Beknopte methodebeschrijving gezonde levensverwachting tijdreeks

Deze toelichting beschrijft op hoofdlijnen de methoden die zijn gevolgd bij het samenstellen van de tijdreeks gezonde levensverwachting. Meer gedetailleerde informatie omtrent de berekeningen is te vinden in Lodder en Kardal (2009a) De gezonde levensverwachting in de periode 1981-2007. De wiskundige methoden gebruikt voor het repareren van methodebreuken in de gezondheidsdata is te vinden in Lodder en Kardal (2009b) Reparatie methodebreuken tijdreeksen gezondheid.

Gezonde levensverwachting

Gezonde levensverwachting (GLV) is in essentie de ‘klassieke’ levensverwachting (LV) minus het aantal jaren dat daarvan niet in gezondheid wordt doorgebracht. Voor het begrip ‘gezondheid’ zijn hier drie verschillende definities gehanteerd.

De GLV wordt berekend door cijfers met betrekking tot de LV te combineren met enquêtegegevens over de gezondheidstoestand van de bevolking. Bij dat laatste speelt het begrip prevalentie een centrale rol, dat wil zeggen het percentage van de bevolking (in een bepaalde leeftijdsgroep) dat zichzelf niet als gezond ervaart, lijdt aan één of meer langdurige aandoeningen respectievelijk aan één of meer lichamelijke beperkingen, ieder corresponderend met één van de drie gehanteerde definities van GLV.

Voor de berekening van de GLV wordt gebruik gemaakt van de Sullivan methode (Jagger, 2006). In deze methode wordt de GLV berekend met behulp van sterftecijfers en prevalenties naar leeftijd en geslacht.

Tijdreeks gezonde levensverwachting

Om tijdreeksen GLV te kunnen samenstellen is het noodzakelijk om tijdreeksen ter beschikking te hebben van de benodigde variabelen zowel op het gebied van sterftestatistieken als op het gebied van gezondheid.

Met betrekking tot de gegevens over sterftekansen en levensverwachting zijn de vereiste data over een lange periode beschikbaar binnen de demografische gegevens van het CBS.

Ten aanzien van gezondheidsgegevens is de situatie minder vanzelfsprekend. Sinds begin jaren ’70 heeft het CBS in persoonsenquêtes informatie verzameld over de gezondheidstoestand van de Nederlandse bevolking. Daarbij is zowel naar ervaren gezondheid als naar langdurige aandoeningen en lichamelijke beperkingen gevraagd. Zowel de opzet van de enquêtes als de vorm van de vraagstelling en de antwoordcategorieën zijn in de loop der jaren echter een aantal keren gewijzigd, zodat sprake is van diverse reeksbreuken in de betreffende gegevens. Daarom konden deze gegevens niet zonder meer worden gebruikt. Eerst dienden de betrouwbaarheid van de verschillende gegevens te worden nagegaan en correcties te worden bepaald voor de verschillend breuken. Daarna kon voor ieder verslagjaar de GLV worden berekend volgens de daarbij gebruikelijke methode.

 Beschikbaarheid van data en reparatie van reeksbreuken in gezondheidsgegevens

Het CBS verzamelt sinds 1974 informatie over gezondheid. Vanaf 1974 vond het LeefSituatieOnderzoek (LSO) plaats, dat tot en met 1986 elke drie jaar plaatsvond en van 1989 t/m 1996 jaarlijks is voortgezet als Doorlopende Leefsituatie Onderzoek (DLO). Daarnaast is in 1981 de jaarlijkse GezondheidsEnquête (GE) van start gegaan, eveneens t/m 1996. Beide zijn uiteindelijk in 1997 opgegaan in het Permanent Onderzoek LeefSituatie (POLS). Alle enquêtes waren gebaseerd op een persoonlijk interview, voor GE en POLS aangevuld met een schriftelijke vragenlijst. Daarnaast waren er aanzienlijke verschillen in opzet: GE en de latere LSO waren een huishoudenssteekproef en de eerdere LSO’s en POLS personensteekproeven. Verder waren er veranderingen en verschillen in steekproeftrekking. Ook de vraagstelling en de antwoordcategorieën zijn zowel tussen als binnen enquêtes aan verandering onderhevig geweest, zowel ten aanzien van de vraag naar ervaren gezondheid als die naar lichamelijke beperkingen en langdurige aandoeningen. Voor details wordt verwezen naar Stam en Knoops (2009) .

Al deze veranderingen leiden tot breuken in de waargenomen prevalenties van ongezondheid voor ieder van de drie daarvoor gebruikte definities. Zo kan bijvoorbeeld enkel als gevolg van een veranderde vraagstelling de prevalentie van ervaren ongezondheid in een bepaalde periode 10% hoger uit de data naar voren komen dan in de periode daarvoor. Om tot een consistente, dat wil zeggen in de tijd vergelijkbare, reeks te komen zou men de data in die periode graag voor die 10% willen corrigeren. Het is echter niet mogelijk om enkel op basis van de gegeven wijzigingen in de vragenlijst te voorspellen hoe groot de betreffende sprong in de resulterende prevalentie zal zijn. Wel is exact bekend in welke jaren breuken zijn opgetreden. Daarom is gekozen voor een aanpak om de grootte van die veranderingen in prevalenties met statistische methoden uit de data te schatten en de data daarvoor vervolgens te corrigeren.

