Bevolkingskernen
Wat behelst het onderzoek
Doel
Inzicht bieden in de spreiding van gebieden met geconcentreerde bewoning in Nederland en kerncijfers geven over de bevolking, de woningvoorraad en het bodemgebruik hierbinnen.
Doelpopulatie
Bij de afbakening van een bevolkingskern is uitgegaan van een morfologisch aaneengesloten gebied met een groep gebouwen met een duidelijk herkenbaar stratenpatroon dat hoofdzakelijk door mensen wordt bewoond. Deze wijze van afbaken staat los van enige bestuurlijke indeling.
Statistische eenheid
Bevolkingskernen.
Aanvang onderzoek
2004.
Frequentie
De afbakening heeft plaatsgevonden naar de toestand van het jaar 2001 naar aanleiding van de Europese Volkstelling 2001.
Publicatiestrategie
De gegevens zijn definitief.
Hoe wordt het onderzoek uitgevoerd
Soort onderzoek
Integrale opname.
Waarnemingsmethode
Bij de praktische afbakening van de bevolkingskernen is gebruik gemaakt van een aantal digitale geometrische bestanden.
- Voor de afbakening van het morfologisch aaneengesloten gebied met een groep woongebouwen waren dat: (a) het bestand Bodemgebruik 2000 van het CBS (b) het onderdeel huizen (gebouw, bebouwde gebied, groot gebouw en hoogbouw) uit de digitale topografische kaart schaal 1: 10 000 (Top10Vector) van de Topografische Dienst Kadaster; en (c) het Woningregister van het CBS.
- Voor het vaststellen van het al dan niet voorkomen van een stratenpatroon in het aldus afgebakende morfologisch aaneengesloten gebied is het
Nationaal Wegenbestand (NWB) 2001 van de Adviesdienst Verkeer en Vervoer van het ministerie van Verkeer en Waterstaat gebruikt. Het aantal woningen binnen een stratenpatroon is weergegeven door het aantal woningen per wegdeel tussen kruisingen aan het NWB te koppelen. - De toedeling van adressen van personen en woningen aan de afgebakende bevolkingskernen heeft plaatsgevonden met gebruik van het bestand Adres Coördinaten van Nederland van het Kadaster en het NWB.
- Bij de toewijzing van een morfologisch afgebakend gebied als bevolkingskern werd een ondergrens van minstens 25 woningen gehanteerd. Een morfologisch aaneengesloten gebied met een herkenbaar stratenpatroon met minder dan dit aantal woningen is dan ook niet als bevolkingskern aangemerkt. Aan de keuze van de ondergrens van 25 woningen ligt een aanbeveling voor de landelijk gecoördineerde wijk- en buurtindeling ten grondslag die stelt dat een groep van 25 huizen in het landelijke gebied als een aparte buurt moet worden onderscheiden. In zeer uitzonderlijke gevallen is op de aanwezigheid van minstens 25 woningen een uitzondering gemaakt. Dit betrof gevallen waar de ondergrens van 25 woningen net niet werd gehaald, maar waar het desbetreffende aaneengesloten gebied 50 of meer inwoners telde. Voor de bepaling van het aantal inwoners is gebruik gemaakt van gegevens uit de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) voor 2001.
Berichtgevers
Niet van toepassing.
Steekproefomvang
Niet van toepassing.
Controle- en correctiemethoden
Er wordt gecontroleerd op integrale toedeling van adressen van personen en woningen naar bevolkingskernen en het omliggende buitengebied.
Weging
Niet van toepassing.
Wat is de kwaliteit van de uitkomsten
Nauwkeurigheid
Meet- en/of procesfouten
Volgtijdelijke vergelijkbaarheid
Niet van toepassing.
Beschrijving kwaliteitsstrategie
Controle op interne consistentie en volledigheid.