Bedrijfsafvalstoffen

Wat behelst het onderzoek

Doel

Het doel van dit onderzoek behelst het verkrijgen van informatie over aanbod, samenstelling en verwerking van bedrijfsafvalstoffen bij de nijverheid (SBI B-E, exclusief bouwnijverheid).

  • Tot bedrijfsafval behoren die stoffen die een bedrijf produceert en waar het zich van ontdoet met geen ander doel dan ervan af te zijn.
  • Uitgesloten zijn bij het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen gemeld gevaarlijk afval, bouw- en sloopafval en radioactief afval.
  • Het bedrijfsafval wordt onderverdeeld naar stofsoort en naar de methode van verwerking.

Doelpopulatie

De doelpopulatie valt uiteen in 2 groepen, te weten

  • Bedrijven in de nijverheid (delfstoffenwinning, industrie, energievoorziening, waterwinning en recycling) met 1 of meer werknemers. De bedrijfsklassen waterwinning en recycling zijn onderdeel van de bedrijfstak Waterwinning en afvalbeheer (SBI E).
  • Bedrijven uit de afvalwaterinzameling en –behandeling, de afvalinzameling en –behandeling en grondsanering Dit betreffen de overige bedrijfsklassen uit de bedrijfstak Waterwinning en afvalbeheer.( SBI E).

De 2 groepen verschillen in waarnemingsmethode waarmee dit onderzoek wordt uitgevoerd.

Samen vormen ze een compleet beeld van de gehele nijverheid (SBI B-E).

Hieronder wordt eerst de methodiek van de eerste groep besproken onder

  1. Bedrijfsafvalstoffen (SBI B-E, excl. SBI 37, 381, 382 en 39).
    Daarna volgt de methodiek van de tweede groep onder
  2. Bedrijfsafvalstoffen (SBI 37, 381, 382 en 39).

Uitkomsten van onderzoek van beide groepen worden in 1 tabel gepubliceerd.

1. Bedrijfsafvalstoffen (SBI B-E, excl. sbi 37, 381, 382 en 39)

Statistische eenheid

Bedrijfseenheid.

Aanvang onderzoek

1978. Er zijn sindsdien enkele aanpassingen geweest. De huidige tijdreeks loopt vanaf 1994.

Frequentie

Jaarlijks. Voor de periode tot 2000 zijn er alleen gegevens voor de even jaren beschikbaar.

Publicatiestrategie

Voorlopige cijfers voor de even jaren worden twaalf maanden na het verslagjaar gepubliceerd; voor de oneven jaren is dit negen maanden. Voor de even jaren worden de definitieve cijfers gepubliceerd zestien maanden na het verslagjaar; voor de oneven jaren geldt veertien maanden. De resultaten worden gepubliceerd per bedrijfsklasse. Onderscheid wordt gemakt naar afvalstofsoort en wijze van verwerking.

Hoe wordt het uitgevoerd

Soort onderzoek

De basisgegevens komen uit een steekproefenquête. Daarbij is van 2000 tot 2009 ook gebruik gemaakt van milieujaarverslagen.

Vanaf 2009 is het Integraal PRTR-verslag van kracht geworden volgens de EU-verordening European Pollutant Release and Transfer Register (E-PRTR). Sindsdien vullen bedrijven die PRTR plichtig zijn hiertoe het e-MJV, het elektronisch milieu jaarverslag van het RIVM, in. Het CBS maakt gebruik van deze rapportage. De overige bedrijven benadert het CBS via een digitale enquête. Ook worden er berekeningen uitgevoerd met gegevens uit het voorgaande jaar.

Waarnemingsmethode

In de even jaren wordt een digitale enquête gehouden onder bedrijven in de nijverheid. De steekproef is gestratificeerd per bedrijfsklasse naar bedrijfsgrootte. Bedrijven die een milieujaarverslag (e-MJV) opstellen, worden niet met een vragenlijst benaderd: het CBS haalt voor deze bedrijven de relevante informatie uit die registratie .

Per 2001 publiceert het CBS ook cijfers voor de oneven jaren. Deze worden gebaseerd op de uitkomsten van het voorgaande jaar. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de jaarlijkse hoeveelheidindexcijfers (ontwikkeling in de productie) van het CBS. Hiermee wordt per bedrijfsklasse berekend hoeveel afval het gevolg zal zijn van deze ontwikkeling. Waar mogelijk worden gegevens uit het e-MJV van het actuele jaar gebruikt.

Vanaf 1994 is ook het afval van bedrijven met minder dan 10 werknemers in de cijfers opgenomen. Deze kleine bedrijven ontvangen geen vragenlijst, maar het afval wordt door het CBS geschat met gegevens die bij het CBS reeds beschikbaar zijn.

