Energieverbruik bedrijven naar belastingschijf
Wat behelst het onderzoek?
Doel
Dit onderzoek brengt het bedrijfsmatig aardgas- en elektriciteitsverbruik naar verbruiksklasse (belastingschijf) van de energiebelasting op sectorniveau in kaart. Waar mogelijk wordt ook inzicht gegeven in het verbruik dat vrijgesteld is van de energiebelasting.
Dit onderzoek is tot stand gekomen in opdracht van het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Zij hebben in het kader van het vaststellen van beleid in de energiebelasting en de opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE) behoefte aan recente gegevens over het energieverbruik, incl. vrijgesteld verbruik, naar verbruiksklasse van de energiebelasting op sectorniveau.
Doelpopulatie
In Nederland gevestigde bedrijven en bedrijfsmatige aansluitingen met een aardgas- en/of elektriciteitsverbruik.
Statistische eenheid
De gebruikte databronnen bevatten verschillende waargenomen eenheden: adressen, bedrijven, vestigingen, aansluitingen of clusters van aansluitingen. In het onderzoek worden deze verschillende eenheden bij elkaar opgeteld om inzicht te krijgen in het aantal ‘eenheden’ dat in een verbruiksklasse valt. Dit zijn de ‘door de schijf gehaalde eenheden’. De ‘eenheden’ zijn ingedeeld naar verbruiksklassen op basis van de geleverde energie voor eigen gebruik (de aangeleverde energie minus de doorgevoerde energie).
Aanvang onderzoek
Vanaf 2021.
Frequentie
Jaarlijks.
Publicatiestrategie
Jaarlijks worden de meest recente gegevens toegevoegd. Tegelijkertijd kunnen cijfers van voorgaande jaren worden bijgesteld.
Hoe wordt het onderzoek uitgevoerd?
Soort onderzoek
Voor dit onderzoek zijn verschillende databronnen gebruikt. De gehanteerde definities, scope en gebruikte databronnen zijn voor zover mogelijk consistent met de energiebalans (De Nederlandse energiehuishouding van het CBS. De energiebalans vormt het integratiekader van statistieken over het aanbod en het verbruik van energie.
- De klantenbestanden van de energieleveranciers (voor SBI A, B en F-U): de energieleveringen via het openbaar net op aansluitingsniveau.
- Energie-enquêtes bedrijven (voor SBI B-E): De gegevens komen van energiebedrijven en energieafnemers uit in principe grootteklasse 5 t/m 9. Aan elk bedrijf wordt een fysieke balans van energiedragers gevraagd.
- CertiQ: productie van hernieuwbare elektriciteit.
Daarnaast wordt gebruik gemaakt van een overzichtstabel van de belastingdienst over de energiebelasting op aardgas in de glastuinbouw, verdeeld naar belastingschijf.
Indeling belastingschijf en vrijgesteld verbruik
De bedrijven, adressen, aansluitingen en clusters van aansluitingen (door de schijf gehaalde eenheden) zijn ingedeeld naar belastingschijf op basis van de energielevering voor eigen gebruik (exclusief doorvoer). Indien deze eenheden door meerdere belastingschijven gaan, dan worden de eenheden in iedere schijf meegeteld met het verbruik dat in de desbetreffende schijf hoort. Bij de totalen worden de eenheden één keer meegenomen.
Als een bedrijf een vrijgesteld aardgasverbruik heeft (inzet aardgas WKK of niet-energetisch gebruik), dan is dit opgenomen in de schijven (van hoog naar laag) waar het bedrijf in valt op basis van de gaslevering voor eigen gebruik. Bij zowel een aardgasinzet voor WKK en niet-energetisch verbruik worden eerst de aardgasinzet voor WKK van de gaslevering gehaald en daarna het niet-energetisch verbruik. Het resterende verbruik geeft een indicatie van het belast verbruik naar verbruiksklasse. Het exacte belast verbruik waarover de energiebelasting wordt geheven kan afwijken door additionele vrijstellingen.
Het uiteindelijk belaste verbruik is de totale energielevering minus het vrijgestelde verbruik. Van het vrijgestelde verbruik zijn de volgende componenten in kaart gebracht: niet-energetische gebruik en de inzet van aardgas bij elektriciteitsproductie WKK (beiden komen enkel voor bij aardgas).
De geleverde elektriciteit voor eigen gebruik is ongeveer gelijk aan het belast verbruik (met uitzondering van vrijstellingen die niet in dit onderzoek zijn meegenomen). Ook de elektriciteitsproductie is opgenomen als een bedrijf ook eigen opwek heeft. Deze eigen productie wordt deels zelf gebruikt en deels afgeleverd. Beiden worden in het onderzoek getoond. Het verbruik uit eigen productie is ingedeeld naar de verbruiksschijf waar het bedrijf is geëindigd op basis van de geleverde elektriciteit. Dit eigen verbruik wordt niet belast als het uit hernieuwbare bronnen of WKK komt en kan daarom als vrijgesteld verbruik worden gezien. De totale elektriciteitsproductie en het deel dat wordt afgeleverd zijn niet ingedeeld naar verbruiksschijf, omdat het niet onder verbruik valt.
