Toelichting bij de Standaardclassificatie Misdrijven CBS 1993

1. Wetboek van Strafrecht

Het Wetboek van Strafrecht kent drie boeken. Het boek Algemene bepalingen bepaalt zaken, die zowel gelden voor overtredingen als misdrijven. Te denken valt aan de soorten straffen die opgelegd kunnen worden of aan gevallen voor strafverlaging en strafverhoging. In het boek Misdrijven staat beschreven wat als een misdrijf wordt beschouwd, en hoe de strafmaat hiervoor is. In het boek Overtredingen staat beschreven wat als een overtreding wordt beschouwd en wat de strafmaat hiervoor is.  De in deze tabel gepresenteerde cijfers hebben uitsluitend betrekking op misdrijven.

1.1 Geweldsmisdrijven

Misdrijven, omschreven in artikel 242 t/m 250, 285, 287 t/m 291, 293, 294, 296, 300 t/m 304b, 306 t/m 309, 312 en 317 Wetboek van Strafrecht. Het betreft alle seksuele misdrijven, waaronder verkrachting, aanranding en ontucht. Daarnaast gaat het om levensdelicten, zoals moord en doodslag, hulp bij zelfdoding, euthanasie en abortus. Ook dood en lichamelijk letsel door schuld, bedreiging, mishandeling, diefstal met geweld en afpersing horen bij deze categorie. Schennis der eerbaarheid (art. 239 Wetboek van Strafrecht) valt in de categorie vernieling en openbare orde.

1.1.1 Verkrachting

Geweldsmisdrijf, omschreven in art. 242 Wetboek van Strafrecht.

1.1.2 Feitelijke aanranding der eerbaarheid

Geweldsmisdrijf, omschreven in art. 246 Wetboek van Strafrecht.

1.1.3 Overige seksuele misdrijven

Geweldsmisdrijf, omschreven in art. 243 t/m 245, 247 t/m 250 Wetboek van Strafrecht. Bijvoorbeeld ontucht plegen met een minderjarige persoon beneden 16 jaar of daarmee gemeenschap hebben.

1.1.4 Bedreiging

Geweldsmisdrijf, omschreven in art. 285 Wetboek van Strafrecht.

1.1.5 Misdrijven tegen het leven

Geweldsmisdrijf, omschreven in art. 287 t/m 291, 293, 294 en 296 Wetboek van Strafrecht. Moord en doodslag, hulp bij zelfdoding en levensbeëindiging op verzoek, voor zover niet binnen de wet is toegestaan, en illegale abortus plegen vallen hieronder.

1.1.6 Mishandeling

Geweldsmisdrijf, omschreven in art. 300 t/m 304b en 306 Wetboek van Strafrecht. Zowel gevallen van eenvoudige als zware mishandeling vallen in deze categorie.

1.1.7 Dood en lichamelijk letsel door schuld

Geweldsmisdrijf, omschreven in art. 307 t/m 309 Wetboek van Strafrecht.

1.1.8 Diefstal met geweld

Geweldsmisdrijf, omschreven in art. 312 Wetboek van Strafrecht. Diefstal waarbij geweld is gebruikt.

1.1.9 Afpersing

Geweldsmisdrijf, omschreven in art. 317 Wetboek van Strafrecht.

1.2 Vermogensmisdrijven

Misdrijven, omschreven in artikel 208 t/m 214, 216 t/m 223, 225 t/m 232, 234, 311, 312, 321 t/m 323, 326 t/m 334, 336, 337, 416 en 417bis Wetboek van Strafrecht. Het betreft alle valsheidmisdrijven, waaronder vals geld maken of in omloop brengen en valsheid in geschriften. Daarnaast alle vormen van diefstal en inbraak, uitgezonderd diefstal met geweld (art. 312 Wetboek van Strafrecht), dat in de categorie geweldsmisdrijven valt. Ook verduistering, bedrog en heling horen bij de categorie vermogensmisdrijven.

