Onderwijsniveau SOI 1978
1. onderwijs aan kleuters;
2. lager onderwijs;
3. voortgezet onderwijs, lagere trap (onder meer mavo en lager beroepsonderwijs);
4. voortgezet onderwijs, hogere trap (onder meer havo, vwo en middelbaar beroepsonderwijs);
5. hoger onderwijs, eerste fase/trap (onder meer hoger beroepsonderwijs en universitair onderwijs (oude stijl) op kandidaatsniveau);
6. hoger onderwijs tweede fase/trap (onder meer universitair onderwijs oude stijl op doctoraalniveau);
7. hoger onderwijs derde trap (tweedefase-opleidingen en daarmee vergelijkbare oudere opleidingen; een nieuw niveau 7, toegevoegd in 1986);
8. niet naar niveau in te delen (verwijderd in 1989).
In navolging van de ISCED heeft het niveau van opleidingen in de SOI 1978 geen betrekking op de onderwijskundige gelijkwaardigheid of maatschappelijke uitwisselbaarheid van opleidingen, maar op de minimum onderwijsloopbaan die gevolgd moet zijn om de opleiding met succes te kunnen volgen. Het onderwijsniveau wil niet meer, maar ook niet minder zijn dan een maat voor de hoeveelheid onderwijs van een opleiding, in samenhang met de nominale duur van de daarbij behorende voorafgaande opleiding. Hiertoe is als maat gekozen de tijd die op basis van voltijdonderwijs aan het volgen van een opleiding moet worden besteed. Het onderwijs is georganiseerd in een volgtijdelijke structuur, d.w.z. dat bepaalde opleidingen pas kunnen worden gevolgd nadat andere opleidingen met succes zijn voltooid. Ook internationaal zijn in deze ladderstructuur van het onderwijs perioden van min of meer vaste duur en gelijke lengte te onderkennen. Het zijn deze perioden, in hun volgtijdelijkheid, die het onderwijsniveau van een opleiding bepalen, dus niet de perioden uit de individuele schoolloopbaan van een persoon.