Voorziening pensioen- en levensverzekering
Met de revisie van juni 2014 is ook de manier waarop het CBS pensioenaanspraken van huishoudens berekent veranderd. Voor de revisie ging het CBS ervan uit dat de totale waarde van de beleggingen van pensioenfondsen de facto toebehoorde aan de huishoudens. Met andere woorden, de totale waarde van deze beleggingen werd geboekt als vordering van de sector huishoudens op de sector pensioenfondsen. Na revisie beschouwt het CBS, conform de EU-richtlijnen, de actuariële verplichtingen (de contante waarde van toekomstige uitkeringen) van een pensioenfonds aan pensioendeelnemers als vordering van huishoudens op de pensioenfondsen. Eventuele overschotten of tekorten van bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen worden beschouwd als onderdeel van het eigen vermogen van de fondsen en overschotten of tekorten van ondernemingspensioenfondsen als een vordering van de werkgever op of een schuld aan het pensioenfonds. Overigens komen deze overschotten en tekorten alleen voor bij de zogenaamde “Defined Benefit”-regelingen. Bij “Defined Contribution”-regelingen zijn de verplichtingen per definitie gelijk aan de waarde van de beleggingen. Slechts een klein deel van de pensioenregelingen in Nederland is gebaseerd op “Defined Contribution”.
De nieuwe zienswijze heeft aanzienlijke gevolgen voor de pensioenaanspraken en daarmee ook voor het financieel vermogen van huishoudens. Bij een dekkingsgraad van bijvoorbeeld 110 procent zijn de beleggingen tien procent meer waard dan de actuariële verplichtingen. In dat geval zijn de aanspraken van huishoudens op pensioenfondsen na revisie dus lager dan voor revisie. Omdat de dekkingsgraden van pensioenfondsen doorgaans boven de 100 procent liggen, is vooral door de nieuwe boekingswijze van de pensioenaanspraken ook het financieel vermogen van huishoudens na de revisie lager dan ervoor. Overigens wordt de dekkingsgraad van de pensioenfondsen door De Nederlandsche Bank gepubliceerd.
De nieuwe registratiewijze betekent ook dat andere factoren dan voorheen invloed hebben op de pensioenaanspraken die huishoudens hebben bij pensioenfondsen. De waarde van de beleggingen wordt vooral beïnvloed door koersontwikkelingen. Voor revisie hadden koersontwikkelingen dus een grote invloed op de in de nationale rekeningen geregistreerde pensioenaanspraken van huishoudens. De actuariële verplichtingen worden daarentegen vooral beïnvloed door de levensverwachting en renteontwikkelingen. Dit laatste komt doordat bij Defined Benefit-regelingen rentestanden worden gebruikt om toekomstige verplichtingen naar de huidige of wel contante waarde om te rekenen. Na de revisie heeft een dalende rente een opwaarts effect op de pensioenaanspraken in de nationale rekeningen en een stijgende rente een neerwaarts effect. Daarnaast heeft een hogere levensverwachting een opwaarts effect. Ook versoberingen en uitbreidingen van pensioenregelingen hebben invloed op de pensioenaanspraken. Een versobering leidt tot een verlaging van de pensioenaanspraken en een uitbreiding tot een toename.