Wijzigingen in de Bijstandsuitkeringenstatistiek in 2013
Versie december 2013
Met ingang van het verslagjaar 2013 is een aantal belangrijke wijzigingen doorgevoerd bij de Bijstandsuitkeringenstatistiek (BUS). Het gaat om de volgende zaken:
1. In publicaties zal de nadruk liggen op personen met een bijstandsuitkering.
2. De meetmethodiek is gewijzigd.
3. De eerste publicatie over een verslagmaand is een raming; drie maanden daarna komen definitieve en meer gedetailleerde cijfers.
Onderwerp van meting
Onderwerp van de Bijstandsuitkeringenstatistiek (BUS) is zowel het aantal personen dat een bijstandsuitkering ontvangt als het aantal bijstandsuitkeringen. In de praktijk is gebleken dat het aantal bijstandsuitkeringen vaak wordt verward met het aantal personen met een bijstandsuitkering. Er is echter een belangrijk verschil: een deel van het totaal aantal bijstandsuitkeringen is zowel bedoeld voor de aanvrager als voor zijn of haar partner. Voor de duidelijkheid zal de nadruk in het vervolg liggen op de presentatie van het aantal personen met een bijstandsuitkering en zullen uitsluitend in publicaties over bijstandsgerechtigden uitsplitsingen naar persoonskenmerken zoals geslacht of leeftijd worden gepresenteerd.
Meetmethodiek
Tot nog toe werden maandcijfers van de Bijstandsuitkeringenstatistiek gebaseerd op het aantal bijstandsuitkeringen zoals die voor de desbetreffende maand vastgelegd waren in de gemeentelijke uitkeringsadministraties. Dit maakt een relatief snelle publicatie mogelijk, maar heeft ook een belangrijk nadeel. Een aanzienlijk deel van de gemeentelijke besluiten over aanvang en beëindiging van uitkeringen wordt pas na enkele weken tot zelfs enkele maanden vertraging in de uitkeringsadministraties verwerkt. Om de werkelijke ontwikkeling van het aantal uitkeringen en het aantal uitkeringsontvangers nauwkeurig te kunnen volgen, is het wenselijk om deze informatie, hoewel die vertraagd bij het CBS binnenkomt, te verwerken, samen met de eerder ontvangen gegevens.
Vanaf het verslagjaar 2013 zal "vertraagde informatie" uit de registergegevens van de drie maanden volgend op de verslagmaand worden verwerkt in de statistieken van de bijstand. Het gaat om zowel de statistiek over personen met een bijstandsuitkering als om de statistiek over het aantal bijstandsuitkeringen. De vertraagde informatie is vooral van belang voor een juiste bepaling van aanvang en beëindiging van een uitkering. Ook de betalingen die zijn gedaan in het kader van die uitkering zijn belangrijk. Een uitkering die meer dan drie opeenvolgende maanden niet daadwerkelijk tot uitbetaling is gekomen, zal als beëindigd worden beschouwd.
De nieuwe methodiek wordt ook wel kort aangeduid als een transactie-methodiek in tegenstelling tot de registratie-methodiek die tot en met december 2012 is gehanteerd.
Raming
Om kwalitatief hoogwaardig én toch snel te kunnen publiceren zijn de eerste cijfers over de bijstand voor een bepaalde verslagmaand vanaf 2013 gebaseerd op een raming. Naast informatie verkregen uit de registerafslag wordt een raming gemaakt van het effect van nagekomen informatie over de verslagmaand. Dit kan de aantallen zowel naar boven als naar beneden bijstellen. De onzekerheid van deze ramingscijfers is kleiner dan 1 procent. De cijfers gebaseerd op deze ramingsmethodiek verschijnen twee maanden na afloop van een verslagmaand. Van het laatste kwartaal in het persbericht over de bijstand zijn de drie meest recente maanden gebaseerd op deze ramingsmethode. Vijf maanden na afloop van de verslagmaand worden de transactiecijfers gepubliceerd. Deze bevatten gedetailleerde uitsplitsingen naar persoonskenmerken en regionale kenmerken. Zowel de statistiek over personen met een bijstandsuitkering als de statistiek over de aantallen bijstandsuitkeringen wordt op StatLine gepubliceerd, waarbij de geraamde cijfers worden overschreven door de definitieve cijfers op grond van de transactie-methodiek.
Trendbreuk
De overstap van registratie-methodiek naar transactie-methodiek brengt met zich mee dat er een beperkte trendbreuk is met eerder gepubliceerde cijfers. Vertraagde informatie waaruit blijkt dat uitkeringen al zijn beëindigd, of waaruit blijkt dat er geen betaling heeft plaatsgevonden, heeft tot gevolg dat aantallen bijstandsuitkeringen, c.q. aantallen personen met een bijstandsuitkering, lager uitvallen dan op basis van de registratie-methodiek zou worden bepaald. Daarentegen heeft vertraagde informatie over de aanvang van bijstandsuitkeringen een verhogend effect op deze aantallen. Om dit in beeld te brengen zijn voor 2012 de cijfers beschikbaar volgens zowel de registratie-methodiek, als de transactie-methodiek. In figuur 1 zijn deze cijfers grafisch weergegeven.
Aantallen bijstandsuitkeringen en aantallen personen met een bijstandsuitkering tot de AOW-gerechtigde leeftijd in 2012, volgens het oude en het nieuwe concept, 2012
Begin 2012 is er slechts weinig verschil te zien tussen de aantallen volgens het oude en volgens het nieuwe concept. Naarmate het jaar vordert is te zien dat de administratief vertraagde verwerking van gegevens over aanvang en over beëindiging van uitkeringen elkaar niet meer geheel opheffen. Vooral in het laatste kwartaal van 2012 is er duidelijk meer vertraagde instroom dan vertraagde uitstroom zodat in het nieuwe concept de aantallen uitkeringen hoger uitkomen dan in het oude concept.
Bij de statistieken over personen met een bijstandsuitkering is het verschil stabieler. Dit komt omdat in de bestaande statistiek over Personen met een uitkering (PMU) al een deel van de administratief vertraagde informatie werd meegenomen, maar niet alle informatie. In het bijzonder de informatie over vertraagde betalingen en beëindigingen is met ingang van de nieuwe methodiek verbeterd. Daardoor ligt de nieuwe reeks voor personen ongeveer twee duizend personen met een bijstandsuitkering lager dan in de oude reeks.