Groenteteelt; oogst en teeltoppervlakte per groentesoort

Wat behelst het onderzoek?

Doel

Het vaststellen van de oogst  en teeltoppervlakte van de groenten in Nederland.

Doelpopulatie

Alle agrarische bedrijven met groenteteelt in Nederland (zoals waargenomen met de landbouwtelling). Ook aardbeien en champignons worden tot de groenten gerekend.

Aanvang onderzoek

1998

Frequentie

Jaarlijks

Publicatiestrategie

Zodra de enquêteresultaten besproken zijn in een panel van experts worden deze op StatLine geplaatst. In april verschijnen de voorlopige cijfers over het voorgaande jaar en krijgen de cijfers van een jaar eerder de definitieve status.

Hoe wordt het onderzoek uitgevoerd?

Waarneming

De resultaten voor de groenten in de open grond zijn voor een groot deel gebaseerd op een in het najaar gehouden steekproefonderzoek “Groenten open grond”. Met dit onderzoek worden naast ingezaaide oppervlakten ook de bijbehorende geoogste hoeveelheden aan groenten waargenomen.
De dataverzameling gebeurt met een schriftelijke enquête. De steekproef omvat ruim tweeduizend agrarische bedrijven. Dit is minder dan de helft van het aantal agrarische bedrijven met groenten in de open grond in Nederland. Ophoging van de enquêtegegevens gebeurt op basis van totalen uit de landbouwtelling.
De resultaten voor de groenten onder glas en voor de champignons zijn voor een groot deel gebaseerd op de oppervlaktegegevens uit de jaarlijkse landbouwtelling. Voor deze groenten is het niet nodig om in het najaar een aanvullend steekproefonderzoek te houden. Het is namelijk mogelijk om de geoogste hoeveelheden van deze groenten te bepalen op basis van cijfers van Productschap Tuinbouw (PT). Deze cijfers steunen sterk op de exportcijfers van het Kwaliteits-Controle-Bureau voor groenten en fruit (KCB). 
Controle- en correctiemethoden
De gegevens uit de enquête “Groenten open grond” worden gecontroleerd op interne consistentie en volledigheid. Voor het doorvoeren van de nodige correcties is er een dataverwerkingsysteem gebouwd. Met dit systeem worden foutieve opgaven en onwaarschijnlijkheden automatisch opgespoord.
De opgehoogde enquêtegegevens worden vergeleken met soortgelijke gegevens, die verzameld zijn door een panel van experts. Naast statistici van het CBS zitten hierin vertegenwoordigers van het Productschap Tuinbouw (PT), Dienst Landbouwvoorlichting (DLV), het Landbouw-Economisch Instituut (LEI) en Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO Groeiservice). Zo nodig worden de oorspronkelijke enquêteresultaten iets bijgesteld.
Ook bij de glasgroenten en champignons wordt gebruik gemaakt van een panel van experts. Hierin zitten dezelfde organisaties als bij het panel “groenten open grond”. Het doel van beide panels is hetzelfde: het CBS stelt per groente de oogst en teeltoppervlakte vast op basis van de in de twee panels gevoerde discussies.

Wat is de kwaliteit van de uitkomsten?

Nauwkeurigheid

Hiervoor kan de volgende vuistregel gebruikt worden. Hoe kleiner het teeltoppervlakte in Nederland van een soort groente, hoe groter de relatieve fout in de oogst en bijbehorende teeltoppervlakte. Zo is de relatieve fout over het algemeen niet meer dan vijf procent voor groentesoorten met een groot oppervlak (> duizend hectare) en kan het oplopen tot zo’n twintig procent bij groentesoorten met een klein oppervlakte.