Berichtgevers

Bedrijven met 10 of meer werknemers in de nijverheid (delfstoffenwinning, industrie en energievoorziening, waterwinning en recycling).

Steekproefomvang

2400 bedrijven verdeeld over de diverse bedrijfsklassen in de nijverheid.

Controle- en correctiemethoden

Bij de verwerking van de teruggezonden enquêteformulieren vinden verschillende controle- en correctiemethoden plaats. De werkwijze is als volgt:

Van de eerst technisch gecorrigeerde gegevens krijgt circa 20 à 30 procent een plausibiliteits controle. Het gaat o.a. om bedrijven die een groot aandeel in het totaal innemen (in ton en tonnage/werknemer) en bedrijven die een grote afwijking vertonen t.o.v. het voorgaande onderzoek. Indien nodig worden deze bedrijven telefonisch benaderd voor opheldering.

Weging

Uit de hele populatie aan bedrijven word een steekproef getrokken van bedrijven die aangeschreven om een enquête in te vullen. Om een uitspraak te deoen over het totaal aan afval van de hele populatie worden de uit de enquête verkregen gegevens worden opgehoogd met behulp van een schatter (gemiddelde hoeveelheid afval per werknemer in de betreffende bedrijfsklasse en bedrijfsgrootte). Vermenigvuldiging van deze schatter met het aantal werknemers in de populatie levert een totaal voor de betreffende bedrijfsklasse en bedrijfsgrootte op.
Voor de schatting van de hoeveelheid afval van de bedrijven met minder dan 10 werknemers wordt aangenomen dat per bedrijfsklasse het gemiddelde tonnage afval per werknemer van de naast hogere grootteklasse (10-19 werknemers) de beste schatter is. Dit gemiddelde vermenigvuldigd met het totaal aantal werknemers uit deze bedrijven, levert de totale hoeveelheid afval van de kleine bedrijven.

Wat is de kwaliteit van de uitkomsten

Nauwkeurigheid

Met ingang van het verslagjaar 2004 is het onderzoek Bedrijfsafvalstoffen volgens de Wet op het CBS een verplichte statistiek geworden. Ruim zeventig procent van de bedrijven retourneert sinds die tijd een bruikbare vragenlijst.
Uit eerder onderzoek blijkt dat de marge van de totale hoeveelheid bedrijfsafvalstoffen ligt op 3,5 procent. Per bedrijfsklasse en afvalcategorie kan deze onnauwkeurigheid echter aanzienlijk verschillen.

Volgtijdelijke vergelijkbaarheid

Het onderzoek Bedrijfsafvalstoffen is gestart in 1978. Vanaf 1994 wordt op StatLine één tijdreekstabel gepubliceerd. Binnen deze tijdreeks zijn de cijfers voor zover mogelijk vergelijkbaar gemaakt:

  • Voor de jaren van 1994-2007 in dit onderzoek is gebruik gemaakt van de Standaard Bedrijfsindeling 1993 en vanaf 2008 van de Standaard Bedrijfsindeling 2008. Hiervoor zijn indien mogelijk alle bedrijfsklassegegevens van vòòr 2008 omgecodeerd naar de SBI 2008.
  • In 2002 is de Europese afvalstoffenlijst van kracht geworden, waarmee de Nederlandse Afvalstoffencodelijst is komen te vervallen. Vanaf het statistiekjaar 2004 is het CBS overgegaan op de Europese Afvalstoffencodelijst (EURAL). De publicatie van de uitkomsten voor dat jaar is dan ook afgestemd op de Europese afvalstatistiek verordening waar, voor het eerst over 2004, cijfers aan de EU geleverd moeten worden. Via omsleuteling van de Nederlandse afvalstoffenlijst naar de EURAL werd het mogelijk de afvalcategorieën beter met elkaar te vergelijken.
  • De toedeling van een aantal codes uit de Europese Afvalstoffencodelijst aan de verschillende afvalcategorieën is sinds 2010 aangepast. Dit heeft consequenties voor de uitkomsten van de onderzoeken van na 2009 ten opzichte van de voorgaande jaren. De verschuivingen komen voornamelijk voor bij de voedingsmiddelenindustrie (dierlijk, plantaardig afval en gemengd afval ), de papierindustrie (papier- en kartonafval en chemisch afval), de chemische industrie (dierlijk, plantaardig afval, chemisch afval en gemengd afval) en de basis metaalindustrie (mineralen, steenachtig afval, chemisch afval en gemengd afval).
  • Met ingang van 2000 past het CBS een ruimere definitie over bedrijfsafval toe, waarbij zij meer de definities volgt die in het afvalstoffenbeleid van het Ministerie I&W worden gehanteerd. Een gevolg hiervan is dat vanaf 2000 binnen de statistiek ook de zogenaamde reststoffen (als bijproduct afgezet afval) worden meegenomen. Voor de jaren 1994-1998 zijn deze bijproducten uit afval toegevoegd via navraag bij derden of berekend via rekenkundige modellen.
  • Sinds 2001 is het afval van bedrijven met 1 tot 10 werknemers in de cijfers verwerkt. Voor de jaren 1994-2000 zijn de afvalgegevens van deze kleinere bedrijven nu eveneens berekend.
  • Via een ander onderzoek zijn vanaf 2007 voor het eerst cijfers beschikbaar gekomen over de gehele bedrijfstak Waterwinning, afvalbeheer en sanering (SBI E). Zie hiervoor hieronder het onderzoek 2.. Bedrijfsafvalstoffen (SBI 37, 381, 382 en 39)
  • Voor een uitgebreidere samenvatting hoe de tijdreeks vanaf 1994 tot stand is gekomen kan het onderzoek Methodebeschrijving tijdreeks bedrijfsafvalstoffen geraadpleegd worden.