1.2.1 Valsheidsmisdrijven

Vermogensmisdrijf, omschreven in art. 208 t/m 234 Wetboek van Strafrecht. Bijvoorbeeld vals geld maken of in omloop brengen en valsheid in geschriften.

1.2.2 Eenvoudige diefstal

Vermogensmisdrijf, omschreven in art. 310 Wetboek van Strafrecht. Eenvoudige diefstal (stelen) is het wegnemen van een goed waarvan men weet dat het van een ander is, met de bedoeling om het te houden. Fietsen- en winkeldiefstal en zakkenrollerij zijn voorbeelden van eenvoudige diefstal.

1.2.3 Gekwalificeerde diefstal

Vermogensmisdrijf, omschreven in art. 311 Wetboek van Strafrecht. Diefstal onder verzwarende omstandigheden heet gekwalificeerde diefstal. Bijvoorbeeld woninginbraak en autodiefstal.

1.2.4 Verduistering

Vermogensmisdrijf, omschreven in art. 321 t/m 323 Wetboek van Strafrecht. Van verduistering is sprake wanneer iemand besluit om een goed dat eigenlijk van een ander is niet (meer) terug te geven. Bijvoorbeeld het niet teruggeven van geleende of gehuurde spullen.

1.2.5 Bedrog

Vermogensmisdrijf, omschreven in art. 326 t/m 334, 336 en 337 Wetboek van Strafrecht. Bijvoorbeeld oplichting, flessentrekkerij, bouw- en verzekeringsfraude.

1.2.6 Heling en schuldheling

Vermogensmisdrijf, omschreven in art. 416 t/m 417bis Wetboek van Strafrecht. Wanneer een door diefstal verkregen goed aan een ander wordt doorverkocht, en de koper wist of kon weten dat het om een gestolen goed gaat, dan maakt de koper van het gestolen goed zich schuldig aan heling. Van opzetheling is sprake wanneer degene die iets koopt wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Van gewoonteheling is sprake wanneer iemand een gewoonte maakt van opzetheling. En van schuldheling is sprake wanneer degene die iets koopt kon vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

1.3 Vernieling en openbare orde

Misdrijven, omschreven in artikel 131 t/m 136, 137c t/m 137g, 138 t/m 151a, 157, 158, 177 t/m 182, 184 t/m 206, 239, 350 t/m 352 Wetboek van Strafrecht. Het betreft misdrijven tegen de openbare orde, waaronder opruiing, huis-, computer- en lokaalvredebreuk, deelneming aan een criminele of terroristische organisatie, openlijke geweldpleging en godslastering. Daarnaast gaat het om misdrijven als discriminatie, brandstichting, schennis der eerbaarheid en vernieling. Ook het doen van een valse aangifte, mensensmokkel of het omkopen van een ambtenaar – alle misdrijven tegen het openbaar gezag - horen bij deze categorie.

1.3.1 Tegen de openbare orde

Misdrijf, tegen de openbare orde omschreven in art. 131 t/m 136 en 138 t/m 151a Wetboek van Strafrecht. Onder andere opruiing, huis-, computer- en lokaalvredebreuk, deelneming aan een criminele of terroristische organisatie, openlijke geweldpleging, het afgeven van een vals alarm of een valse bommelding en godslastering horen tot deze categorie.

1.3.2 Discriminatie

Misdrijf tegen de openbare orde, omschreven in art. 137c t/m 137g Wetboek van Strafrecht. Belediging van een bevolkingsgroep en discriminatie bij de uitoefening van een beroep of ambt vallen hieronder.

1.3.3 Gemeengevaarlijke misdrijven

Misdrijf tegen de openbare orde, omschreven in art. 157 en 158 Wetboek van Strafrecht. Het gaat om (schuld aan) brandstichting, ontploffing of overstroming.

1.3.4 Tegen het openbaar gezag

Misdrijf tegen het openbaar gezag, omschreven in art. 177 t/m 182, 184 t/m 206 Wetboek van Strafrecht. Voorbeelden zijn omkoping van een ambtenaar, niet voldoen aan een ambtelijk bevel, samenscholing, valse aangifte doen en mensensmokkel.