De gebruikte aanpak is gebaseerd op het gebruik van state-space modellen. Met dergelijke modellen is het mogelijk om, op een statistisch gefundeerde wijze, een optimale kwantitatieve schatting te maken van ‘sprongen’ in de data die het gevolg zijn van op bekende momenten bestaande methodebreuken. De grootte van de breuk komt daarbij als geschatte variabele uit de rekenprocedure beschikbaar. De methode geeft tevens een statistische maat voor de kwaliteit van de uitkomst, dat wil zeggen een maat waarmee wetenschappelijk kan worden vastgesteld in welke mate het model de data bevredigend heeft kunnen beschrijven. Belangrijkste resultaat dat met deze methode kan worden verkregen is een nieuwe reeks waaruit de sprongen op de breukmomenten verwijderd zijn, met andere woorden een gerepareerde, consistente reeks die geschikt is voor verdere toepassing ter berekening van de gezonde levensverwachting. Naast de gerepareerde reeks, waarop de cijfers op StatLine zijn gebaseerd, levert deze methode ook een reeks ‘trend’ op, die de globale ontwikkeling beschrijft zonder de jaarlijkse statistische fluctuaties. Voor details van deze technisch complexe methode en voor concrete toepassingsvoorbeelden wordt verwezen naar Lodder en Kardal (2009b).

Bij de analyses is gebleken dat de oudste gegevens niet geschikt waren voor het samenstellen van een betrouwbare consistente reeks over de jaren vóór 1981. Reden is o.a. dat de LSO in die periode slechts driejaarlijks werd gehouden, en dat de uitkomsten aanzienlijk meer variabel waren dan in de meer recente gegevens. Daarom is afgezien van het reconstrueren van de tijdreeks GLV vóór 1981.

Cijfers over de gezondheid zonder lichamelijke beperkingen zijn alleen beschikbaar voor personen vanaf 12 jaar. Het berekenen van de gezonde levensverwachting vereist echter voor alle leeftijdscategorieën een waarde voor de prevalentie van ongezondheid. Voor het berekenen van de GLV zonder lichamelijke beperkingen is deze prevalentie bij personen tot 12 jaar daarom op nul gesteld. Dit leidt tot een overschatting van de GLV zonder lichamelijke beperkingen van (geschat) omstreeks 4 maanden bij vrouwen en 2 maanden bij mannen . Desondanks is aan deze keuze toch de voorkeur gegeven boven het inzetten van een op enigerlei wijze geschat, dwz niet op enquêteresultaten gebaseerd, cijfer. De vergelijkbaarheid van de gegevens door de jaren heen wordt door deze keuze niet aangetast.

De GLV is hier berekend onder de veronderstelling dat de prevalenties bij de institutionele bevolking gelijk zijn aan de prevalenties bij de rest van de bevolking. Van Herten (2002) heeft een aantal schattingen gemaakt van de werkelijke (meestal hogere) prevalenties bij de institutionele bevolking. Voor een analyse van de verschillen zijn deze prevalenties gecombineerd met de cijfers van het CBS over de omvang van de institutionele bevolking. Uiteindelijk volgt hieruit dat bij vrouwen de GLV Ervaren gezondheid bij geboorte voor de totaalpopulatie ongeveer 10 maanden korter zou zijn als de door van Herten (2002) geraamde prevalenties van de institutionele bevolking worden meegenomen. Voor mannen is dit effect bij de GLV Ervaren gezondheid ongeveer 5 maanden. Voor GLV Beperkingen gaat het om ongeveer 5 maanden voor zowel mannen als vrouwen; voor langdurige aandoeningen zijn geen prevalentiegegevens beschikbaar die deze vergelijking mogelijk maken. Vanwege de beperkte omvang van de institutionele bevolking, slechts een paar procent van de totale bevolking, is het effect op de GLV gering (Lodder en Kardal, 2009a).

Literatuur

Herten,van, L.M., Oudshoorn, K., Peerenboom, R.J.M., Mulder, Y.M., Hoeymans, N., 2002, Gezondheidstoestand van bewoners van instellingen : data voor het berekenen van de GLV.

Jagger C. (2006), Health Expectancy Calculation by the Sullivan Method: a practical guide. Montpellier: Euro-REVES/INSERM (www.hs.le.ac.uk/reves).

Lodder, B.J.H, M. Kardal (2009b), Reparatie methodebreuken tijdreeksen gezondheid. CBS nota.

Lodder, B.J.H, M. Kardal (2009a), De gezonde levensverwachting in de periode 1981-2007. CBS nota.

Stam S., K. Knoops (2009), Lange tijdreeksen gezonde levensverwachting. Beschikbaarheid van enquêtedata gezondheidsindicatoren. CBS nota.