Beschrijving kwaliteitsstrategie

De uiteindelijk geaggregeerde gegevens ondergaan een plausibiliteitscontrole door vergelijking met voorgaande jaren en relevante publicaties.

2. Bedrijfsafvalstoffen (SBI 37, 381, 382 en 39)

Het betreft hier de bedrijfstakken afvalwaterinzameling en –behandeling, de afvalinzameling en –behandeling en grondsanering.

Wat behelst het onderzoek

Doel

Samen met de waterwin- en recyclingbedrijven (zie 1. Bedrijfsafvalstoffen) wordt een volledig beeld van de bedrijfstak Waterwinning en afvalbeheer ( SBI E)en dus ook van de gehele nijverheid (SBI B-E) verkregen.

Doelpopulatie

  • Bedrijven uit de afvalwaterinzameling en –behandeling, de afvalinzameling en –behandeling en grondsanering die onderdeel zijn de bedrijfstak Waterwinning en afvalbeheer (SBI E).

Statistische eenheid

Bedrijfseenheid.

Aanvang onderzoek

Het onderzoek naar Bedrijfsafvalstoffen over de gehele bedrijfstak Waterwinning, afvalbeheer en sanering (SBI E) is gestart in 2007. Vóór 2007 waren voor deze bedrijfsklassen nog geen gedetailleerde afvalgegevens bekend zoals in dit onderzoek gewenst.

Frequentie

Jaarlijks.

Publicatiestrategie

Is overeenkomstig de publicatiestrategie die is genoemd onder 1. Bedrijfsafvalstoffen (SBI B-E, excl. sbi 37, 381, 382 en 39)

Hoe wordt het uitgevoerd

Soort onderzoek

Naast meldingen van afval afkomstig uit het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen worden andere bronnen gebruikt.

Waarnemingsmethode

De statistiek betreft een extractie uit het register van het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (AMICE) bij Rijkswaterstaat, aangevuld met andere bronnen.

Het secundair afval dat in Nederland vrijkwam bij het mechanisch voorsorteren van afval, composteren en het verbranden van afval is via een model van Rijkswaterstaat berekend en meegeteld bij de bedrijfstak behandeling van afval (SBI 382).

Berichtgevers

Bedrijven die vallen onder de bedrijfskassen inzameling en behandeling van afvalwater, inzameling en behandeling van afval en de sanering van grond.

Steekproefomvang

300 tal bedrijven .

Controle- en correctiemethoden

Bij de verwerking van de data vinden verschillende controle- en correctiemethoden plaats. De werkwijze is als volgt:

  • Er vindt een extra controle plaats voor de grootste afvalstromen om te kijken of dit geen handel in afval betreft of afval dat ontstaat uit afval.
  • Er vindt een plausibiliteitscontrole plaats aan de hand van ontwikkelingen in de tijd.

Wat is de kwaliteit van de uitkomsten

Nauwkeurigheid

Een groot deel van de onderliggende variabelen komt tot stand door integrale waarneming. Voor de waarneming van de kleinere totalen is een schatter gebruikt.

Volgtijdelijke vergelijkbaarheid

Voor de even jaren vanaf 2008 zijn voor het eerst cijfers beschikbaar gekomen. De gegevens voor de oneven jaren vanaf 2007 zijn berekend via de hoeveelheidindexcijfers van het CBS.
Voor een uitgebreidere samenvatting hoe de tijdreeks vanaf 2004 tot stand is gekomen kan het onderzoek Methodebeschrijving tijdreeks bedrijfsafvalstoffen geraadpleegd worden.

Beschrijving kwaliteitsstrategie

De uiteindelijk geaggregeerde gegevens ondergaan een plausibiliteitscontrole door vergelijking met voorgaande jaren en relevante publicaties.