvang van de milieukosten is dit verschil echter gering.
De definitie van ‘milieu-investering’ is vanaf 1999 gewijzigd. Als gevolg hiervan wordt vanaf dat jaar ook een deel van de rendabele milieuvoorzieningen meegenomen in de cijfers.

Beschrijving kwaliteitsstrategie

Bij het tot stand komen van de statistiek wordt gebruik gemaakt van controle- en correctiemethoden, nauwkeurigheidsonderzoek en er wordt gezorgd voor een zo hoog mogelijke respons. Tevens worden uitkomsten gerelateerd aan cijfers van andere bronnen (zo worden milieu-investeringen gerelateerd aan de totale investeringen van bedrijven, die waargenomen worden in een andere CBS-statistiek). Ook wordt het aantal werknemers en de daaruit voortvloeiende bijschatting gecontroleerd.
Het CBS is gebonden aan geheimhoudingsregels bij de publicatie van uitkomsten van haar onderzoeken. Zo maakt het CBS geen uitkomsten openbaar waaruit gegevens van individuele bedrijven zijn af te leiden. Dit heeft soms tot gevolg dat het CBS bepaalde uitkomsten van verschillende groepen bedrijven bij elkaar voegt of zelfs bepaalde cijfers geheel verhult door middel van het geven van een '.'.