Consumentenprijsindex (CPI)
Uitgangspunt bij de berekening van de CPI zijn de uitgaven die huishoudens doen. De uitgaven van huishoudens kunnen in de loop van de tijd veranderen, bijvoorbeeld doordat er nieuwe producten op de markt komen of omdat de samenstelling van de bevolking anders wordt. Ook een verandering in het welvaartsniveau kan een ander aankooppatroon tot gevolg hebben. Om deze veranderingen zo goed mogelijk te volgen, wordt het wegingsschema van CPI jaarlijks aangepast.
Deze aankopen worden gedaan uit het netto besteedbaar inkomen, d.w.z. uit het bruto-inkomen minus verplichte afdrachten plus onttrekkingen uit besparingen. Tot de verplichte afdrachten behoren directe belastingen, premies voor de sociale verzekeringen en de basisverzekering voor ziektekosten. De CPI houdt wel rekening met de prijsontwikkeling van overheidsdiensten en met consumptiegebonden belastingen, zoals onroerende zaakbelasting en motorrijtuigenbelasting.
Naast de hierboven genoemde consumentenprijsindex voor alle huishoudens wordt een ‘afgeleide CPI’ berekend. Deze wordt berekend als de gewone index exclusief het effect van veranderingen in de tarieven van de kostprijsverhogende (zgn. indirecte) belastingen en de consumptiegebonden belastingen. Hierbij wordt alleen met het directe effect van tariefsveranderingen rekening gehouden.