Bijstandsuitkeringenstatistiek (BUS)

Wat behelst het onderzoek?

Doel

De bijstandsuitkeringenstatistiek (BUS) geeft informatie over aantallen bijstandsuitkeringen en aantallen personen met een bijstandsuitkering. De uitkeringen worden verstrekt in het kader van de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en het Bijstandsbesluit zelfstandigen (Bbz).

Doelpopulatie

Alle uitkeringen in het kader van de Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz, wonend in Nederland. Zie ook de Richtlijnen BUS.

Statistische eenheid

Uitkering in het kader van de Participatiewet en personen met een bijstandsuitkering.

Aanvang onderzoek

De BUS werd in 2005 geïntroduceerd. Daarvoor werden bijstandsuitkeringen waargenomen via de Bijstandskenmerkenstatistiek (BKS).

Frequentie

Maandelijks.

Publicatiestrategie

Twee maanden na de verslagmaand worden de voorlopige cijfers gepubliceerd. De nader voorlopige cijfers worden vijf maanden na de verslagmaand gepubliceerd, de definitieve cijfers volgen na ongeveer 1 jaar.

Hoe wordt het uitgevoerd?

Soort onderzoek

Gebaseerd op registerinformatie.

Waarnemingsmethode

Elektronische aanlevering van de relevante bijstandsgegevens uit de uitkeringsadministraties van de sociale diensten en de Sociale Verzekeringsbank.

Berichtgevers

Gemeenten of regionale samenwerkingsverbanden of een door de gemeente(n) gemandateerde instantie en de SVB.

Steekproefomvang

Niet van toepassing.

Controle- en correctiemethoden

Bestanden worden geautomatiseerd gaafgemaakt. De relevante velden worden gecontroleerd op het juiste waardenbereik en er vinden relationele controles plaats. Onjuiste waarden worden op een code voor onbekend gezet. Zo nodig wordt hierover ook contact opgenomen met gemeenten. Als het aantal signaleringen relatief hoog is, wordt gevraagd om een herlevering van het bestand.
Er wordt verder gekeken naar de ontwikkelingen tussen gemeenten in dezelfde grootteklasse en regio. Verwacht mag worden dat die een gelijke ontwikkeling vertonen. Daarnaast wordt gecontroleerd op onverklaarbare verschillen met de cijfers van de vorige maand. Gegevens van ontbrekende gemeenten worden geïmputeerd. Hierbij wordt het bestand van de laatste kwalitatief goede en volledige levering genomen. In de praktijk vindt imputatie over het algemeen alleen plaats bij de voorlopige cijfers.

Weging

Alleen van toepassing voor geïmputeerde gegevens (zie bij Controle- en correctiemethoden).

Wat is de kwaliteit van de uitkomsten?

Nauwkeurigheid

Bij het maken van de voorlopige cijfers wordt bij nog onvolledige respons gebruik gemaakt van imputatie. Naast informatie verkregen uit de registerafslag wordt voor de voorlopige cijfers een raming gemaakt van het effect van administratieve vertraging over de verslagmaand. Dit kan de aantallen zowel naar boven als naar beneden bijstellen. De onzekerheid van de ramingen is meestal kleiner dan 1 procent. Bij het maken van de definitieve cijfers is gewoonlijk sprake van volledige respons en is de werkelijke administratieve vertraging van drie maanden na de verslagmaand meegenomen.

Volgtijdelijke vergelijkbaarheid

Als gevolg van de verwerking van de administratieve vertraging met ingang van 2013, is sprake van een beperkte trendbreuk ten opzichte van eerder gepubliceerde cijfers. Een korte beschrijving hiervan is te vinden in de notitie Wijzigingen Bijstandsuitkeringenstatistiek. De nieuwe meetmethode per 2013 is beperkt teruggelegd. De actieve tijdreeks begint voor bijstandsuitkeringen in 2011 en voor personen met bijstand in 2007.