Waarnemingsmethode
- Klantenbestanden (voor SBI A, B en F-U):
Voor de sectoren uit de klantenbestanden, is het aantal aansluitingen op adresniveau van bedrijven en instellingen opgenomen met tenminste één aardgas- of elektriciteitsaansluiting op het openbare net. Daarnaast is de totale levering van aardgas en elektriciteit aan deze adressen opgenomen. De adressen zijn ingedeeld naar belastingschijf op basis van het geleverde aardgas per adres. Waar mogelijk is rekening gehouden met de complexbepaling. In het handboek milieubelastingen zijn een aantal clusters gedefinieerd die onder een complexbepaling vallen. Het gaat dan veelal om niet gebouwgebonden aansluitingen. Op basis van de beschrijving die bij de aansluitingen staat, is geprobeerd clusters te maken die bij elkaar horen, denk hierbij aan het telefoonnet en straatverlichting. Een cluster is als één eenheid ingedeeld naar de belastingschijven.
- Energie-enquêtes bedrijven (voor SBI B-E):
De gegevens over het energieverbruik komen van bedrijven die op basis van een steekproef eenmaal per jaar wordt getrokken. Bij middelgrote bedrijven (tussen 50-200 werknemers) wordt het energieverbruik waargenomen op basis van een steekproef. Bij grote bedrijven (meer dan 200 werknemers) wordt het energieverbruik van ieder bedrijf individueel waargenomen.
De energieverbruiken die op basis van de energie-enquête zijn ingedeeld naar belastingschijf, zijn op basis van bedrijfseenheid conform het Algemeen Bedrijfsregister (ABR) van het CBS. Dit zijn over het algemeen hele bedrijven, d.w.z. het totaal van eventuele meerdere vestigingen van een bedrijf. In een beperkt aantal gevallen, als bedrijven het handiger vinden voor de afzonderlijke vestigingen aparte vragenlijsten te ontvangen, worden in de energie-enquêtes, en dus ook voor de uitsplitsing voor dit onderzoek, de afzonderlijke vestigingen als aparte eenheden gezien.
Het gebruik van energie-enquêtes als waarnemingsbron voor het energieverbruik van bedrijven kan leiden tot een onderschatting van de EB/ODE-opbrengst t.o.v. het gebruik van klantenbestanden als waarnemingsbron voor het energieverbruik van bedrijven. Dit komt doordat het energieverbruik op bedrijfseenheid naar verwachting hoger ligt dan wanneer er op aansluitings-/adresniveau gekeken wordt. Eén bedrijf kan immers meerdere aansluitingen en adressen hebben. Hoe hoger het energieverbruik, hoe lager het belastingtarief dat geheven wordt. Als een bedrijf in een hogere belastingschijf terecht komt, dan wordt er op het deel dat in de hogere schijven valt minder belasting betaald. Uit een vergelijkingsanalyse met de resultaten op basis van de klantenbestanden voor deze sectoren (op hoofdgroep), blijkt dat de percentuele verdeling over de schijven echter niet heel verschillend is.
Ondanks de minder geschikte afbakening dan de klantenbestanden voor wat betreft het waarnemingsniveau, biedt de inzet van de informatie uit de energie-enquêtes de volgende voordelen:
- het bevat inzicht in de inzet van aardgas voor elektriciteitsproductie (WKK en overige installaties), niet-energetisch gebruik en de elektriciteitsproductie,
- het bevat een gedetailleerdere sectorale uitsplitsing,
- inclusief leveringen via bedrijfsnetten,
- aansluiting met energiebalans.
Berichtgevers
- Klantenbestanden: de beheerders van het openbare elektriciteits- en aardgasnet. Deze beheerders zijn TenneT van het landelijke elektriciteitsnet, Gas Transport Services (GTS) van het landelijke aardgasnet, Zebragasnetwerk en de beheerders van de regionale netwerken voor elektriciteit en aardgas.
- Energie-enquêtes bedrijven: in Nederland gevestigde bedrijven - die energiedragers verwerken, opslaan of verhandelen.
- De CertiQ-gegevens over de productie van hernieuwbare elektriciteit: deze gegevens krijgt het CBS van CertiQ. Het register wordt door de producent (eigenaar van een productie-installatie), een handelaar of een eindgebruiker van een installatie die elektriciteit en/of warmte produceert gevuld, omdat zij Garanties van Oorsprong en Certificaten van Oorsprong aanvragen voor de installaties.
- Tabel energiebelasting op aardgas in de glastuinbouw: Ministerie van Financiën, Belastingdienst.