1.3.5 Schennis der eerbaarheid

Misdrijf tegen de openbare orde, omschreven in art. 239 Wetboek van Strafrecht. Het bekendste voorbeeld hiervan is ‘potloodventen’.

1.3.6 Vernieling

Misdrijf, omschreven in art. 350 t/m 352 Wetboek van Strafrecht. Ook vernieling van computergegevens valt hieronder.

1.4 Overige misdrijven Wetboek van Strafrecht

Alle misdrijven die niet vallen onder de categorieën geweldsmisdrijven, vermogensmisdrijven en vernieling en openbare orde worden gerekend tot overige misdrijven Wetboek van Strafrecht. Enkele voorbeelden zijn: meineed, belediging en stroperij.

 
2. Wegenverkeerswet

De Wegenverkeerswet 1994 is de basis voor de regelgeving van het wegverkeer in Nederland. In deze wet staat beschreven wat verkeersdelicten (misdrijf of overtreding) zijn. De in deze tabel gepresenteerde cijfers hebben uitsluitend betrekking op misdrijven. De meest voorkomende verkeersmisdrijven zijn rijden onder invloed en het doorrijden na een ongeval.

2.1 Rijden onder invloed

Verkeersmisdrijf, omschreven in art. 8 Wegenverkeerswet. Niet alleen rijden onder invloed van alcohol, maar ook onder invloed van drugs of medicijnen valt hieronder.

2.2 Doorrijden na ongeval

Verkeersmisdrijf, omschreven in art. 7, lid 1 Wegenverkeerswet. Meestal gaat het om doorrijden nadat een verkeersongeval is veroorzaakt, waarbij schade of letsel is ontstaan.

2.3 Overige misdrijven Wegenverkeerswet

Verkeersmisdrijf, omschreven in diverse artikelen van de Wegenverkeerswet niet zijnde de artikelen 7, lid 1 en 8. Voorbeelden zijn: het rijden na een ontzegging, het rijden met een ongeldig rijbewijs, joyriding, het rijden na een opgelegd rijverbod, het weigeren van een blaastest of het weigeren van medewerking aan een bloedonderzoek.

3. Wet op de economische delicten

De Wet op de economische delicten regelt de opsporing, vervolging en berechting van handelingen die schadelijk zijn voor het economische leven. In de wet staat beschreven welke delicten, die genoemd worden in vele andere wetten, een economisch delict (misdrijf of overtreding) zijn. De opsomming van economische delicten is zeer gevarieerd. Een boer die de mestwetgeving overtreedt kan op basis van deze wet vervolgd worden. Maar ook een overtreding van de milieuwetgeving, het Vuurwerkbesluit of de Woningwet kan een economisch delict zijn. Overigens kent ook het Wetboek van Strafrecht delicten die economisch van aard kunnen zijn, bijvoorbeeld valsheid in geschriften of fraude bij een faillissement. De in deze tabel gepresenteerde cijfers hebben uitsluitend betrekking op misdrijven.

3.1 Milieuhygiënische wetten

Economisch milieudelict, omschreven in artikel 1A van de Wet op de economische delicten. 

3.2 Overige misdrijven Wet op de economische delicten

Overig economisch delict, omschreven in artikel 1 van de Wet op de economische delicten.

4. Opiumwet

De Opiumwet regelt de opsporing, vervolging en berechting van handelingen die te maken hebben met (verboden) drugsbezit en drugshandel. De wet maakt onderscheid tussen misdrijven en overtredingen. Op grond van de Opiumwet geldt een verbod op het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren of aanwezig hebben van middelen die genoemd worden op de zogeheten lijst I (harddrugs) en lijst II (softdrugs). Voorbeelden van de hier bedoelde stoffen zijn cocaïne, heroïne, methadon, morfine, opium en hennep. De in deze tabel gepresenteerde cijfers hebben uitsluitend betrekking op misdrijven.

