Woonterrein
- terrein bebouwd met woongebouwen;
- bij woongebouwen behorende primaire voorzieningen zoals winkels, scholen voor kleuter- en basisonderwijs, bijkantoren van o.a. banken;
- de aan woongebouwen grenzende groenstroken, straten, parkeerplaatsen, grachten smaller dan zes meter, erven, tuinen, trapveldjes en speelplaatsen.
Wanneer woonwijken in bos zijn gesitueerd en er sprake is van een stratenpatroon dan wordt het gehele terrein als woonterrein aangemerkt. Lintbebouwing van overwegend niet-agrarische woningen wordt tot woonterrein gerekend zodra het om minstens vijf woningen gaat met een onderlinge afstand van minder dan vijftig meter. Bij blokbebouwing mag de onderlinge afstand tussen de woningen maximaal honderd meter bedragen. Tot woonterrein worden eveneens gerekend woonwagenkampen (exclusief wrakkenopslagplaatsen > 0,1 ha), woonboothavens, serviceflats, verzorgingstehuizen, studentenhuisvesting en huisvesting voor ziekenhuispersoneel. Terreinen worden pas tot woonterrein gerekend, nadat de woongebouwen zijn opgeleverd.