Integrale Veiligheidsmonitor (IVM), 2008-2011

Wat behelst het onderzoek

Doel

Samenstellen van actuele en vergelijkbare gegevens ten behoeve van landelijke, regionale en lokale (semi-) overheden over de ontwikkeling van de sociale veiligheid in Nederland, waaronder de leefbaarheid van de woonbuurt, slachtofferschap, onveiligheidsgevoelens en preventiegedrag in verband met criminaliteit, en het oordeel van de bevolking over de politie op het gebied van veiligheid.

Doelpopulatie

Personen van 15 jaar of ouder in particuliere huishoudens in Nederland.

Statistische eenheid

Personen, huishoudens; delicten.

Aanvang onderzoek

De IVM vormt de voortzetting van de Veiligheidsmonitor Rijk (VMR) en is voor het eerst uitgevoerd in de periode medio september- december 2008.
Opdrachtgevers zijn de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) en Justitie en het CBS. De door de opdrachtgevers ingestelde Raad voor de Veiligheidsmonitor, waarin naast de opdrachtgevers ook politie- en gemeentelijke organisaties zijn vertegenwoordigd, houdt toezicht op de uitvoering. Het landelijke deel van het onderzoek wordt uitgevoerd door het CBS. Daarnaast zorgt het CBS voor de lokale steekproeven, voor de centrale opslag van de microdata en voor de harmonisatie en weging van de onderzoeksgegevens. Het door de ministeries van BZK en Justitie opgerichte bureau Veiligheidsmonitor (bVm) zorgt voor de coördinatie en methodologische begeleiding van de onderzoeksbureaus die bij de lokale uitvoering betrokken zijn.
De lokale deelname wisselt sterk, waarbij vooral veel gemeenten – al dan niet in (politie)regionaal verband- in de oneven jaren meedoen aan de Integrale Veiligheidsmonitor. In 2008 namen 78 gemeenten deel, 239 in 2009, 21 in 2010 en 225 in 2011..

Frequentie

Jaarlijks (2008-2011)

Publicatiestrategie

Voorlopige en definitieve cijfers.

Hoe wordt het onderzoek uitgevoerd

Onderzoeksgegevens worden in de periode medio september – december zowel op landelijk als lokaal niveau verzameld. Het CBS zorgt voor de landelijke waarneming, veldwerkbureaus doen de lokale waarneming.

Soort onderzoek

Personensteekproef gebruikt voor enquête onderzoek.

Waarnemingsmethode

De IVM kent een modulair opgebouwde en gecoördineerde vragenlijst met verplichte en facultatieve vragenblokken, waaronder eventuele ‘vrije’ lokale vragen. Het CBS neemt zowel de verplichte als de facultatieve vragenblokken mee; lokale deelnemers zijn alleen gehouden aan de verplichte vragenblokken.
Bij de uitvoering worden vier verschillende waarnemingsmethoden gebruikt. Aan steekproefpersonen wordt eerst gevraagd om een vragenlijst in te vullen via internet (Computer Assisted Web Interviewing; CAWI). Degenen die dit niet kunnen of willen, kunnen een schriftelijke vragenlijst aanvragen (Paper Assisted Personal Interviewing; PAPI). Personen die niet van deze beide mogelijkheden gebruik maken worden daarna bij een bekend telefoonnummer telefonisch (Computer Assisted Telephone Interviewing; CATI) of anders face-to-face (Computer Assisted Personal Interviewing; CAPI) benaderd. Voor de landelijke uitvoering worden alle vier waarnemingsmethoden toegepast, lokaal vooral CAWI, PAPI en CATI. Op lokaal niveau is CAPI niet verplicht.

Berichtgevers

Personen van 15 jaar of ouder in particuliere huishoudens.

Steekproefomvang

Op landelijk niveau ondervraagt het CBS jaarlijks ongeveer 20 duizend respondenten, waarvan minimaal 750 respondenten op het niveau van de politieregio. Er zijn 25 politieregio’s. In 2008 – bij de start van dit onderzoek – is een minimum van 670 respondenten per politieregio aangehouden. Door de wisselende deelname van gemeenten varieert ook de lokale steekproefomvang. Het aantal ondervraagden en de respons zijn als volgt:

2008: totaal 62,8 duizend (40,3%); landelijk 17,0 dzd (59,9%), lokaal 45,8 dzd (35,9%)
2009: totaal 198,1 duizend (39,6%); landelijk 19,2 dzd (58,5%), lokaal 198,1 dzd (38,3%)
2010: totaal 39,2 duizend (38,7%); landelijk 19,2 dzd (61,6%), lokaal 20,0 dzd (28,5%)
2011: totaal 223,9 duizend (43,2%); landelijk 20,3 dzd (54,0%), lokaal 203,6 dzd (42,4%)

De voor steekproefonderzoek gebruikelijke plausibiliteitscontrole op interne consistentie en volledigheid wordt jaarlijks uitgevoerd. Dit gebeurt ook voor de lokale data.

Weging

Voor verschillen tussen de samenstelling van de steekproef en de totale bevolking wordt voor de IVM een correctie toegepast door middel van een wegingsfactor, gebaseerd op de kenmerken leeftijd, geslacht, land van herkomst, omvang van het huishouden, provincie, grote steden, politieregio, stedelijkheid van de woongemeente, oversampling (per politieregio) en - binnen oversamplede primaire eenheden (zoals gemeenten) de verdeling in specifieke wijken.
De gewichten zijn bepaald op persoonsniveau. Voor huishoudgewichten worden deze gewichten gedeeld door het aantal personen van 15 jaar en ouder in het huishouden van de respondent.

Wat is de kwaliteit van de uitkomsten

Nauwkeurigheid

Omdat de enquête een steekproef betreft, zijn de cijfers onderhevig aan toevalsfluctuaties. Daarom is in de tabellen de 95%-betrouwbaarheidsmarge bij een bepaalde waarde (zoals een gemiddelde of percentage) opgenomen.
Indien het aantal steekproefpersonen voor een bepaalde indelingscategorie kleiner is dan 50 worden in de (StatLine)-tabellen geen resultaten gepresenteerd vanwege te grote marges.

Volgtijdelijke vergelijkbaarheid

De onderzoeksopzet voor de IVM is in de periode 2008-2011 niet veranderd maar wel gewijzigd ten opzichte van eerdere onderzoeken zoals de VMR. Cijfers uit eerdere afzonderlijke onderzoeken zijn dan ook niet rechtstreeks vergelijkbaar met IVM-gegevens.