4.1 Middelenlijst I

Drugsmisdrijf, omschreven in art. 2 Opiumwet. In de middelenlijst I, die behoort bij de Opiumwet, staan alle harddrugs vermeld, waarvan het verboden is om ze (over de grens) te vervoeren, te verhandelen, in bezit te hebben of te vervaardigen.

4.2 Middelenlijst II

Drugsmisdrijf, omschreven in art. 3 Opiumwet. In de middelenlijst II, die behoort bij de Opiumwet, staan alle softdrugs vermeld, waarvan het verboden is om ze (over de grens) te vervoeren, te verhandelen, in bezit te hebben of te vervaardigen.

5. Wet wapens en munitie

De Wet Wapens en Munitie regelt de opsporing, vervolging en berechting van handelingen die te maken hebben met (verboden) wapenbezit en wapenhandel. De wet maakt onderscheid tussen misdrijven en overtredingen. De in deze tabel gepresenteerde cijfers hebben uitsluitend betrekking op misdrijven.

6. Wetboek van Militair Strafrecht

Het Wetboek van Militair Strafrecht regelt de opsporing, vervolging en berechting van delicten (misdrijven en overtredingen), die alleen door militairen kunnen worden gepleegd. Een militair kan een ‘gewoon’ of een ‘militair’ strafbaar feit plegen. ‘Gewone’ strafbare feiten staan in het Wetboek van Strafrecht beschreven, ‘militaire’ strafbare feiten in het Wetboek van Militair Strafrecht. Voorbeelden van militaire strafbare feiten zijn ‘ongeoorloofde afwezigheid’, ‘het niet opvolgen van dienstbevel’, ‘op wacht in slaap vallen’ en ‘dienstweigering’. De in deze tabel gepresenteerde cijfers hebben uitsluitend betrekking op misdrijven.

7. Overige wetten

Algemeen geldt de volgende toelichtende tekst:

Misdrijven, voor zover niet omschreven in het Wetboek van Strafrecht, de Wegenverkeerswet, de Wet op de Economische Delicten, de Opiumwet, de Wet Wapens en Munitie, en het Wetboek van Militair Strafrecht. De in deze tabel gepresenteerde cijfers hebben uitsluitend betrekking op misdrijven.

Voor de Gevangenisstatistiek geldt een afwijkende toelichtende tekst:

Misdrijven, voor zover niet omschreven in het Wetboek van Strafrecht, de Wegenverkeerswet en de Opiumwet. De in deze tabel gepresenteerde cijfers hebben uitsluitend betrekking op misdrijven.

 
2. Wegenverkeerswet

rijden onder invloed (art. 8 )
doorrijden na ongeval (art. 7, lid 1 )
overige misdrijven Wegenverkeerswet:

dood of lichamelijk letsel door schuld (art. 6)
rijden na ontzegging (art. 9, lid 1)
rijden met een ongeldig rijbewijs (art. 9, lid 2)
rijden na invordering rijbewijs (art. 9, lid 4)
rijden na schorsing van geldigheid rijbewijs (art. 9, lid 5)
rijden na (in)vordering rijbewijs (art. 9, lid 7)
joyriding (art. 11)
bemoeilijken herkenning kenteken (art. 41)
opzettelijk onjuiste opgave doen voor het verkrijgen van een kentekenbewijs (art. 51, lid 1)
voorwenden geldig kentekenbewijs (art. 61, lid 1c)
opzettelijk gebruikmaken van een keuringsbewijs (art. 74)
opzettelijk onjuiste opgave doen voor het verkrijgen van een rijbewijs (art. 114)
opzettelijk onjuiste opgave doen voor het verkrijgen van een bromfietscertificaat (art. 138)
rijden na rijverbod (art. 162, lid 3)
weigeren blaastest (art. 163, lid 2)
weigeren medewerking bloedonderzoek (art. 163, lid 6)

3. Wet op de economische delicten

milieuhygiënische wetten
overige misdrijven Wet op de economische delicten

4. Opiumwet

middelenlijst I (art. 2)
middelenlijst II (art. 3)

5. Wet wapens en munitie

6. Wetboek van Militair Strafrecht

7. Overige wetten