Steekproefomvang
- Klantenbestanden: Van de netbeheerders worden gegevens ontvangen van alle aansluitingen op het openbare elektriciteits- en aardgasnet in Nederland.
- Energie-enquêtes bedrijven: Circa 4 000 bedrijfseenheden.
Controle- en correctiemethoden
- Zie voor controle en correctiemethoden van de klantenbestanden: Energiekentallen utiliteitsbouw
- Zie voor controle en correctiemethoden van de energie-enquêtes bedrijven: Nederlandse energiehuishouding (NEH) (cbs.nl)
Weging
Energie-enquêtes bedrijven: binnen de industrie is sprake van een integrale waarneming onder grote bedrijven, een steekproef onder middelgrote en een bijschatting van de kleine bedrijven. Bij ophoging wordt gebruikgemaakt van het aantal werkzame personen als hulpvariabele.
Wat is de kwaliteit van de uitkomsten?
Nauwkeurigheid
- In dit onderzoek wordt enkel het volgende verbruik dat vrijgesteld is van de energiebelasting in kaart gebracht: niet-energetische gebruik en de inzet van aardgas bij elektriciteitsproductie WKK (beiden komen enkel voor bij aardgas). In dit onderzoek is voor de indicatie van het belast verbruik van aardgas enkel rekening gehouden met deze twee vrijstellingen. Voor elektriciteit kon geen vrijgesteld verbruik in kaart worden gebracht dat onder de geleverde elektriciteit valt.
De energiebelasting bevat dus nog vrijstellingen die vanwege de huidige databeperkingen niet meegenomen konden worden in dit onderzoek. Het gaat dan onder andere om: vrijstelling metallurgisch procedé (aardgas en elektriciteit), vrijstelling voor mineralogische procedés (enkel voor aardgas) en vrijstelling elektriciteit die wordt gebruikt voor chemische reductie en elektrolytische procedés. Zie hoofdstuk 7 van het Handboek Milieubelastingen (2020) voor meer informatie over de regelgeving omtrent energiebelasting: Handboek Milieubelastingen 2020 (belastingdienst.nl). Het daadwerkelijk belaste verbruik zal dan ook lager liggen dan hetgeen dat is gepubliceerd via dit onderzoek.
Waar mogelijk is rekening gehouden met de complexbepaling. In het handboek milieubelastingen zijn een aantal clusters gedefinieerd die onder een complexbepaling vallen. Deze clusters worden als één eenheid gezien waarover belasting wordt geheven. Het gaat dan veelal om de zogenaamde niet-gebouwgebonden aansluitingen. Op basis van de beschrijving die bij de aansluitingen in de klantenbestanden staat, is door het CBS geprobeerd clusters te maken die bij elkaar horen, denk hierbij aan het telefoonnet en straatverlichting. Deze cluster zijn als één eenheid ingedeeld naar de belastingschijven. Onbekend is in hoeverre deze indeling de daadwerkelijke belastingplichtigen reflecteren, maar de verwachting is wel dat het in ieder geval beter is dan de onderliggende aansluitingen als aparte eenheden te zien.
- De verdeling van de eigen elektriciteitsproductie dat afgeleverd wordt aan het net (en dus niet zelf wordt gebruikt) en dat zelf wordt gebruikt is een benadering, omdat het CBS enkel de totale aanvoer, een eigen productie en een aflevering van elektriciteit weet. Als er eigen productie is waargenomen, dan kan de aflevering in principe zowel doorvoer als aflevering uit eigen productie zijn. In de meeste gevallen is het duidelijk wat er aan de hand is, omdat of de aflevering van de stroom veel groter is dan aanvoer (en dus uit eigen productie moet komen) of de productie veel kleiner dan de aflevering (en de aflevering dus uit de aanvoer moet komen). Daar waar het minder eenduidig is (bij minder dan 10 procent van de totale elektriciteitsafvoer in de industrie) is de volgende vuistregel gehanteerd: de afgeleverde stroom wordt allereerst toegewezen aan de eigen productie en het deel dat eventueel groter is dan de eigen productie wordt toegewezen aan de aanvoer en daarmee als doorvoer gezien. Deze regel heeft als voordeel dat deze toepasbaar is voor zowel bedrijven die alleen aan het openbaar net zitten als ook voor bedrijven die directe verbindingen hebben met andere bedrijven.
- Het aantal bedrijven (ook wel de door de schijf gehaalde eenheden) dat vanuit de energie-enquête wordt geteld bevat een onnauwkeurigheid vanwege de ophoging. Om tot een zo goed mogelijk verbruik te komen is er een ophoogfactor vastgesteld per waarneming. Ten behoeve van dit onderzoek is deze ophoogfactor ook gebruikt om een indicator te geven van het aantal bedrijven in een sector en verbruiksklasse. Dit aantal kan afwijken van het daadwerkelijk aantal bedrijven in een sector in Nederland.